"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bijbel NBV21 Standaardeditie met DC

Zondag, 20 maart, 2022

Geschreven door: NBG
Artikel door: Liliane Waanders

De NBV21 als nasla(g)werk

[Column] Dat ik dat dikke boek ooit nog eens van begin tot eind ga lezen, lijkt me onwaarschijnlijk. Ik neem het me weliswaar regelmatig voor, maar eenmaal begonnen, vraag ik me meestal al snel af: waarom? Waarom zou ik de Bijbel – de nieuwste versie: de NBV21, en dan de literaire editie: die waarin ook alle apocriefe boeken zijn opgenomen en de tekst niet in twee kolommen maar over de hele breedte van de pagina is afgedrukt, telt 2257 bladzijden – van Genesis tot Openbaring van Johannes lezen.
Een goede reden zou zijn: van veel verhalen ken ik eigenlijk alleen het uittreksel (of de versie die mij in mijn kleutertijd is voorgeschoteld). Een tweede goede reden: nagaan of het geheel meer is dan de som van de afzonderlijke delen. Een derde: de Bijbel is een bron (van inspiratie) voor wie literatuur bedrijft.

Het kwam er dus nog niet van, en dat is niet omdat ik een hekel heb aan dikke boeken: voor 5500 bladzijden De Bijbel voor ongelovigen van Guus Kuijer las ik alsof het een gewoon boek was (en dat waren ook 1288 bladzijden, Guus Kuijer beperkte zich tot het Oude Testament: ‘in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’. Johann Wolfgang von Goethe schreef het al.)

Deze week werd ik er tot twee keer toe mee geconfronteerd dat ik de Bijbel niet (meer) tot in de kleinste details paraat had. Jonathan Griffioen gaf zijn bundel De (t)huiszittergod een motto mee:

‘Er voer een geest in mij die me weer op deed staan, en de HEER zei tegen mij: “Mensenkind, ga naar binnen, sluit je op in je huis.”’

Boekenkrant

Onmiskenbaar, vanwege dat ‘Mensenkind’, Ezechiël (ik heb vaak voorgelezen uit Ezechiël: het hoofdstuk over het dal vol beenderen – Ezechiël 37 – is één van mijn favoriete passages uit de Bijbel).
En toch twijfelde ik even: ‘Mensenkind, ga naar binnen, sluit je op in je huis’ slaat zo nadrukkelijk op wat de mensheid nu doormaakt én (daarmee ook) op de inhoud van de gedichten in De (t)huiszittergod – waarin de muren afkomen op een ‘ik’ die opgesloten op zichzelf en de beelden die uit zijn binnenste boven komen borrelen aangewezen is, waardoor het zo goed als onmogelijk is om te ontsnappen aan de waanzin – dat ik even dacht dat Jonathan Griffioen de Bijbel naar zijn hand had gezet.

Niet dus. Het staat er echt (Ezechiël 3:24, de bronvermelding klopt natuurlijk gewoon).

Daarna las ik Roerige tijden van Ingrid Winterbach, waarin nogal wat walvissen hun opwachting maken. En dan kan Jona(s) natuurlijk niet ontbreken. Dat weet het personage Magrieta Prinsloo, zoöloge van professie met een bijzondere interesse voor de wordingsgeschiedenis van de regenworm, ook.
(Alhoewel… het is al heel lang geleden dat Jona(s) door een walvis werd opgeslokt en uitgebraakt. Al een aantal Bijbelvertalingen lang gaat het over een grote vis van een niet nader genoemde soort. Misschien is er zelfs wel nooit sprake geweest van een walvis; het – cetus – had ook een zeemonster kunnen zijn.
Dat het in elk geval in de nieuwste Bijbelvertalingen om een grote vis gaat, maakt voor de lezers van Roerige tijden nu misschien nog niet uit, maar er komt een tijd dat het verband tussen Jona(s) en de wallevis lezers volkomen vreemd zal zijn.)

Om mijn geheugen op te frissen – hoe zit het ook alweer precies met walvissen in combinatie met demonstrerende hoeren en een stad in verval – moet ik toch weer naar de Bijbel grijpen.
Jona kun je eigenlijk nauwelijks een boek noemen, het zijn maar een paar pagina’s. Nineve blijft ondanks en daarna dankzij Jona gespaard, maar gaat in een volgende Bijbelboek alsnog met donder en geweld ten onder. Hoer slaat in dit geval op de stad.
(Er komen behalve Bijbelse beesten ook dieren met een evolutionaire staat van dienst voor in Roerige tijden. Gelukkig heb ik wel eens trilobieten en anomalocarissen geknutseld en hangt er een tekening van een opabinia in de slaapkamer, dus ik weet waar Ingrid Winterbach het over heeft als het over de Burgess Shale gaat.)

Het kan, dat blijkt maar weer, tijdens het lezen van hedendaagse literatuur geen kwaad om een Bijbel bij de hand te hebben. En als je dan toch aan het bladeren bent, is het heel verleidelijk om – nadat je gevonden hebt wat je zocht – toch nog even vrijblijvend verder te lezen. Want waar je de Bijbel ook openslaat, de kans is groot dat je midden in een lezenswaardig verhaal belandt.
De Bijbel zal voor mij weliswaar nooit een gewoon boek worden, daarvoor ben ik te katholiek opgevoed, maar dat boek is ook weer niet zo heilig dat ik het niet op zijn literaire merites kan beoordelen. En dan gebiedt de eerlijkheid te verkondigen dat de Bijbel, en de NBV21 dus ook, veel meer is dan een nasla(g)werk.

Eerder verschenen in Bazarow Magazine