"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De nieuwe stilte

Donderdag, 29 oktober, 2020

Geschreven door: Lander Deweer, Jan Swerts
Artikel door: Marnix Verplancke

Stilte kan ook stoer zijn

Journalist Lander Deweer en componist en pianist Jan Swerts schreven een boek over de stilte. “Stilte is geen luxe,” zeggen ze, “Het is een noodaak voor ons allemaal.”

[Dubbelinterview] “Hoor je? Daar is hij,” zegt Lander Deweer met een lichte verslagenheid in de stem, “En dat gaat zo een paar keer per dag, iedere dag opnieuw.” In de verte hoor ik het steeds luider wordende en dichterbij komende geknetter van een bromfiets. Het aantal decibels schiet de hoogte in en wanneer hij ter hoogte is van de tuin van Deweer hebben we alle drie de neiging onze vingers in de oren te stoppen.

Alle drie inderdaad, want ook de Limburgse pianist en maker van neoklassieke muziek Jan Swerts is afgezakt naar de Oudenaardse deelgemeente Volkegem waar Deweer woont, een plaatje van een plaatsje, waar wandelend Vlaanderen tijdens het weekend zijn hart ophaalt. Maar ook gemotoriseerd Vlaanderen, zoals Deweer opmerkt: “Zijn het geen colonnes motorfietsen of oldtimers, dan zijn het wel afgedankte legervoertuigen. En dat terwijl ik hier ben komen wonen voor de stilte.”

Stilte is een schaars goed geworden waren Deweer en Swerts het een paar jaar geleden volmondig met elkaar eens, een goed ook dat we moeten koesteren aangezien er aan lawaai serieuze gezondheidsrisico’s verbonden zijn. Jaarlijks sterven er in West-Europa 10.000 mensen aan, berekende de WHO, en gaan er niet minder dan een miljoen gezonde levensjaren door verloren. En dus vatten de twee mannen die al jaren vrienden zijn en eerder al publiceerden over Swerts’ zoon die het Syndroom van Tourette heeft, het plan op om een boek te schrijven over stilte. “Het grootste deel van de tijd maakt hij lawaai,” vertelt Swerts over zijn zoon, “Zelf heb ik het syndroom van Asperger, waardoor ik naar stilte snak. Wij zijn dus geen makkelijke combinatie. Als ik echt nood heb aan een decompressiemoment, gewoon om even weg van het lawaai te zijn, ga ik naar Les Dolimarts, in Bohan, in het zuiden van de provincie Namen. Het is een voormalig bungalowpark van de Socialistische Mutualiteiten dat aangekocht werd door de overheid om er asielzoekers in onder te brengen. Dat is echter nooit gebeurd, en nu is het helemaal overwoekerd door de natuur. Het was de stilste plek die ik toen kende en Lander en ik zijn er gaan wandelen en overleggen.” Zo ontstond De nieuwe stilte, geboren uit frustratie, maar tezelfdertijd vol goede moed vooruitkijkend naar een nieuwe, stillere toekomst.

Boekenkrant

“De intensiteit, de gesprekken en de stiltes die je tijdens een wandeling met elkaar deelt, bereik je naar mijn aanvoelen nergens anders; zelfs vijf uur aan een toog haalt het niet bij een uurtje in de velden of het bos,” schrijven Deweer en Swerts in hun boek. Daarom gaan we wandelen en laten we het onder de pittoreske kerktoren van Volkegem gelegen café Den Obus wijselijk links liggen, ook al worden we vanop het terras door een aantal rokers aangemaand toch maar iets te komen drinken. “De klassieke vergelijking die altijd gemaakt wordt is die met roken,” steekt Swerts van wal, “Vroeger was je een ongelooflijke zagevent wanneer je durfde te zeggen dat je roken vies en ongezond vond. Toen ik als tiener naar fuiven ging en durfde op te merken dat die rook in mijn kleren kroop en ik die vond stinken, kreeg ik te horen dat ik dan maar buiten moest gaan staan. Dat is heel snel gekanteld. Wie vroegere roken irritant vond was een paria, terwijl vandaag de rokers de paria’s zijn. Zo’n shift moeten we ook op het vlak van lawaai teweegbrengen. Ik kan bijzonder misantropisch worden als ik te veel mensen zie, niet omwille van die mensen zelf, maar wel omdat ze zoveel lawaai maken. Wanneer je vraagtekens plaatst bij dat lawaai ben je een verzuurde burger. Stilte heeft heel weinig recht. Er geldt daarentegen een heel stevig in zijn schoenen staand recht op lawaai maken. Wanneer je daar even over nadenkt, merk je dat dit een heel rare wanverhouding is. Opkomen voor het milieu wordt gezien als links, terwijl iets willen doen aan het lawaai geïnterpreteerd wordt als iets repressiefs en dus rechts. Dan ben je intolerant. ”

Deweer: “Het gaat zelfs zo ver dat je overvallen wordt door een schaamtegevoel wanneer je bekent dat je op zoek bent naar stilte in je leven. Dan word je algauw weggezet als een zacht eitje. Mensen associëren stilte met chakra’s, wierook, potpourri, bomen knuffelen en aromatherapie, en op zich mogen die zaken er zijn, maar dat is niet waar Jan en ik naar op zoek zijn. Wij willen een nieuw narratief rond stilte creëren, dat zegt dat stilte ook stoer kan zijn. Geen lawaai maken kan net zo stoer zijn als geen vlees eten of geen alcohol drinken. Stilte is immers geen luxe. Het is een noodzaak voor ons allemaal.”

Swerts: “Evolutionair gezien zijn we op bijzonder korte tijd veranderd van een volkomen stil tot een bijzonder luidruchtig wezen. Ons brein is natuurlijk niet zo snel geëvolueerd. Dat associeert lawaai nog steeds met gevaar, zoals dat vroeger was, waardoor we onbewust in een soort vluchtmodus terechtkomen, met stress als gevolg. Wanneer het lawaai niet meer ophoudt worden we dat niet gewoon, maar neemt de stress hand over hand toe, wat natuurlijk bijzonder ongezond is.”

Deweer: “Dat gaat ook door terwijl je slaapt. Ons lichaam reageert altijd, of we er ons van bewust zijn of niet. Zodra onze slaap verstoord wordt, en dat kan bijvoorbeeld door zoiets onschuldigs zijn als een overkomend vliegtuig, een passerende goederentrein of een deur die in het slot valt, maakt ons lichaam stresshormonen aan. Die verhoogde aanmaak leidt tot een hele waslijst ziektes, zoals obesitas, diabetes, psychische aandoeningen, hart- en vaatziekten en bepaalde kankers. Ook de herwaardering van onze slaap hangt dus samen met stilte.”

Maar waarom reageren we dan nog zo coulant op lawaai?

Swerts: “Omdat lawaai fysiek minder invasief is dan zoiets als roken bijvoorbeeld. Als je nu lawaai hoort, hoor je dat morgenochtend niet meer, terwijl de rook van vandaag morgen nog wel in je kleren zal zitten.”

Deweer: “En je ‘ziet’ lawaai ook niet. Daarom was ik zo gelukkig dat in Parijs Bruitparif is opgestart, dat op honderden plaatsen in de stad constant het geluid meet en zichtbaar maakt op je computerscherm. Als er daar een lawaaierige brommer passeert, verandert de groene bol in een paars vijfhoekje, wat op geluidsoverlast wijst. Er wordt ook een foto gemaakt van de brommer, en hopelijk krijgt de eigenaar die binnenkort ook in de bus, met daarbij een uitleg van wat zijn lawaai teweegbrengt. Ik ging praten met Hans Bruyninckx, de Belgische directeur van het Europees Milieuagentschap die me vertelde dat er op het allerhoogste Europese niveau nooit een woord over lawaai wordt gezegd. Maar op het niveau van de steden dan weer wel. Geluid is per definitie lokaal en gedecentraliseerd. Oslo en Parijs zijn goede voorbeelden van steden die iets aan de lawaaivervuiling willen doen, maar ook Brussel, Antwerpen en Gent. Er is natuurlijk nog veel meer sense of urgency nodig. Veel onderzoekers voorspellen dat we over tien jaar over lawaaivervuiling zullen praten zoals we dat vandaag over luchtvervuiling doen.”

Swerts: “Er is meer concretisering nodig. Een tijdje geleden was ik op familiebezoek, tijdens het carnaval in Tongeren. Ik weet niet hoeveel decibel zo’n carnavalwagen maakt, maar het kan alleszins niet goed zijn dat die op een paar meter van kinderen passeert. Ik denk niet dat er veel ouders waren die tegen hun kinderen zeiden dat ze moesten oppassen voor het lawaai, maar wellicht wel dat ze moesten oppassen voor de auto’s. Het overheersende idee is nog steeds dat plezier niet kan zonder lawaai, want stilte is gênant.  Ik vind dat een heel vreemde koppelverkoop. Mensen vervelen zich wanneer ze stil zijn. Dat is nog steeds een heel sterke overtuiging. Dat stilte iets kan zijn voor fijne momenten, vinden sommigen nog steeds vreemd. Dat is iets voor een koppel dat al heel lang samen is, denken ze dan.”

Deweer: “Tijdens de lockdown hebben veel mensen ondervonden hoe fijn stilte wel kan zijn, hoe heerlijk het is wanneer het geraas van auto’s en vliegtuigen ophoudt.”

Swerts: We hebben heel wat gediscussieerd over de titel van het boek. Ik vond ‘De laatste stilte’ heel mooi omdat je dan het gevoel krijgt dat stilte bijna aan het uitsterven is. Uiteindelijk werd het toch ‘De nieuwe stilte’, om er iets hoopvols en utopisch aan te geven. Ik denk dat de coronacrisis beide facetten van de stilte heeft getoond. Ze heeft ons een crash course gegeven in stilte, met steden zonder lawaai. Het waren bijna zombiesteden. Ik vond dat fantastisch. Maar degenen die verslaafd waren aan lawaai vonden het wellicht een verschrikkelijke periode. Zag je hoe Delhaize begin deze maand campagne voerde? ‘Augustus is inhaalmaand’. In de krant stond dat het toerisme herleefde. Misschien zal het na corona nog harder gaan dan ervoor, vrees ik wel eens.”

Deweer: “Misschien zal dat op individueel vlak wel zo zijn, maar ik denk dat corona op structureel niveau wel iets zal veranderen. Het heeft veel plannen die al in de pijplijn zaten versneld. Kijk bijvoorbeeld naar Brussel waar men beslist heeft om veertig kilometer extra fietspaden aan te leggen. In Parijs raakt burgemeester Anne Hidalgo met een grote meerderheid herverkozen met haar idee van een 15 minuten-stad waarin je als burger alles wat je nodig hebt in en straal van een kwartier verplaatsing met openbaar vervoer of fiets kan vinden. Mensen hebben op korte tijd ingezien dat een stad leefbaarder is zonder auto’s. Hidalgo stelde expliciet lawaai gelijk aan vervuiling. Ik denk dat corona in die zin als een bewustmaker heeft gewerkt en dat veel stadsbesturen nu beslissingen durven nemen die op lange termijn voor meer stilte zullen zorgen.”

Nadat we een tijdje in stilte verder gewandeld hebben, af en toe halt houden om naar de ondergaande zon te kijken, of naar de paarden in de wei, zegt Jan Swerts opeens dat ze in feite geen boek wilden maken over de stilte, maar wel over de wijze waarop neoklassieke componisten als Ólafur Arnalds, Max Richter en wijlen Johann Johannsson in hun muziek op zoek gaan naar de stilte, net zoals Swerts zelf ook trouwens. Het lijkt wel alsof zij de grens aftasten waar de muziek stopt en de stilte begint. Maar algauw ontdekten ze dat dit toch eerder marketing was dan realiteit. Dat Arnalds op Werchter speelde, zei in feite alles. Ook al bracht hij stille muziek, zijn entourage maakte enorm veel lawaai. “Arnalds was de eerste neoklassieke componist die we interviewden voor het boek,” herinnert Deweer zich. “Hij noemde neoklassiek een anarchistische beweging tegen de almacht van het lawaai. Wij zaten allebei te glunderen op onze stoel omdat hij zei wat wij dachten. Maar toen we een beetje verder gingen vragen, bleek dat toch niet veel meer te zijn dan een slogan die lekker bekt. Al die neoklassieke muzikanten leiden een hectisch leven en brengen heel veel lawaai met zich mee. Misschien moeten we Stef Bos in gedachten houden die zei dat als je echte stilte wil, je beter gewoon geen muziek maakt.”

Swerts: “Ik ken wel wat mensen die een heel druk leven leiden en neoklassieke muziek gebruiken als een soort pilletje tegen het lawaai en de stress. Even een stukje ‘peaceful piano’ en dan zal ik het wel redden. In plaats van de symptomen te behandelen. Gooi je verzameling neoklassieke muziek maar in de prullenmand en ga iedere dag een uurtje in de velden wandelen, denk ik dan. Dat is een veel betere remedie tegen de stress en het lawaai. Stille en minder vervuilende auto’s gaan er volgens mij toe leiden dat we ze nog meer gaan gebruiken, terwijl we ons natuurlijk gewoon minder moeten gaan verplaatsen in de toekomst. Ga eens een uurtje over een kerkhof wandelen. Dat is pas rustgevend en verstillend, dan heb je echt geen neoklassieke muziek meer nodig. Verveling en luiheid, dat moeten we vandaag promoten.”

En dus werd het een ander boek, waarin neoklassieke muziek nog steeds een rol speelt, maar waarin de stilte in al haar facetten centraal staat. “Mensen zijn bang voor de stilte,” legt Swerts uit, “En daar heeft ook de neoklassieke muziek onder te lijden. Toen ik mijn eerste plaat had gemaakt, keken een aantal familieleden mij vol medelijden aan terwijl ze zeiden: ‘Ben je depressief, Jan?’ Neoklassiek is suïcidale muziek. En voor veel mensen gaat dat ook samen, introspectie en zelfmoord. Naar binnen kijken vinden we vandaag raar.”

Deweer: “Stilte geeft veel mensen inderdaad een ongemakkelijk gevoel en confronteert hen met hun sterfelijkheid. Eenzame mensen snakken niet naar neoklassieke muziek, die snakken naar verbinding en menselijk contact. We moeten daar realistisch in zijn, neoklassiek is iets voor een bepaalde vaak blanke en welgestelde middenklasse. Die mensen hebben het geld om zich stilte te kunnen veroorloven. Dat merk je wanneer je naar een neoklassiek concert gaat, maar dat merk je ook wanneer je een stille stofzuiger koopt of een verblijf boekt in een silent retreat. Dat kost geld. Net zoals bij de klimaatverandering zie je dat de mensen die er het minst aan kunnen doen de eerste slachtoffers zijn, vaak arme mensen dus. In Frankrijk heeft men daar onderzoek naar gedaan en daaruit bleek dat mensen die dicht bij de luchthaven Charles de Gaulle wonen tot drie jaar minder lang leven door het lawaai. Maar wie woont daar? Mensen die zich geen beter appartement kunnen veroorloven. Zij zijn het slachtoffer van de rijken die om de haverklap het vliegtuig denken te moeten nemen.”

Swerts: “Maar ook op dat vlak groeit de bewustwording. Wanneer je vandaag naar een winkel trekt om een stofzuiger te kopen zie je dat bij ieder toestel vermeld staat hoeveel decibel het maakt. Dat was een paar jaar geleden nog ondenkbaar. Als je vroeger een fuifzaal uitkwam en de muziek had heel luid gestaan, dan vond je de stilte zalig. Wanneer je nu een stille stofzuiger koopt heb je hetzelfde gevoel. Waarom heb ik al die tijd zo’n lawaaierig toestel gehad, vraag je je dan opeens af. Je kent het beeld van de kikker dat Al Gore ook al gebruikte in An Inconvenient Truth? Wanneer je die in een pan heet water gooit, springt hij er meteen weer uit. Zet hem echter in een pan koud water en warm die geleidelijk aan op, dan blijft hij zitten tot hij sterft. Zo is dat ook met ons. Onze wereld is geleidelijk aan luider en luider geworden en als je er iemand van een eeuw geleden in zou droppen, zou hij wellicht meteen op de loop gaan.”

Deweer: “Tenzij je toen in een of andere lawaaierige fabriek werkte natuurlijk en in een straat woonde waar om de haverklap een paardenkar over de kasseien dokkerde. We mogen daar toch ook niet te romantisch over doen en denken dat het vroeger allemaal rust en stilte was. Onze hang naar stilte is zeker niet nieuw. Seneca klaagde al over het al te luidruchtige badhuis onder zijn appartement. Proust, Kafka, Baudelaire en Schopenhauer, ze klaagden steen en been over het lawaai. Iedere maatschappelijke versnelling brengt een hang naar verstilling met zich mee. Verstedelijking zorgt over het algemeen voor een toename van het lawaai. Als je dan weet dat in de toekomst wellicht zestig procent van de wereldbevolking in een stad zal wonen, zie je meteen dat zorg om de stilte belangrijk is.”

Wanneer ik even later vraag of ze een ultieme stilte-ervaring hebben, komt er een hele tijd niets. “We zijn niet op zoek naar absolute stilte,” steekt Deweer uiteindelijk van wal. “Ik heb ooit in een stiltekamer gezeten, waar je helemaal niets van buitenaf hoort en alleen je eigen lichaam, en dat is om gek van te worden. De natuurlijke muzak, zoals we die nu tijdens de wandeling beleven, wind, vogels en in het beste geval in de verte een kabbelend beekje, dat is stilte. Zelfs interactie met mensen kan daarbij horen. Voor mij hangt stilte samen met wandelen, lopen of lezen, en alleen zijn natuurlijk.”

Is dat een voorwaarde, alleen zijn?

Deweer: “Mijn vriendin en ik kunnen perfect samen stil zijn. Als ik met Jan ga wandelen, kunnen wij ook perfect stil zijn. Maar een beetje allenig zijn is meestal wel de beste manier om stilte te ervaren, en dan vooral in de natuur. John Muir, de vader van de Amerikaanse nationale parken zei het al: naar buiten gaan is een manier om naar binnen te gaan. En dan ben je toch best alleen. Maar ook dat lijken we een beetje verleerd te zijn. Alsof we er bang voor zijn. Je bent een paria of een zielenpoot, een loser gewoon, die het allemaal niet goed begrepen heeft. Terwijl er niets zaligers is dan alleen zijn. Net door regelmatig alleen te zijn ga je ook beter de waarde van een ontmoeting beseffen.”

Swerts: “Vraag aan honderd mensen wat hun ultieme stilte-ervaring is en ik vermoed dat de meesten terug zullen grijpen naar hun jeugd of kindertijd.”

Deweer: “Voor mij was dat strips lezen op de zolder bij mijn grootouders. Daar werd het fundament gegoten voor mijn latere leven.”

Swerts: “Voor mij Brustem, het kleine dorp bij Sint-Truiden waar mijn bomma woonde. Ik had daar in mijn jeugd een soort Witte-van-Sichemgevoel. Het was een vierkantshoeve met hooizolders en tractors. Daarnaast lagen grote boomgaarden met krieken en kersen. Ik kon daar urenlang rondzwerven en het enige dat er te horen viel, was om het half uur de kerkklok en het loeien van de koeien in de verte. Vandaag moet je de stilte echt gaan zoeken, waardoor ze wat gekunsteld over kan komen. En als je dan toch een stil plekje vindt, stikt het er van de mensen die net als jij de stilte zoeken, waardoor die natuurlijk ook weer weg is. Weet je wat mijn favoriete stilteplek is? Die stoel bij de platenspeler waar je gewoon naar muziek luistert. Niemand luistert nog echt naar muziek, valt me steeds vaker op.  Die dient meestal als behang op de achtergrond. Terwijl je in feite in je eentje naast je platenspeler zou moeten zitten en gewoon luisteren, niet anders dan dat.”

Inmiddels is het donker en leggen we de laatste kilometers af naar het huis van Lander Deweer. “Zie je die wei hier,” zegt hij terwijl we een paar koeien passeren, “hier wordt ieder jaar een motorcross gehouden. Een heel weekend lang geronk en geknetter, maar omwille van corona is het dit jaar afgelast.” En dus staan we in stilte naar de maan te kijken die haar vaalwitte licht over het landschap uitspreidt. Opeens valt mijn oog op een glimwormpje en herinner ik me die zin uit het boek van Deweer en Swerts: “Al wandelend wordt het leven tot zijn essentie gereduceerd.”

Eerder verschenen in De Morgen