"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De omweg naar Paaseiland

Zaterdag, 25 maart, 2017

Geschreven door: Gerrit Jan Zwier
Artikel door: Monique van Gaal

Reizen, daar is moed voor nodig

[Recensie] Reisverhalen, ik ben er dol op. Van mij krijgt een reisboek doorgaans sowieso al drie sterren, gewoon vanwege het simpele feit dat het verhaal over een reis gaat. Nooit eerder had ik iets van Gerrit Jan Zwier (1947) gelezen. Toch heeft deze antropoloog en geograaf al een flink aantal reisboeken op de markt gebracht, met name over zijn tochten door noordelijke oorden als IJsland, Noorwegen en Zweden. In De omweg naar Paaseiland echter, keert hij het noorden de rug toe. En dat niet alleen: hij gaat op stap met een voor hem onbekende reisgenoot.

“Deze reis is in alle opzichten een experiment. Niet alleen wijk ik op een haast onverantwoorde wijze af van mijn normale koers – Go North, Young Man! –, maar ik laat mij ook nog eens vergezellen van iemand die ik nauwelijks ken.”

En daarmee stuit ik al direct op mijn eerste bedenking over dit boek. Waarom ging Zwier niet lekker alleen op reis? Fijn hebben hij en Lampe (Marcel Schaap) het niet samen. Zwier ergert zich dikwijls aan zijn reisgenoot, die een groot fan van Zwier zou zijn. Zwier vertrouwt hem voor geen cent en verdenkt hem ervan stiekem aan een eigen boek te werken. Zwier stoort zich eraan dat Lampe voortdurend contact houdt met zijn gezin in Friesland. Als een onhebbelijke reispartner oordeelt hij dat het “veel beter is om na terugkeer pas over je ervaringen te vertellen, niet tijdens de reis.”

“’Daar achter de horizon ligt Pitcairn,’ zeg ik tegen Lampe als we teruglopen, met mijn hand gebarend naar het onmetelijk grote blauwe wateroppervlak achter de eilandjes. Mijn opmerking slaat dood als tegen een muur van graniet.”

Boekenkrant

Akkoord, Zwier komt enigszins over als een bangige en paranoïde reiziger, en dat is misschien de verklaring voor zijn keuze om niet alleen te reizen. Het begint al in het vliegtuig naar Chili, wanneer hij opmerkt over zijn medepassagiers: “Geen moment denken ze aan het toestel dat enkele jaren geleden uit Rio de Janeiro vertrok en nooit in Parijs zou aankomen”, om vervolgens mee te delen: “Vliegangst. Daar heb ik gelukkig geen last van.” De lezer weet inmiddels wel beter.

Enfin, het reisverhaal kan beginnen en ik zit er klaar voor. Maar wat schets mijn verbazing? Zwier geniet helemaal niet van zijn reis! Allereerst staat een boottocht langs de kust van Patagonië op het programma. Dat blijkt flink afzien: “Er zijn geen zwerfhonden aan boord, en daarmee is helaas het enige positieve punt al genoemd.” Geklaag over het eten, het weer en het te kleine ‘hutje’ volgt. Voor een bezoek aan het prachtige nationale park Torres del Paine weet Zwier de lezer nauwelijks te enthousiasmeren, en ook “het historische en literaire Vuurland is interessanter dan de barre werkelijkheid.” Heel fijn dat een schrijver eerlijk is over zijn bevindingen, maar een beetje meer lol in de reis had ik toch wel verwacht.

Zijn eigen reisverslag voorziet Zwier ruimschoots van geleende avonturen, van reizigers die hem voorgingen. Thor Heyerdahl, Boudewijn Büch, Henk de Velde, Jacob Roggeveen, Slauerhoff, Katherine Routledge, etc. Ja, zelfs Oom Dagobert en Suske en Wiske passeren de revue. Jammer dat Zwier zich niet wat meer toelegt op zijn eigen relaas, hoe negatief dat ook is. Hij citeert er lustig op los en mijmert voortdurend over de belevenissen van anderen. Zoveel namen van mensen die direct of indirect met Paaseiland en zijn mysterieuze beelden van doen hebben komen voorbij, dat het mij serieus een beetje begint te duizelen.

Dan lees ik ineens: “Het is al een avontuur om het dorp [Hangaroa] te voet te verkennen”, en ik veer op in mijn stoel. “Ons eerste uitstapje gaat naar de woest schuimende zuidkust.” Zwiers eigen Paaseiland-avonturen gaan nu toch echt beginnen! Maar Zwier is een lezer, en geen prater. Met de lokale bevolking legt hij nauwelijks tot geen contact, dit tot verbazing van Lampe. “Wat mij vooral verrast, is dat hij [Lampe] opeens met derden contact wil leggen”, zegt Zwier. Nee, Zwier gelooft het allemaal wel, geen zin in een praatje met een eilandbewoner. Hij spreekt immers toch geen Spaans, is zijn argument. Ook het alom beschreven diefachtige karakter van de Paaseilander baart hem zorgen: “Enigszins bezorgd laat ik mijn bagage in de kamer achter.”

We krijgen een nog beter beeld van Zwier, wanneer hij zijn favoriete cultuurfilosoof, Ton Lemaire, citeert: “Reizen is natuurlijk ‘een verschrikking voor het bewustzijn’.” En zelf doet Zwier er nog een schepje bovenop: “Maar ook een teken van kracht: er is moed voor nodig”. En dat zijn nou precies de woorden die De omweg naar Paaseiland kenmerken. De inspanning die Zwier heeft moeten leveren moet enorm zijn geweest.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.