"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De ontdekking van de natuur

Maandag, 15 maart, 2021

Geschreven door: Jan Luiten van Zanden, Thomas van Goethem, Rob Lenders, Joop Schaminée
Artikel door: Cyril Lansink

De ontwikkeling van biodiversiteit in Nederland van ijstijd tot 21ste eeuw

[Recensie] De wolf is terug in Nederland! Dat er voor deze grote predator kennelijk weer een leven is in onze bossen is een indicatie dat het met onze natuur niet in alle opzichten beroerd gesteld is. Ook andere dieren hebben sinds een aantal jaren de weg naar ons land weer gevonden: de zeearend, de kraanvogel, de bever en de otter blijken na lange afwezigheid hier weer te aarden en zich goed te kunnen handhaven. Natuurherstel en -ontwikkeling werpen hun vruchten af.

Maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Het succes van sommige fotogenieke en tot de verbeelding sprekende soorten vindt zijn tegenhanger in onrustbarende ontwikkelingen bij andere minder in het oog springende levende wezens. De afname in het aantal graslandvlinders, 80 procent in honderd jaar, is daarvan een voorbeeld. Van de bijen is een derde van alle soorten – bijna honderd – uit het Nederlandse landschap verdwenen. En dit zijn dan nog maar de bekendste van de insecten, waarvan de populaties in hoog tempo achteruitgaan.

Hoe goed of slecht het gaat met de natuur in Nederland en met de biodiversiteit in het bijzonder is dan ook deels een kwestie van perspectief. Waar kijk je naar? Naar welke soortgroepen, naar welke landschappen en habitattypen? Wat is de referentie? Welk ‘moment’ in de geschiedenis neem je als vergelijkingspunt om te beoordelen hoe het er nu voor staat?    

In De ontdekking van de natuur hebben vier auteurs vanuit verschillende universitaire disciplines de handen ineengeslagen om verreikende en verrijkende antwoorden op deze vragen te geven.

Yoga Magazine

Verreikend inderdaad: het boek bespreekt de toestand van de natuur (in Nederland) vanaf dat de eerste mensen zich na de laatste ijstijd, zo’n 12.000 jaar geleden, in onze streken vestigden. Eén conclusie is daarbij duidelijk: in de wisselwerking tussen de Homo Sapiens en de natuur komt de laatste er in zijn algemeenheid bekaaid van af. Het ‘succes’ van onze soort is ten koste gegaan van vele andere soorten leven – in flora en fauna. Dominantie van de mens, degradatie van de natuur en een dramatisch verlies van biodiversiteit – dat vormt de globale lijn doorheen de hele geschiedenis.

Maar het verhaal van die wisselwerking is veel rijker dan zo’n lijn suggereert. Aan de hand van de belangrijkste stappen die de mens in de geschiedenis heeft gezet – van ‘jager-verzamelaar’ naar ‘landbouwer’ naar ‘handelaar’ en ‘industrieel’ – vertelt het boek een verrassend genuanceerd en gevarieerd verhaal van de Nederlandse natuur zoals die zich sinds duizenden jaren heeft ontwikkeld, ten kwade maar ook soms ten goede. Leidraad in dit verhaal is de bepalende rol die de mens in die ontwikkeling heeft gespeeld (en nog steeds speelt). Natuur is eerst en vooral door de mens en zijn cultuur bemiddelde natuur. In een klein land als het onze waarin van oudsher met de ruimte is gewoekerd, is die bemiddeling altijd zeer intensief geweest.

Intensief maar niet per se negatief. De rijkdom van de halfnatuur luidt de titel van het lange hoofdstuk dat de periode 1300-1800 beslaat, de tijd dat het typische Nederlandse cultuurlandschap ontstond, met zijn verscheidenheid aan habitatstypen, zoals de akkers, de weiden, de hei, het veen, het rivierengebied, de duinen en de bossen, die een relatief grote biodiversiteit garandeerde. Van overexploitatie was in die tijd nog nauwelijks sprake, de ecologische systemen  bleven redelijk in balans. Economische bedrijvigheid en natuurwaarden beten elkaar niet, ook al omdat in die vijf eeuwen de bevolkingsdruk maar heel langzaam toenam.

Pas vanaf de 19de eeuw gaat het als gevolg van het productivistische denken, het industrialisatieproces, de grote bevolkingstoename en de intensivering van de landbouw steil bergafwaarts met de biodiversiteit. De totale daling vanaf 1850 moet worden geschat op misschien wel 70 tot 80 procent. Onthutsende cijfers.

In een door fossiele brandstoffen gedreven groei-economie is er voor de natuur dan ook steeds minder plaats. Of ook: de natuur heeft alleen waarde voor zover ze geëxploiteerd kan worden. In de B.V. Nederland is de kip meer waard dan de grutto, koesteren we het varken en niet de korenwolf. En noemen we onkruid wat geen gewas is en zijn we insecten gaan beschouwen als ongedierte dat je met insecticiden moet bestrijden.

De verregaande economisering van het landschap heeft tot een verschraling en kaalslag van de natuur geleid. De samenvatting van de auteurs klinkt dan ook als een laatste waarschuwing: “Door vermesting, verdroging, verzuring en versnippering dreigt het unieke Nederlandse cultuurlandschap, met op korte afstand een grote verscheidenheid aan levensgemeenschappen en soorten op grote schaal te verdwijnen.”

Maar ook daarmee is niet het hele verhaal verteld. De paradox is dat juist in de afgelopen eeuw dat de natuur het het zwaarst te verduren heeft gekregen ook de natuur als natuur is ontdekt, de natuur die niet ten dienste staat van de mens, maar die een intrinsieke waarde heeft en in die hoedanigheid beschermd moet worden.

Juist in Nederland waarin het beslag op de natuur zo groot is en de biodiversiteit voortdurend onder druk staat vanwege de altijd luid klinkende (landbouw-)economische imperatieven is de tegenbeweging die zich sterk maakt voor natuurherstel opvallend actief en invloedrijk. Er is geen land waar relatief zoveel mensen zijn aangesloten bij natuurorganisaties. De aantasting van de natuur heeft het natuurbewustzijn vergroot en dat heeft zich in beleid vertaald. Ging het eerst om natuurbescherming – behouden wat er nog is –, tegenwoordig is natuurontwikkeling – het begeleiden en manipuleren van processen om zo natuur tot stand te brengen – de overkoepelende term waarmee wordt gepoogd de negatieve trends in de biodiversiteitsindexen om te buigen. Natuurgebieden worden met elkaar verbonden, ecoducten aangelegd, grote grazers uitgezet, veehouders gesubsidieerd om hun weilanden vogelvriendelijker te maken, verdwenen soorten teruggeplant, duinvalleien ‘vernat’ en kwalijke milieu-effecten van grote infrastructurele projecten elders met ‘nieuwe natuur’ gecompenseerd. Als grootste project van deze 21ste-eeuwse natuurdomesticatie kan de ‘nieuwe wildernis’ van de Oostvaardersplassen gelden, een project dat echter meer haken en ogen bleek te hebben dan men aanvankelijk dacht.

Het succes is er, maar is ook wankel. Tegenover de terugkeer van bepaalde soorten staat de bedreiging van andere; tegenover de verrukking van het spotten van de bever en de otter staat het besef dat er insecten verdwijnen die we zelfs nog nooit hebben opgemerkt. Terwijl nieuwe natuur wordt ‘ontdekt’, gaat ergens anders de afbraak van oude natuur door. En ondertussen blijft de deken van stikstof en fijnstof nog wel even over ons land hangen.

De ontdekking van de natuur is een prachtig boek dat zowel de hoop levend houdt dat het met de natuur in ons land goed kan komen als ons ervan doordringt dat het alleen van ons zelf en onze inspanningen zal afhangen of die hoop uitkomt.  

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles