"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De onverwachte rijkdom van Altena

Vrijdag, 19 april, 2019

Geschreven door: Jan van Mersbergen
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Delen in de provincie

[Recensie] Goede literatuur vertelt iets over de tijdgeest en schetst een beeld van wat er speelt in de samenleving en tussen mensen. Literatuur onderzoekt mogelijkheden, verkent opties en doet hiervan eerlijk verslag. Nu hoeft voor mij niet alle literatuur maatschappelijke geëngageerd te zijn, maar ook in romans waar het puur persoonlijke wordt geduid, klinkt altijd de tijdgeest door. Een psychologische roman uit de 19de eeuw heeft andere thema’s dan een uit onze tijd.

Nu er steeds meer kritiek te beluisteren is op het neoliberalisme, en thema’s als eerlijk delen en solidariteit weer hoog in de belangstelling staan, komt schrijver Jan van Mersbergen met een interessante en liefdevolle roman over deze thema’s. Hij voelt dus goed aan wat er speelt.

In een niet nader genoemd dorpje in het land van Altena, een rustige, wat achtergebleven streek onder de Merwede bij Gorinchem, leeft Mar (“in mijn paspoort staat Marlies”) met haar vriend Frankie en zoon Willem. Haar zoon is gehandicapt en loopt met krukken. Een operatie die een oplossing kan bieden is onbetaalbaar en wordt niet vergoed door de verzekering. Frankie legt vijvers aan in tuinen, Mar verdient haar geld in een verzorgingshuis. Ooit was Mar met haar vriendin Eveline de enige die naar het VWO ging, de rivier over, naar de grote stad. In tegenstelling tot Eveline die naar Amsterdam vertrok om er Nederlands te studeren en schrijver werd, heeft Mar niets met haar diploma gedaan. Ze was te bang om haar talenten te gebruiken en te zeer gehecht aan het eenvoudige dorpse leven. Ze werd verliefd op de mooiste jongen van de buurt en is er blijven steken, ze is zelfs nooit in het buitenland geweest. Je weet aan het begin van de roman dat dat gaat veranderen, want ze vertelt haar verhaal vanaf een terras in een skidomein in Frankrijk, het ene glas witte wijn na het andere consumerend en een cryptogram oplossend.

Haar verhaal begint twee jaar eerder met de dood van de vader van Eveline, de heer Rochat. Iedereen in het dorp had een bloedhekel aan deze teruggetrokken man. Twintig jaar geleden was Rochat met zijn dochter in het dorp komen wonen en had hij een stuk land gekocht met daarop de Put, een plas die ontstond nadat er zand werd afgegraven voor de snelweg Utrecht – Breda. Voor het dorp was de Put een gratis openbaar zwembad, waar in de zomer overdag ouders met kleine kinderen zich vermaakten en waar ‘s avonds de dorpsjeugd vuurtjes stookte en biertjes dronk. Er ontstonden vriendschappen voor het leven, geliefden leerden er elkaar kennen. Rochat plaatste na zijn aankoop een groot hek om de Put, en dat ging op slot. Het dorp was zijn ontmoetingsplaats kwijt en kon er niets tegen ondernemen.

Boekenkrant

Na de dood van haar vader erft Eveline de Put. De schrijver heeft geen idee wat ze er mee moet doen en vraagt Mar en haar vriend het beheer op zich te nemen. Als het huis van haar vader moet worden leeggemaakt ontdekken de vriendinnen diverse multomappen waarin Rochat dag na dag, jaar na jaar de temperatuur van het water bijhield. Een mysterieus opschrijfboekje staat vol met handgeschreven spreuken (“Water kan zonder vis, vis niet zonder water”) afkomstig uit de Japanse cultuur, zo zal blijken. Het wordt Mars lievelingsschrift en ze citeert keer op keer de spreuken uit het oude Japan. In het eerste hoofdstuk was al duidelijk dat Japan een sleutel tot het raadsel is, omdat bij de begrafenis van Rochat opeens een oude man uit Japan opdook die bevriend met hem was. Rochat vermeldt in zijn erfenis dat “alles wat uit de Put komt gedeeld moet worden met het dorp.”

Na de begrafenis vertrekt Eveline weer naar Amsterdam en Mar en haar gezin gaan op onderzoek uit. Ze ontdekken na een paar weken dat er een grote schat in de Put ligt. Al snel komt de moraal om de hoek kijken: wat gaan ze met het geld doen? Steken ze het in hun zak of laten ze de gemeenschap er van mee profiteren? Mar vertelt in alle eerlijkheid haar overwegingen, zal ze het geld besteden aan de operatie? Moet ze Eveline vertellen van het vermogen dat in de Put ligt?

Van Mersbergen brengt de morele vragen allemaal in kaart. Zijn personages zijn sympathiek en vanaf de eerste pagina weet je al snel welke kant je opgaat. En waarom ook niet. Waarom zou je rijkdom voor jezelf alleen houden? Mar vertelt van een gezin dat de loterij won en niets wilde delen, ze waren binnen de kortste keren uit het dorp vertrokken, want vrienden hadden ze niet meer.

Jan van Mersbergen komt in deze roman met een aantal hele mooie vondsten. Zo is de schat in de Put is een prachtig gegeven voor een roman. Op het terras in het skioord waar Mar haar verhaal vertelt en een cryptogram oplost, laat Van Mersbergen ons dat cryptogram mee oplossen en het is grappig hoe dit werkt: je leest een roman en lost tegelijkertijd een cryptogram mee op, het verhoogt de spanning in het verder chronologische en hier en daar toch wat kabbelend vertelde verhaal. Een minpuntje aan deze fijne, liefdevolle vertelling is dat de uitgever niet even achterin de afbeelding van dat cyptogram heeft geplaatst, dan was het oplossen handiger geweest. De link met het Japanse kan in de roman niet altijd boeien. Natuurlijk zit er in de Japanse filosofie veel moois, maar zoals Van Mersbergen het brengt, is het wel heel esoterisch. Wel weer sterk is de kritiek op de grote stad, die voortdurend een rol speelt in de roman. De grote stad maakt dat je je dromen durft te realiseren, maar het leven is er leeg en over de top. Van Mersbergens roman is dan ook een ode aan het platteland, niet verwonderlijk is dat juist een plattelander de goede morele keuzes maakt. In de stad zijn mensen immers losgezongen van de moraal, zo lijkt van Mersbergen te willen zeggen.

Maar Mar is niet alleen maar altruïstisch, ze zorgt op de eerste plaats goed voor haar gezin, en haar vrienden en familieleden,  en pas dan komt ook het dorp aan de beurt. En passant overwint ze haar angst om iets van het leven te durven maken. Ze is vastbesloten om het goede te doen:

“Ik weet één ding zeker: ik wil alles uit die Put vissen, alles wat mogelijk is. Voor deze ene keer zal ik onszelf niet teleurstellen. Ik zal de voorwaarden niet vergeten, die eer komt Rochat toe, maar ik zal onszelf ook niet vergeten […] We komen vlak langs de Put, tussen akkers en weilanden en af en toe een huis of boerderij. Geen uitgesproken mensen hier die doen wat ze willen, desnoods op rolschaatsen in hun onderbroek. We hebben geen bezoekers, geen hotel, geen bakfietsen, geen geld dat wegwaait als boomblaadjes, niks van dat alles, en dat hebben we ook niet nodig. We hebben dit vlakke land en elkaar, en hoe ik het precies ga doen weet ik nog niet, maar met de voorwaarden die Rochat stelde ga ik mijn winst halen. De mensen van onder aan de dijk met hun winnende lot wilden alles voor zichzelf houden en sloegen de plank faliekant mis […] Dat gaat ons niet gebeuren, dat gaat mij niet gebeuren.”

Mooi boek, verplichte kost voor de (super)rijken onder ons.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: