"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De oorsprong van taal

Zondag, 31 mei, 2020

Geschreven door: Sverker Johansson
Artikel door: Karl van Heijster

Waarom spreken we eigenlijk?

[Recensie] Zolang een kind er op het juiste moment aan bloot wordt gesteld, zal het haast vanzelf leren te spreken. Dat is een bijzonder fenomeen, gelet op de enorme complexiteit van taal. Taken van vergelijkbare complexiteit, bijvoorbeeld rekenen of schrijven, leert een kind namelijk zeer moeizaam, door herhaalde instructie. Meer nog, een kind van krap twee jaar heeft al een groter talig vermogen dan elk ander niet-menselijk dier op de planeet! Hoe kan dit? Waar komt onze taal vandaan? En waarom zijn we er zo goed in? Op zulke vragen probeert natuurkundige en linguïst Sverker Johansson antwoord te geven in De oorsprong van taal: Waar, wanneer en waarom de mens begon met praten.

De nachtegaal op de cover van het boek geeft eigenlijk al weg dat Johanssons verklaring evolutionair van aard zal zijn. De oorsprong van taal begint dan ook bij de vroege voorvaderen van de huidige mens: de homo erectus. Op vlotte wijze behandelt de schrijver een scala aan mogelijkheidsvoorwaarden voor taal, van de ontwikkeling van de hersenen tot de sociale context waarbinnen het gebruik van taal pas zinvol wordt. Grappig genoeg gaat het boek daarom vaak minder over taal dan de titel zou doen vermoeden.

Eén van zijn interessantste conclusies is dat de mens niet eens zozeer van zijn evolutionaire neven en nichten verschilt in de capaciteit tot het gebruik van taal. Natuurlijk, de gemiddelde mensaap is anatomisch niet in staat zulke verfijnde klanken te produceren als de mens. En ook de cognitieve afstand tot elkaar is groot. Maar veel belangrijker nog: de gemiddelde mensaap lijkt ook helemaal niet de ‘behoefte’ te voelen zich talig uit te drukken. De vanzelfsprekende samenwerking, bijvoorbeeld bij het opvoeden van kinderen, en het onderling vertrouwen is niet op een danig niveau dat het spreken van de grond zal komen. Een aap met grotere hersenen zal geen profijt hebben van spraak, zolang een min of meer altruïstische omgangsvorm niet de norm is.

Johanssons keuze voor een evolutionaire invalshoek lijkt misschien triviaal, maar dat is het zeker niet. Een aanzienlijk deel van De oorsprong van taal bestaat uit het bekritiseren en corrigeren van Noam Chomsky’s generatieve grammatica, waarin taal als een computationeel proces wordt opgevat. Interessant is de verschillende opvattingen van taal die uit Johanssons en Chomsky’s invalshoeken besloten liggen. Daar waar Chomsky de geformaliseerde, geschreven taal als fundamenteel lijkt te beschouwen, neemt Johansson de zogenaamde “puzzelcommunicatie” als uitgangspunt. Daarin spelen contextuele factoren een veel grotere rol bij het overbrengen van een boodschap. Dit heeft belangrijke implicaties voor wat als taal beschouwd wordt en wat niet. Chomsky zou bijvoorbeeld een ingewikkelde hiërarchisch geordende zijn met enkele tientallen bijzinnen als talig beschouwen – zolang deze voldoet aan het formeel-grammaticale systeem. Johansson is nuchterder: een zin, in normale omstandigheden uitgesproken, die voor geen enkel mens begrijpelijk is, lijkt misschien wel talig, maar is dat niet.

Heaven

Zijn belangrijkste kritiekpunt op is echter dat Chomsky’s paradigma niet met de evolutie te verenigen valt. Althans, niet zolang deze wordt opgevat als een geleidelijk proces zonder “sprongen”. Die kritiek snijdt hout, maar Johanssons weergave is op bepaalde punten ietwat selectief. Chomskyanen grijpen bijvoorbeeld bepaalde patronen in het gebruik van voor- of achterzetsels en woordvolgorde aan als argument dat de menselijke grammatica een aangeboren component bevat. Hier gaat Johansson eigenlijk in het geheel niet op in. Ook zijn bespreking van Chomsky’s idee dat recursiviteit het fundament van taal vormt, is teleurstellend oppervlakkig.

Helemaal onterecht is dat misschien niet. Feit is immers dat Johanssons “puzzlecommunicatie” fundamenteler van aard lijkt dan Chomsky’s computationele opvatting, in elk geval vanuit evolutionair perspectief. De grootste verdienste van De oorsprong van taal ligt misschien dan ook wel in het boven water halen van veronderstellingen over de ware aard van taal – of die nu wordt gesproken door homo erectus of homo sapiens.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles