"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De openbaring aan Hendrik Vis

Dinsdag, 11 oktober, 2005

Geschreven door: Gertjan van Dijk
Artikel door: Pieter Wybenga

Vérgaand fundamentalisme van eigen bodem

Nadat Luther in 1517 een 95-tal stellingen tegen de Slotkerk te Wittenberg timmerde is in ons Lage Landje een keur aan geloofsrichtingen ontstaan. De bevindelijk-gereformeerden vormen de meest strenge groepering binnen dit woud aan protestantse afsplitsingen. Volgens haar aanhangers is de mens van nature verdorven en waardeloos. Er wacht hem slechts de hel. Wellicht, als hij of zij mazzel heeft, zal de Almachtige hem of haar eens flink geselen. Alleen dit lijden en sterven kan de mens een fel begeerde plaats naast de Verhevene opleveren. Nederland telt maar liefst een kwart miljoen van deze religieuze zwartkijkers. De auteur Gertjan van Dijk was een van hen, althans hij groeide op binnen een bevindelijk-gereformeerd gezin. Hij had het er niet naar zijn zin.

Zijn semi-autobiografische debuutroman De openbaring aan Hendrik Vis vormt daar het onomstotelijke bewijs van. Van Dijk neemt de lezer mee in de wereld van een eveneens in bevindelijk-gereformeerde kring opgroeiend kind, Hendrik Vis. Hendrik wordt in Kampen geboren. Van jongsafaan wordt hem – door zijn gehele sociale omgeving, met zijn ouders voorop – ingepeperd dat hij gelijk elk mens door en door slecht is. Hij zal de rest van zijn leven moeten lijden, zonder er zeker van te zijn dat het hiernamaals verlichting zal brengen. Nee sterker nog, slechts een enkeling zal na dit lange lijden de hemel kennen. Hendrik is ernstig geïntimideerd door deze boodschap. Zijn reactie is een sterk terugkruipen in een eigen (denk-)wereld. Bovendien begint hij te stotteren. Gevoed door de boodschap van zijn omgeving gaat hij hierbinnen steeds meer zijn eigen weg volgen. Hij houdt zich vast aan zijn idee dat God ‘stilte’ is. Ook krijgt hij visioenen waarin de Allerhoogste aan hem verschijnt. Als klap op de vuurpijl geeft dit alles hem het idee dat hij uitverkoren is, dat hij over goed en kwaad kan beslissen. Dit heeft ernstige gevolgen. Het hele boek door lieten al veel mensen in zijn omgeving het leven, maar op bepaalde momenten heeft Hendrik daar zelf een hand in.

De openbaring aan Hendrik Vis is een flinke tirade tegen (de gevaren van) het bevindelijk-gereformeerd-zijn. Het hele boek is doorspekt met vreselijke gebeurtenissen, enge mensen en ontwrichtend werkende boodschappen, die, zo doet de ervaringsdeskundige ons voorkomen, eigen zijn aan dit zware geloof. Het is een goede zaak dat Nederlandse lezers op deze manier kort kennis kunnen maken met fundamentalisme van eigen bodem. Bovendien leest het boek als een trein. Van Dijk heeft een prettig eenvoudige schrijfstijl. Goede dialogen, sfeer- en situatieschetsen wisselen elkaar snel af. Hier en daar gebruikt hij wat poëtisch proza, met gemengd succes. Echter, het grootste minpunt van het boek zit hem in dit prettig eenvoudige. Het hele verhaal – met al de voor de lezer zo ongeloofelijke gebeurtenissen – raast zo snel en simpel voorbij, dat het eerder als surreëel overkomt dan als bittere ernst. Daarmee schiet Van Dijk zijn doel, de wereld kennis laten maken met de gevaarlijke kanten van het bevindelijk-gereformeerde geloof, voorbij. Wellicht moet Van Dijk zich iets matigen in een volgend werk over het leven binnen een orthodox-protestantse gemeenschap wil hij zich kunnen meten aan thematische voorgangers als Maarten ’t Hart en Jan Siebelink.


Eerder verschenen op Recensieweb

Boekenkrant

Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.