"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De opmars van de Robots

Maandag, 17 oktober, 2016

Geschreven door: Martin Ford
Artikel door: Bennie Mols

Hoe slimme machines de economie op zijn kop zetten

Bennie Mols, natuurkundige en filosoof en o.a. auteur van Turings Tango las De opmars van de Robots. Hij is opmerkelijk positiever dan Mischa Brendel recent op deze site.

De Amerikaanse auteur, informaticus en ondernemer Martin Ford was in 2009 een van de eersten die een boek schreef over hoe slimme machines banen gaan inpikken. Omdat hij al spoedig vond dat hij de snelheid van de veranderingen toch nog had onderschat, schreef hij een nieuw boek. Dat is net in het Nederlands vertaald als De opmars van robots − Hoe technologie veel banen zal doen verdwijnen. Voor de oorspronkelijke, Engelstalige versie won hij 2015 de Financial Times and McKinsey Business Book of the Year Award.

Soms lijkt het alsof de discussie over machines die banen inpikken iets van de laatste jaren is. Niets is minder waar. Tussen 1811 en 1816 protesteerden in Engeland de Luddites tegen de opkomst van weefmachines die menselijke wevers vervingen. In 1930 voorspelde de econoom Keynes dat we door verregaande automatisering in de toekomst nog maar vijftien uur per week zouden hoeven te werken. En een speciale Amerikaans regeringscommissie rapporteerde in 1964: “Automatisering zal leiden tot een economie waarbij nog maar weinig mensen nodig zijn.”

Tot nu toe zijn de laatste twee voorspellingen niet uitgekomen. Elke automatiseringsgolf creëerde ook steeds weer nieuwe banen. Toch betoogt Ford dat dat niet zo gaat blijven. Daarvoor worden machines te slim en veelzijdig. Overigens neemt hij het begrip ‘robot’ ruim: hij schaart er ook intelligente computers onder.

Ons Amsterdam

Ford maakt zich in De opmars van robots grote zorgen over het verdwijnen van middle-skill, middle-class banen. Wat dan overblijft is een combinatie van laagbetaalde banen in de dienstensector en hooggekwalificeerde beroepen die meestal onbereikbaar zijn voor het merendeel van de beroepsbevolking.

Daarnaast constateert hij dat de decennialange effectieve wisselwerking tussen groei van productiviteit, stijgende lonen en stijgende consumentenuitgaven vast is gelopen door de steeds toegenomen automatisering. Al enige tijd gaat een stijgende productiviteit niet langer gepaard met stijgende lonen en consumentenuitgaven. Machines nemen werk van mensen over, dragen bij aan de productiviteit, maar zijn zelf geen consumenten. Een angstige ontwikkeling, vindt Ford.

Het zijn vooral de bezitters van de slimme machines − denk aan Google, Facebook, YouTube, WhatsApp − die onevenredig veel hebben geprofiteerd. Zo schrijft Ford: “Tussen 1993 en 2010 ging in de VS meer dan de helft van de stijging van het nationaal inkomen naar huishoudens in de hoogste 1 procent van de inkomensverdeling…In bijna alle geïndustrialiseerde landen neemt de ongelijkheid toe, terwijl het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen in het algemeen daalt.”

De consumptie vertoont een soortgelijke ongelijkheid. In de VS zijn het de rijkste vijf procent die veertig procent van de consumptie voor hun rekening nemen, schrijft Ford.

De opmars van robots is een welkome bijdrage aan de discussie over de robotisering van de maatschappij. Het is een prikkelend boek, gebaseerd op gedegen research. Ford geeft interessante analyses over hoe automatisering de industrie, de dienstensector, de zorg, het onderwijs en de landbouw aan het veranderen zijn. Wel blijft het zaak om bij het lezen alle voorspellingen over economie en banen niet te verwarren met feitelijke waarheden. Ford is optimistischer over de snelheid van de robotisering dan menig ander expert.

Het onafhankelijke Amerikaanse onderzoeksbureau Pew Research Center vroeg in 2014 aan tweeduizend experts of zij dachten dat in 2025 robots meer banen zouden hebben ingepikt, of meer banen zouden hebben opgeleverd. De ene helft van de experts dacht dat robots meer banen zouden opleveren en de andere helft dacht dat robots meer banen zouden inpikken dan opleveren. Kortom: niemand weet het en we kunnen het beste alle scenario’s regelmatig tegen het licht houden en actualiseren.

Ook in eigen land concludeerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in haar rapport De robot de baas uit 2015 dat de gevolgen van de robotisering niet voorspelbaar zijn: “er zullen banen verdwijnen, er zullen banen veranderen en er zullen banen bijkomen.” Volgens de WRR gaat de robotisering vaak trager dan voorspeld en pakt deze in de praktijk vaak ook anders uit. De grootste veranderingen zullen volgens de WRR plaatsvinden binnen banen. Ook de arts en advocaat van de toekomst zullen moeten samenwerken met slimme machines.

Waar Ford in zijn boek machines toch nog sterk tegenover mensen stelt, vindt de WRR juist dat we de vraag centraal moeten stellen hoe mensen beter met robots kunnen samenwerken om samen productiever te zijn dan ieder afzonderlijk. Ford stipt dit thema in zijn even boek aan, maar werkt het niet uit. Ook schrijft hij nauwelijks over de nieuwe banen die er bij komen, maar die zijn dan ook het moeilijkst te voorspellen.

Interessant is dat juist in de sector waarin robots al sinds de jaren zestig het meest actief zijn, de autoindustrie, het besef is doorgedrongen dat robotisering ook te ver kan doorslaan. In 2014 verving autofabrikant Toyota een klein deel van zijn robots door mensen. Het bedrijf wilde hiermee een kwaliteitsslag doorvoeren. Robots kunnen dan wel onvermoeibaar en foutloos een bepaalde taak uitvoeren, ze zijn nog niet in staat om hun werk te analyseren en zichzelf en het productieproces naar een hoger niveau te tillen.

Ambachtsmensen kunnen dat wel, en zo ziet Toyota haar medewerkers dan ook. Goede ambachtsmensen kunnen meedenken over verbeteringen omdat ze in een brede context begrijpen wat ze aan het doen zijn. Op bepaalde plekken in het productieproces heeft Toyota al besparingen van tien procent weten te bereiken dankzij het vervangen van robots door mensen. Mercedes kwam een tijdje later tot dezelfde conclusie bij de productie van hun auto’s. Zulke voorbeelden staan niet in Fords boek.

Het komt dus aan op het vinden van de juiste balans tussen mensen en robots. De mens valt daarbij niet te onderschatten. Of, zoals NASA een halve eeuw geleden al stelde: Man is the lowest-cost, 150-pound, nonlinear, all-purpose computer system, which can be mass-produced by unskilled labor.”

Eerder verschenen in De Ingenieur


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.