"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De partij

Dinsdag, 4 september, 2018

Geschreven door: Adriaan van Veldhuizen
Artikel door: Wouter van Dijk

Het ontstaan van de SDAP

[Recensie] De geschiedenis van Nederlands grootste linkse partij blijft inspireren tot nieuw historisch onderzoek. De laatste loot aan deze boom is van de hand van Adriaan van Veldhuizen, die onlangs -2015/red.] promoveerde op dit onderzoek naar de vroege geschiedenis van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), voorloper van de huidige Partij van de Arbeid (PvdA). Van Veldhuizen wil met zijn studie de historiografie over de sociaal-democraten in Nederland aanvullen door te onderzoeken wat de partij voor haar leden betekende. Deze sociale kant vormt een wezenlijk onderdeel van de partijgeschiedenis. Waar de politiek-institutionele kant al vaak en veelvuldig onderwerp van onderzoek is geweest, is deze kant dat niet. Daarbij richt de auteur zich in zijn boek expliciet op de beginjaren van de partij, toen zij nog in de marge van de politiek opereerde en het ledental nooit boven de 10.000 uitkwam.

De opbouw van het boek is bepaald origineel te noemen, in twee keer drie hoofdstukken bespreekt Van Veldhuizen afwisselend een aantal case-studies uit de vroege partijgeschiedenis en de bredere culturele en sociale ontwikkelingen waarmee de partij te maken had en die invloed hadden op het wel en wee van de partij en haar leden daarbinnen. Hij begint met een uitgebreide behandeling van de term ‘partij’ en wat men verstond onder partijen aan het eind van de negentiende eeuw. Van de moderne politieke partij zoals wij die kennen was nog geen sprake, in de politiek was er meer sprake van facties. De term partij werd veel breder gebruikt dan puur politiek, hele sociale groepen werden ermee aangeduid, zoals bijvoorbeeld het geheel aan linkse vakverenigingen en bewegingen dat ook wel als de ‘socialistische partij’ bekend was, ten overstaan van bijvoorbeeld de ‘liberale partij’. Van Veldhuizen laat zien dat de eerste overkoepelende socialistische organisatie, de Sociaal-Democratische Bond (SDB), voortvloeide uit het lokale club- en verenigingsleven. De eerste landelijke organisaties waren vooral samenwerkingsverbanden, de koers werd bottom-up bepaald, in de lokale verbanden. Bij oprichting werd de SDAP dan ook vooral gezien als voortzetting van een dergelijke paraplu-organisatie en tevens vereniging, niet zozeer als organisatorisch-programmatische partij. Dit is één van de belangrijkste punten die Van Veldhuizen in zijn boek naar voren brengt, en die als een rode draad door het boek loopt. De SDAP kwam in zekere zin voort uit, en ontwikkelde zich, in het lokale links georiënteerde verenigingsleven met van tal van kleinere en grotere plaatsen in het land. Dit konden afdelingen van de sociaal-democratische bond zijn, maar evengoed vakverenigingen of kiesrechtcomités.

Een niet te vermijden episode in een verhaal over de vroege jaren van de SDAP is natuurlijk de onvrede binnen de SDB en de daaropvolgende oprichting van de nieuwe parlementaire partij in Zwolle. Verderop schetst de schrijver in één van de onderzochte casussen de rol die de Amsterdamse Blasiusstraat speelde als verzamelplaats in het bijeenbrengen van sociaaldemocraten. Door middel van praktijkvoorbeelden uit verschillende plaatsen en gebieden zoals Arnhem, Friesland en Groningen toont Van Veldhuizen aan dat veel SDAP-leden in hoofdzaak een administratieve bekering doormaakten. Veel leden waren vanuit een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel lid geworden van een al langer bestaande arbeiders- of kiesvereniging, die op een gegeven moment steeds meer werd omgevormd naar SDAP-afdeling. Deze omvorming was geenszins uniek; veel verenigingen veranderden regelmatig van naam waarbij het socialistisch georiënteerde verenigingsleven stabiel bleef. Gaandeweg wordt het de lezer duidelijk hoe de SDAP zich als een deken over bestaande sociale netwerken uitspreidde. Dit gold althans voor de lokale afdelingen. De individuele verspreid wonende leden werden juist uit ideologische overtuiging lid. Zij hadden weinig binding met de lokale afdelingen en het bijbehorende verenigingsleven maar waren meer gefocust op de ontwikkelingen binnen de landelijke partij.

De microstudies over partijleden Wolf Lelie en Geert Beishuizen tonen hoe divers de redenen konden zijn om lid te worden van de SDAP, en dat het streven naar een betere positie voor de werkende klasse vaak slechts één van verschillende motieven voor het lidmaatschap was. Met de groei van de bleven reeds bestaande netwerken belangrijk. Persoonlijke voorkeuren, kennissen en bekenden bleven de voornaamste bron van nieuwe partijfunctionarissen. Veel afdelingen bestonden bij de gratie van een kleine schare zeer actieve leden, die vrijwel altijd ook dor andere banden verbonden waren dan enkel het partijlidmaatschap, bijvoorbeeld als familie of als lid van andere verenigingen. De keerzijde van dit fijnmazige netwerk was echter dat de keuze bij het vervullen van nieuwe vacatures vaak op netwerkgerelateerde gronden gemaakt werd en er niet klinisch op kwaliteit geselecteerd werd, terwijl men dit nepotisme juist had willen vermijden. Voor mensen zonder netwerk binnen de partij was het lastig zich een plaats te verwerven in de rode ‘familie’ die de SDAP in deze tijd min of meer was.

Heaven

Met de jaren groeiden het ledenbestand en de diversiteit binnen de partij. De afdeling Laren wordt opgevoerd als voorbeeld van de groeiende verscheidenheid in achtergrond en leefwereld van de leden. Veel leden van deze afdeling kenden elkaar al langer van andere ‘kleine geloven’ zoals Van Veldhuizen het noemt, zoals de reformbeweging, antroposofie en vegetarisme. Een volgend ijkpunt dat Van Veldhuizen ontwaart maar waarvoor in later tijden weinig oog meer is geweest, is het congres van Haarlem in 1907. Hiermee werd een splijtend conflict tussen de marxistische scherpslijpers en de niet-dogmatische sociaal-democraten bezworen. Het wel en wee van dit congres en de aanloop daarnaartoe staan symbool voor de groeiende richtingenstrijd in de beweging en de zichtbaar wordende breuklijnen binnen de partij. Door het familiaire karakter van de partij konden ruzies snel escaleren. Naast de evidente negatieve gevolgen hadden ruzies echter ook een positieve functie in de vroege SDAP. Vanwege de geïsoleerde positie in de samenleving en de kleine achterban had de partij in de landelijke politiek maar weinig in de melk te brokkelen, door het officieel afhandelen van interen conflicten, of ze nu ideologisch geïnspireerd waren of niet, kon de partij zich toch voorhouden zich met serieuze, ernstige zaken bezig te houden. Vooral de richtingenstrijd tussen revisionisten en marxisten zorgde voor levendige discussies over ‘het politieke’.

De microstudies die Van Veldhuizen doorheen het boek geplaatst heeft, zorgen voor een sprekende verlevendiging van de zich in de partij voltrekkende culturele en politieke veranderingen die hij beschrijft. Op deze manier ontstaat een gevarieerde, niet alomvattende maar daarom zeker niet minder waardevolle dwarsdoorsnede van het vroege socialistische partijleven. Meerdere malen benadrukt Van Veldhuizen het belang van onderzoek naar het verenigingsleven bij de bestudering van politieke partijen. Dit bepaalde in grote mate de koers van de partij. Het landelijk bestuur en de kamerfractie waren hierbij slechts het topje van de ijsberg die de partij vormde. Met zijn studie naar de gedragingen van zowel ‘gewone’ als minder gewone leden van de partij in de prille beginjaren van de SDAP heeft Van Veldhuizen niet alleen een belangrijke bijdrage geleverd aan de historiografie over de SDAP/PvdA, maar ook aan de politieke geschiedenis als geheel, in het bijzonder op het punt van het ontstaan van de politieke partij zoals wij die nu kennen. De partij kwam voort uit het rijk geschakeerde veld van sociale bewegingen in laatnegentiende-eeuws Nederland en zou daarin na verloop van tijd de dominante factor in worden. Van Veldhuizen laat op prachtige wijze zien hoe dit proces een aanvang nam.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus 

Boeken van deze Auteur: