"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Prins. Willem van Oranje

Woensdag, 20 juni, 2018

Geschreven door: Ronald de Graaf
Artikel door: Marijke Laurense

Twee prinsen van Oranje

[Recensie] Bijna veertienhonderd boeken, artikelen en pamfletten zijn er de afgelopen eeuwen al geschreven over Willem van Oranje. Gerekend vanaf zijn geboortejaar 1533 komt dat neer op gemiddeld zo’n drie titels per jaar. Van Hugo de Groot, P.C. Hooft, Groen van Prinsterer tot en met de beruchte televisieserie uit 1984 met Jeroen Krabbé in de wellustige hoofdrol.

En Willem trekt nog steeds de belangstelling, 450 jaar na het begin van de Tachtigjarig Oorlog (al spreken sommige historici liever over ‘de Opstand’). Zo kunt u tot 28 oktober in het Nationaal Militair Museum in Soest de tentoonstelling ‘Willem’ bezoeken, over hoe hij aan het Bourgondische hof in Brussel als veldheer ervaring opdeed. Verder is van de week de interactieve website 80jarigeoorlog.nl gelanceerd en brengt de NTR dit najaar een zevendelige televisieserie over deze oorlog.

Nieuw laklaagje

En onlangs verscheen van historicus Ronald de Graaf De Prins – een titel met de galm van Il Principe, Machiavelli’s vermaarde politieke zelfhulpboek voor aankomende heersers. Maar zou De Graaf na die stapels eerdere biografieën ons nog iets nieuws kunnen vertellen? Is hij misschien op onbekende, schokkende bronnen gestuit? Moet onze visie op de Vader des Vaderlands weer eens over de kop? Nee, dat niet. De Graafs doel is even bescheiden als degelijk; hij wil ons alleen maar een wat scherper beeld van de prins geven.

Foodlog

Daarvoor heeft hij zich onder meer verdiept in Willems correspondentie die in 2005 digitaal ontsloten is, waardoor hij De Zwijger vaker zelf aan het woord kan laten komen. Ook de aandacht voor Willems boezemvriendschap met zijn zwager, graaf Günther van Schwarzburg, geeft het bekende verhaal een nieuw laklaagje.

De Graaf vertelt in drie fasen de levensgeschiedenis van de zoon van de Duitse, lutherse graaf van Nassau, die dankzij een dikke erfenis als elfjarig knaapje opeens de rijkste edelman van de Nederlanden wordt. Onder de hoede van Maria van Hongarije maakt hij een droomcarrière aan het katholieke hof van Karel V, waar hij het aanvankelijk vooral druk heeft met jagen en de dynastieke belangen van het huis van Oranje-Nassau.

Warlord

Tot hij het niet langer kan aanzien hoe wreed de hertog van Alva namens Philips II de protestanten vervolgt, hij de rol van rebellen- en zeeroverleider (‘warlord’) op zich neemt en zijn gehele familiefortuin en dat van zijn echtgenotes opoffert aan de oorlog tegen Spanje. En met gedeeltelijk succes: hij schopt het tot stadhouder en ‘dienaar van de Staten-Generaal’. De Opstand ontaardt echter steeds meer in een burgeroorlog en Willem wordt in 1584 in Delft vermoord.

Opfriscursus

Het verhaal is overbekend, maar als u even kwijt bent hoe het allemaal maar weer zat met Anna van Egmont, Philips II, de geuzen, Margaretha van Parma, de Pacificatie van Gent, Granvelle, Don Juan, de martelaren van Gorkum, de Unie van A- en Utrecht, het Plakkaat van Verlatinghe enzovoorts, dan heeft u aan De Graafs boek een gedetailleerde opfriscursus vaderlandse geschiedenis.

Waarvan het verloop vooral bepaald lijkt te zijn door dom geluk of vette pech, door weer en wind, een waakzaam hondje, de kwaliteit van de prinselijke huwelijken, muitende en plunderende soldaten, mislukte oogsten, pestuitbraken, aangetaste eer, list en bedrog en verpandbaar tafelzilver. En soms inderdaad ook door een verstandig besluit.

Het is De Graaf vooral te doen om hoe Willem privé en publiek gestalte gaf aan de politieke rollen die hij op zijn weg vond. Daarbij spreken alle bestuurlijke verwikkelingen uit het derde deel van het boek, over Willem jaren als regeringsleider van de noordelijke Nederlanden, de verbeelding helaas wat minder aan.

Frank Underwood of verbinder?

Wel bijzonder boeiend is hoe omstreden hij altijd is gebleven, met enerzijds onvoorwaardelijke fans en anderzijds felle critici. Was hij een nieuwe Mozes die het Nederlandse volk uit de slavernij heeft geleid? Een revolutionair à la Ho Chi Min? Formidabel staatsman? Oorlogshitser? Kampioen godsdienstvrijheid? Sluw demagoog? Graaier? Een militaire prutser? De 16e eeuwse voorloper van Frank Underwood uit House of Cards? Begenadigd diplomaat? Religieuze windhaan? Een held? Of per saldo een toch mislukkeling, door wie de Nederlanden uiteindelijk in twee stukken uiteenvielen? Of juist iemand die met zijn charisma de samenleving wist te bundelen? Of van alles wat?

De Graaf laat het oordeel heel hedendaags aan de lezer over. Toch zal de smetteloze reputatie die P.C. Hooft Willem nog toeschreef, wel sneuvelen bij het relaas over hoe de Zwijger zich ontdeed van zijn tweede vrouw, Anna van Sachsen – ook al was ze een extreem lastig portret.

Verspaanste prins

Willem had overigens ook een heel persoonlijke reden om zich tegen Spanje te keren: in 1568 was zijn oudste zoon en erfgenaam, de veertienjarige Filips Willem, als gijzelaar op last van peetoom Philips II naar het Spaanse platteland overgebracht. Het is een triest relaas: vader en zoon zouden elkaar nooit weerzien.

En als Filips Willem twaalf jaar na de dood van zijn vader eindelijk terug naar huis mag, zijn de bordjes daar inmiddels radicaal verhangen en zit niemand meer op deze nieuwe, verspaanste en katholiek opgevoede prins van Oranje te wachten. Hij wordt alom gewantrouwd en halfbroer Maurits aast op zijn titel en bezittingen in de Noordelijke Nederlanden en Zuid-Frankrijk (oorlog voeren kost immers heel veel geld). Wel krijgt Filips Willem de geconfisqueerde Vlaams-Brabantse heerlijkheden Diest en Zichem van Spanje terug.

Geknok om erfenis

Maar het zal nog tien gênant lange jaren duren voor alle halfbroers en –zussen uitgeknokt zijn over de erfenis van vader Willem en hij politiek volledig uitgerangeerd kan gaan genieten van het weelderige hofleven in Breda en Brussel, waar hij in 1618 aan knullig uitgevoerd lavement overlijdt. Na allerlei gesteggel wordt hij begraven in Diest, wat de stad nu vierhonderd jaar later heeft aangegrepen om zich feestelijk te profileren als Oranjestad. Met een tentoonstelling over zijn leven (nog tot 20 mei te bezichtigen) en een mooie tekstbundel annex catalogus daarbij, waarin veel liefde fonkelt voor de lokale geschiedenis.

En hebt u ooit op school geleerd dat vooral wij noordelingen te lijden hebben gehad onder de rampspoed van tachtig jaar (burger)oorlog? De Spaanse en met name Staatse furiën die indertijd door het stadje Diest hebben geraasd, konden u wel eens van een oude misvatting genezen.

Eerder verschenen in Trouw en op Marijkelaurense.nl