"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De pruimenpluk

Vrijdag, 2 augustus, 2019

Geschreven door: Dimitri Verhulst
Artikel door: Tea van Lierop

Lamlendige misantroop wekt toch sympathie op

[Recensie] Om maar met de deur in huis te vallen: de titel is dubbelzinnig bedoeld. Zo dat hebben we gehad, er is een pruimelaar in het boek en een vrouw, geplukt wordt er ook. Zo ongeveer kan de titel, mooi gedrukt op een nachtblauwe ondergrond, geduid worden. Ook staat een gestileerd takje van de pruimelaar met een paar witte vruchtjes op de omslag. Mooi gedaan en de achterflap belooft een hommage aan de falende mens.

Die mens is Mattis, een jonge man die zijn wel en vooral wee in de ik-vorm meedeelt aan ons, de toehoorders. Zijn stijl is schitterend, tijdens het lezen is het alsof Verhulst voorleest, je hoort het prachtige Vlaams, de intonatie en ook het schitterende vocabulaire dat hij gebruikt. De zinnen zijn ritmisch en soms staan de cadans, de Vlaamse woorden en uitdrukkingen boven het vertelde en moet je weer even met beide benen op de grond komen om ook de tekst te begrijpen. Het lezen is een feestje en staat in schril contrast met hoe Mattis het leven ziet.

Kommer en kwel is zijn deel, grappig dat hij zijn hond Kom noemt, minder feestelijk is de manier waarop Kom aan zijn einde moet komen. De dood en de gedachte daaraan speelt een belangrijke rol in het verhaal. Om in de juiste sfeer te komen moet Mattis gesitueerd worden op een plek waar hij zijn depressie tot uiting kan brengen. Dat lukt niet in de drukke omgeving vol prikkels, maar wel in een “gat waar drieëntwintig mensen wonen en de sneeuwruimers in de winter niet komen.” De stugheid druipt van de bevolking af.

“De stugge bewoners van het dorp hadden een begroeting, hoe kort en droog ook, altijd al een vorm van energieverspilling gevonden, maar zodra ze mij met die hond zagen woekerden ze plotsklaps met vriendelijkheid en volzinnen. Ik bestond, omwille van de hond.”

Boekenkrant

Na de dood van Kom wordt de makelaar ingeschakeld om het huis te verkopen, Mattis houdt het niet meer uit. Terwijl aspirant kopers zich al verlustigen aan het idyllische huis is de situatie van Mattis drastisch veranderd. Tijdens zijn dagelijkse kanotochtje belandt hij in een bijna mythisch landschap. Onbespied gewaand kleedt hij zich uit en geeft zich over aan zijn fantasieën en dan is daar een jonge vrouw die hem bewonderend aankijkt. Deze scene doet denken aan Odysseus die ineens oog in oog staat met de schone Nausicaa, ook hij was naakt en bij een water.

“Ze zat me vanuit haar kano aan te kijken en god weet hoelang zij daar al mee bezig was. […] Toen ik haar opmerkte stond ik tot aan mijn navel in het meer, geen idee of ze me in de ogenblikken daarvoor in mijn volle glorie, nou ja… glorie… had kunnen aanschouwen, maar ik prees me gelukkig dat het schuim mijn schaamstreek aan haar zicht onttrok.”

Elma heet ze en er lijkt een liefdesrelatie te ontstaan, ware het niet dat zij zich niet volledig kan geven omdat ze haar gestorven man nog niet kan loslaten. Voor Mattis is dit een seintje voor een actieplan, hij wil haar helemaal voor zichzelf. Hierin gaat hij vrij ver, op een gegeven moment wordt het zelfs macaber. En steeds weer een stapje verder, maar altijd in de mooie, zangerige schrijfstijl. Het is moeilijk Mattis weg te zetten als anti-held, hij weet zich ondanks zijn streken toch aimabel op te stellen. Misschien omdat hij zo eerlijk is toe te geven wat voor een schurk hij eigenlijk is, hij slaat iedereen de wapens uit handen door die houding.

Pesterig is hij ook. Eindelijk heeft hij Elma waar hij haar wil hebben en dan vraagt zij hem een kleine liefhebbende toenadering in het openbaar. Wat gebeurt er: hij weigert! Na al die tijd zijn prooi eindelijk in zijn val gelokt te hebben, hoeft meneer niet meer, de lol is eraf.

Over de inhoud zal ik verder niet meer vertellen, zou jammer zijn, maar nog wel iets over de stijl. Behalve de mooie Vlaamse woorden en uitdrukkingen en de verwijzingen naar de mythologie, ik noemde Odysseus al, zijn er meer opvallende elementen. De postbode met de naam Petrus was korte tijd een trouwe vriend waarmee Mattis een vertrouwensrelatie opbouwde, deze rots in de branding verdween plotseling op brute wijze. Stof tot nadenken voor Mattis, wat is zijn reactie? Ze konden zo gebroederlijk drinken.

In interviews vertelt Verhulst dat het geen autobiografie is, maar er zijn wel punten waarbij Verhulst uit zijn eigen verleden put. Zoals het huis aan een meer en de isolatie die daarbij hoort, dat maakte hij mee toen hij in Zweden woonde. En over het drankprobleem dat in zijn familie voorkomt vertelt hij openhartig in De helaasheid der dingen.

Het thema in De pruimenpluk zou zijn “Een man die worstelt met de overgave in de liefde”. Ik ben het daar mee eens mits die liefde ook voor zichzelf geldt. Hoe kun je van iemand houden terwijl je jezelf een slappeling vindt, eentje die zelfs te “slap is in mensenhaat”. “Gefaald in de misantropie” zoals hij verzucht in het boek. Misschien eerst dat bizarre verlangen opgeven en dan verder handelen.

Het boek roept flink wat discussie op en dat is meestal een goed teken. De stijl en de inhoud: prima in balans, de taal is heel spitsvondig.

Eerder verschenen op Metdeneusindeboeken

Boeken van deze Auteur:

De pruimenpluk

De Laatkomer