"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De reis van haar leven

Vrijdag, 5 november, 2021

Geschreven door: Ruth Kornberger
Artikel door: Guido Goedgezelschap

Maria Sybilla Merian: moedige-eerlijke –vooruitstrevende vrouw

“Ze bracht offers voor de wetenschap, zoveel was zeker.” 

[Recensie] Deze bedenking maakt Maria Sibyll Merian (02 april 1647, Vrije Stad Frankfort – 13 januari 1717, Amsterdam Nederland) wanneer zij vanuit Suriname terugkeert naar Nederland. Zij is het hoofdpersonage in de debuutroman van Ruth Kornberger (1980, Bremen). Ze is lid van het auteurscollectief Junge Literatur Mannheim en Qindie. Haar korte verhalen zijn verschenen in literaire tijdschriften en bloemlezingen. Kornberger houdt van schepen en verhalen over vrouwelijke avonturiers, twee ingrediënten die zeer belangrijk waren om De reis van haar leven te schrijven. 

Het verhaal speelt zich af tussen 1691 en 1702. Na de breuk met haar echtgenoot verlaat Maria, samen met haar twee dochters Johanna en Dorothea, haar vaderland Duitsland en neemt haar intrek bij de sekte van de Labadisten in het Nederlandse Wieuwerd, Friesland. De Labadisten houden er strenge regels op na en Maria beschikt er niet over voldoende faciliteiten om haar werk uit te voeren: bestuderen, schilderen en tekenen van insecten en vlinders. Kort voor haar vertrek naar Amsterdam ontmoet zij Jan de Jong, een mysterieuze man die een enorme, blijvende indruk op haar maakt. Zij komt zeer weinig van hem te weten maar het wordt meer en meer duidelijk dat hij problemen heeft. Speelt die geheimzinnige man spelletjes met haar of heeft hij echt gevoelens? 

In Amsterdam kijkt Maria zich de ogen uit op de overvloed aan aangeboden kunstwerken en het groot aantal kunstenaars die er werken. Haar plannen verlopen echter stroef: er bieden zich geen leerlingen aan, ondanks de publiciteit die ze maakt. Om toch enige bekendheid te verwerven wil zij zoveel mogelijk contacten leggen. Zij gaat op bezoek bij burgemeester Claes Hermans en zijn wonderkabinet, maar dat verloopt niet zoals ze verwacht had. 

Dans Magazine

“Ineens begreep Maria de overeenkomst tussen haarzelf en de objecten in het wonderkabinet. Kleine diertjes stop je in potjes met spiritus om ze te bewaren. Vrouwen schenk je geestrijk vocht om hun wil te verdoven, allebei om een exemplaar aan je collectie toe te voegen.” 

In het ‘Huis Onder ‘t Zeil’ heeft Maria een verrassende ontmoeting met Daniël Foe (later Daniël Defoe) die haar vertelt over zijn plannen voor het schrijven van Robinson Crusoë (gepubliceerd 1719). Zij begint te dromen over een reis naar Suriname om er de natuur, fauna en flora te bestuderen, te schilderen, te tekenen.

“Een schilderes die voor haar werk de wereldzeeën bedwong, dat zou toch onvoorstelbaar zijn.” 

Maria gaat op zoek naar geldschieters die haar reis naar Suriname kunnen financieren, maar ze stuit op onbegrip en onverschilligheid tegenover haar plannen. De kunstenares maakt voor zichzelf bedenkingen over vrouwen in de kunst. 

“Maar waarom kunnen wij dan niet zo schilderen als Rembrandt? Omdat wij vrouwen zijn. Wij mogen niet zo brutaal te werk gaan. Doen we te weinig, dan zijn we dom en liederlijk. Doen we te veel, dan worden we voor heksen uitgemaakt. […] Hebben we geen kinderen, dan missen we het doel van ons bestaan. Hebben we er te veel dan putten ze ons uit.” 

Peter de Grote, Tsaar van Rusland, bezoekt Amsterdam en Maria ziet daarin de uitgelezen mogelijkheid om haar reis naar Suriname te laten financieren. Ze doet alles wat in haar mogelijkheid ligt om contact met hem te krijgen, … Haar droom dreigt echter uit elkaar te spatten maar ze geeft niet op: ze neemt ze een drastisch besluit. Samen met haar dochter vertrekt ze naar Paramaribo. Al vlug wordt duidelijk dat de levensomstandigheden niet te vergelijken zijn met Nederland. 

“Als je het oerwoud betrad, verheugde je je over de schoonheid ervan, maar hoe langer je er rondliep, hoe bedreigender het werd.” 

Er wordt een expeditie op touw gezet naar het oerwoud, met een autochtone Indiaanse als gids/oerwoudkenner, waar Maria vooral wil observeren en verzamelen, in functie van een boek dat ze wil uitgeven: ‘Metamorphosis Insectorum Surinamensium’. Wordt het een onverdeeld succes of een totale flop? 

Terug in Nederland zijn de problemen met Jan niet voorbij. Kan Jan aan de dood ontsnappen? Ondertussen loopt een grote tentoonstelling van Maria in het Raadhuis van Amsterdam en er wordt regelmatig ingeschreven voor haar boek. Krijgt Maria eindelijk de waardering die zij verdient? 

Kornberger laat haar debuut alleszins niet onopgemerkt voorbijgaan: het is niet iedereen gegeven om met een zwaargewicht van 501 bladzijden op de markt te komen. Maria Sibyll Merian valt natuurlijk helemaal binnen haar interessegebied maar om dit verhaal te brengen is er ongetwijfeld enorm veel research aan voorafgegaan, bewonderenswaardig. Neen, dit is geen beschrijving van het leven van een moedige, vooruitstrevende, doorzettende vrouw. De schrijver heeft er voor gekozen om een roman te creëren: de liefdesgeschiedenis en de belevenissen van Maria en Jan loopt als een serpentine doorheen het biografische verhaal van deze biologe. 

De auteur hanteert een schrijfstijl die tot de verbeelding spreekt. Zonder moeite projecteert zij haar lezers naar eind 17e, begin 18e eeuw: back to the past. Personages worden haarfijn en uitvoerig getypeerd waardoor je als lezer een realistisch beeld krijgt van o.a. de kledingdracht. Ook de setting is nauwkeurig: de lezer loopt rond in Amsterdam, langs herkenbare plaatsen, waardoor je kennis maakt met de huisvesting en de omgeving, kortom, het dagelijkse leven in een grootstad van toen. Je ondergaat een metamorfose (net zoals rupsen): een confrontatie met een niet zover verleden als ‘inwoner’ van het elektronica-tijdperk. Datzelfde gevoel krijg je wanneer het verhaal zich afspeelt in Suriname: je voelt als het ware de verzengende hitte en de warme regendruppels op je huid en je hoort het zoemen van de voortdurend aanwezige insecten die zich tegoed willen doen aan enkele druppeltjes van je opgewarmde, zoete bloed. 

Het verhaal verloopt grotendeels chronologisch en het is geschreven in de derde persoon: de auteur is de alwetende verteller die de verhaallijn van Maria uitzet. Perspectiefwisselingen zijn er niet. De spanning heeft de auteur, in deze geromantiseerde biografie, zelf gecreëerd. Vrij vlug in het verhaal, toen Jan de Jong zijn opwachting maakte bij de Labadisten in Friesland. De sluier van geheimzinnigheid die het personage meedraagt wekt de nieuwsgierigheid van de lezer. Zodoende wisselt de auteur voortdurend tussen fictie en non-fictie en dat is bevorderend voor de vlotte leesbaarheid. Het gebruik van flash-backs geeft een verhelderend beeld van gebeurtenissen en personages en de dialogen geeft de lezer een goede kijk op de sfeer waarin het verhaal zich afspeelt. Opvallend is de cursieve tekst die meestal de gedachten van Maria over een situatie, een indruk over een persoon of een groep mensen weergeven, vaak grappig. 

Net als het hoofdpersonage heeft de schrijver een zeer scherp oog voor detail. Deze manier van schrijven geeft natuurlijk de mogelijkheid om een zo realistisch mogelijk beeld te vormen van het verleden. Toch is het opletten om niet te overdrijven want dat kan leiden tot langdradigheid en saaiheid waardoor de aandacht van de lezer verzwakt, zeker in een boek van dit formaat. Meerdere keren had ik de indruk om niet-relevante informatie, onbelangrijk voor dit verhaal, te lezen. 

Natuurlijk ontbreekt het maatschappelijke en sociale leven in die periode niet. Eerst is er de onderschatting, de minachting voor vrouwen. Het was als vrouw zeer moeilijk om een plaatsje te verwerven in een maatschappij die gedomineerd werd door mannen, … een evolutie die nog steeds doorgaat. Ook het grote verschil tussen rijk en arm was schrijnend. Dat laat de auteur duidelijk blijken in de klederdracht en de huisvesting van rijk en arm. Zo was ook de tentoonstelling in het Raadhuis een evenement waar alleen de rijke burgers konden flaneren en pronken met hun modieuze kledij, genietend van grandioze buffetten en drank. Het was zeker niet de manier van leven en denken van Maria, net zo min als de houding van de kolonisten in Suriname tegenover de inheemse bevolking en de slaven, een van de grote teleurstellingen die zij meegebracht heeft uit de kolonie. 

Bij dit alles mogen we natuurlijk niet vergeten dat Korberger schrijft over een uitzonderlijke vrouw, een begenadigde artieste, een bevlogen biologe die met schade en schande haar weg heeft gezocht in een vrouwonvriendelijke wereld maar die door haar moed, haar onverzettelijkheid en haar doorzettingsvermogen op een eerlijke manier de weg heeft bewandeld die zij voor ogen had: informeren over de natuur, de fauna, de flora; Europees, maar ook intercontinentaal, en daarvoor geen enkel gevaar uit de weg gegaan is. Haar boeken zijn meesterwerkjes binnen haar vakgebied en zijn nog altijd verkrijgbaar, wat een bewijs is van de virtuositeit van deze vooruitstrevende vrouw. 

De reis van haar leven is een schitterend verhaal waarin ik vele uren werd meegesleept in de wereld van Maria. Het is een biografie, het is geschiedenis, het is biologie, het is aardrijkskunde, het is een liefdesgeschiedenis. Verduidelijking geeft Kornberger in haar ‘Nawoord: wat zijn feiten, wat is verzonnen?’ Ook een pluim voor de vertaling van Marcel Misset. 

Voor wie niet genoeg kan krijgen van verhalen over vrouwelijke avonturiers kan ik Kongokorset van Herlinde Leyssens aanraden. 

Voor het eerst verschenen bij Perfecte Buren