"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De sluis

Vrijdag, 20 februari, 2009

Geschreven door: Arjaan van Nimwegen
Artikel door: Daan Stoffelsen

Verontrustende wanen en moorden

Eerst komt de verdoving, verdriet is pas de volgende fase, zeggen ze. Klopt niets van: Sterre voelt geen verdoving, laat staan verdriet. Ze voelt woede. Woede om de onverklaarbare zelfmoord van haar zoon Edwin. Zestien jaar, vanaf het dak van de school, ze lieten haar hem niet eens meer bekijken, hij was met zijn gezicht naar voren gevallen. Nee, Sterre voelt geen woede, ze voelt plicht.

‘“We kennen er drie,” zegt Liza. “Er zijn er meer, maar dit zijn die drie. Die moet je hebben. Kijk.”
[…] Onduidelijke snapshots. Jongens die we kennen. We?
“En je weet waar het ligt. In Edwins la.”
“Wat weet jij daarvan?”
“We hebben het er toch zelf neergelegd?” Ze kijkt onbewogen toe hoe ik huiver.
“Bang zijn is geen optie,” zegt ze. “Ik kom terug.”’

De eerste tientallen pagina’s van Arjaan van Nimwegens vierde roman De sluis zijn verwarrend, verontrustend. Na de dood van haar zoon laat Sterre het allemaal gebeuren, maar ze houdt wel stand. En dat is een prestatie op zich tussen de uiteenlopende, niet zelden agressieve, maar altijd vage boodschappen, van een onbekende over de mail, van haar dementerende vader die af en toe eng helder is, en vooral van Liza, een vriendinnetje van Edwin en de vertolker van zijn laatste wensen. Ze orakelen allemaal over schuld en boete, en al die boodschappen interpreteert Sterre als mystieke teksten, tekens, openbaringen. Nimmer eenduidig, maar wel leidinggevend.

Na die eerste tientallen pagina’s neemt de verwarring en verontrusting toe, maar ook Sterres daadkracht, en er ontstaat een patroon – die drie jongens waar Liza het over heeft, blijken familie te zijn, buitenechtelijk nageslacht van de drie mannen in haar leven. Het is een web van overspel en intrige, dat parallel loopt aan de verhoudingen tussen concurrerende groepen jongeren – racisten, fundamentalistische moslims, crimineeltjes – en de stille strijd tussen ‘ons’ en ‘hen’; tussen autochtonen en niet-Nederlanders. Langzaam raakt Edwins zelfmoord op de achtergrond. Ja, Sterre wist daden uit door tegendaden, ja, kille actie is vereist, maar voor wie doet ze dit?

Archeologie Magazine

‘Hij kijkt naar het voorwerp in mijn hand. “Wat is dat?” fluistert hij.
“Draai je om,” zeg ik even samenzweerderig.
Hij doet het. Ik ruik zijn angst. Bedwelmend aroma.
Hij hoort de klik. “Wat doe je?”
“Kniel maar,” zeg ik. Teder, moederlijk.
Hij knielt. Dikke, glimmende manen op zijn achterhoofd, haar om doorheen te woelen. De jonge leeuw op zijn knieën.’

Het is een verbijsterende wending. Ondanks het holle spreken over schuld en boete blijft onduidelijk waarom deze drie jongens eraan moeten, en Sterre blijft wel heel makkelijk uit de handen van de politie. Je begint te twijfelen: zijn dit niet de wanen van een rouwende vrouw? Waarom worden de lijken niet gevonden als het kanaal bij het sluishuis gedempt wordt? Is haar vader nu de kwade genius achter de zelfmoord en de moorden? Maar hij is toch dement?

Van Nimwegen slaagt er zo in spanning te scheppen, over het verloop van de gebeurtenissen en de duiding van de onderlinge relaties én over de betrouwbaarheid van die gegevens. Het is een thema dat hij benadrukt, iets te veel naar mijn smaak, en extra uitlicht met verwijzingen naar de 114 soera’s ( De sluis heeft 114 hoofdstukjes) van de Koran. Maar dit boek staat, ook los van zulke nadruk, het is zo’n zeldzaam boek dat je in een geïntrigeerde verwarring brengt, dat boeit en verbluft.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.