"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten deel 2

Dinsdag, 22 augustus, 2017

Geschreven door: Ton Goeman
Artikel door: Mathilde Jansen

Variaties op het Nederlands

De Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND) is een atlas die de enorme variatie binnen de Nederlandse en Vlaamse dialecten in kaart brengt. Voor deze atlas is niet de woordenschat of de uitspraak onderzocht, maar de Nederlandse zinsbouw. Ook binnen dit onderdeel van de taal kunnen dialectsprekers eindeloos variëren, zo blijkt uit de kaarten. In 2008 verscheen deel twee van de SAND.

[Interview] Wat is er wel en wat is er niet mogelijk in taal? Wat zijn de vaste bouwprincipes van een taal? En hoeveel ruimte is er om te variëren? Dit zijn enkele vragen die taalkundige Sjef Barbiers zich stelt. De 267 dialecten die centraal staan in de Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND), zijn slechts het topje van de ijsberg. “We proberen buitenlandse onderzoekers aan te sporen soortgelijke gegevens te verzamelen en via het internet beschikbaar te stellen. Pas dan kun je echt gaan vergelijken tussen talen.”

In 2000 werd er een begin gemaakt met grootschalig onderzoek naar variatie in de zinsbouw of syntaxis. Voor die tijd was er vooral onderzoek gedaan naar variatie in de woordenschat en de uitspraak. De zinsbouw werd veel minder onderzocht, omdat men dacht dat er binnen dit onderdeel van de taal weinig variatie te vinden was. Bovendien is het moeilijk om gegevens te verzamelen op zinsniveau. “Je moet echt weten waar je naar op zoek bent”, legt Barbiers uit. “Neem het voegwoord datte in datte ze komme: dat ze komen. Als je niet weet dat er zoiets bestaat als voegwoordvervoeging, zul je de –e na dat niet gauw als een meervoudsuitgang identificeren.”

Aangeboren taalvermogen

Foodlog

Projectleider Sjef Barbiers is onderzoeker aan het Meertens Instituut. Op dit instituut wordt van oudsher onderzoek gedaan naar Nederlandse dialecten. Aan het onderzoek liggen moderne taalkundige theorieën ten grondslag. Barbiers en zijn collega’s zijn aanhangers van de generatieve taalkunde. Ze gaan uit van een aangeboren taalvermogen. Dat betekent dat alle talen in de wereld voor een deel op dezelfde manier zijn opgebouwd. Daarnaast is er ruimte om te variëren tussen talen. Hetzelfde geldt voor dialecten. Om zoveel mogelijk dialectgegevens te verzamelen voor de SAND, werkten verschillende instellingen mee: de Universiteit Leiden, de Fryske Akademy, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit van Antwerpen en de Universiteit van Gent.

Voorafgaand aan de interviews maakten de onderzoekers een inventaris van opvallende syntactische verschijnselen in het Nederlandse taalgebied. Barbiers: “Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de dialecten vooral variëren aan het begin en eind van de zin. In de mondelinge enquêtes werd gevraagd naar de voorkomens van bepaalde type zinnen. In de 276 plaatsen werden verschillende vragenlijsten gebruikt. Een verschijnsel als dubbele negatie – waarbij twee ontkennende woorden ( nooit niet) in één zin samen een enkelvoudige ontkenning vormen – komt bijvoorbeeld veel vaker voor in Vlaanderen dan in Nederland. In Vlaanderen kwamen dus meer vragen voor over dit specifieke verschijnsel.” Alle gegevens kwamen uiteindelijk terecht in één grote database, die nu online beschikbaar is. Daarnaast verschenen twee papieren atlassen.

In de plaatsen met de blauwe vierkantjes, komt de volgende zin voor: De kinderen doen hier niet voetballen. In de plaatsen met de bruine vierkantjes, komt de volgende zin voor: De lamp doet niet meer branden.

Doe jij!

Deel I van de SAND kwam uit in 2005. Per syntactisch verschijnsel is een inleiding geschreven en zijn de voorkomens van de verschijnselen in kaart gebracht. Ook is gekeken naar correlaties tussen verschijnselen. Vooral die verschijnselen die duidelijke geografische patronen laten zien, zijn in beeld gebracht. Barbiers: “In dit deel vind je bijvoorbeeld kaarten over voegwoordvervoeging – datte – of subjectverdubbeling: ze gelooft dakekik – dat ik – kom. Verdubbelingverschijnselen komen veel voor in Nederlandse dialecten. Over het algemeen dragen ze niet bij aan de betekenis van de zin. Opvallend is dat verdubbeling minder lijkt voor te komen in standaardtalen.”

Deel II verscheen in januari 2009. “Een belangrijk thema is de volgordevariatie in werkwoordsclusters: Ik vind dat hij goed moet kunnen zwemmen; Ik vind dat hij goed zwemmen kunnen moet etcetera. Maar ook is er aandacht voor dubbele negatie: Ik heb niemand niet gezien. Verschillen in gebruik van het hulpwerkwoord: Ik heb hem tegengekomen; Hij heeft naar de markt geweest. Het gebruik van ‘doen’ zoals in het Engels: Doe jij de kopjes even afwassen? Of de gebiedende wijs in: Gaan haalt die spullen even op!” En zo kan Barbiers nog wel even doorgaan.

Google Earth

Er zijn geen plannen voor een volgende syntactische atlas. Wel loopt er momenteel een Europees project waarbij verdubbelingverschijnselen in verschillende dialectfamilies worden onderzocht en met elkaar vergeleken. “Het doel is om zoveel mogelijk dialectsyntactische databases gezamenlijk doorzoekbaar te maken. Met cartografische software kunnen die gegevens dan online afgebeeld worden, bijvoorbeeld op Google Earth-kaarten. Ook zullen er nog tal van dieptestudies volgen uit de SAND. Er ligt immers al een breed netwerk van informanten, een beproefde methode, een mooie technische infrastructuur en een grote hoeveelheid te analyseren data.”

Eerder verschenen op Kennislink