"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tirannie van verdienste

Zondag, 5 september, 2021

Geschreven door: Michael Sandel
Artikel door: Marthe Kerkwijk

De waarde van werk

[Recensie] Wie verdient status en succes? Volgens de meeste mensen, waaronder progressieve liberalen, zou het nest waarin je geboren bent, het inkomen van je ouders of je culturele achtergrond er niet toe moeten doen. Succes en status zouden verbonden moeten zijn aan je eigen inzet en talenten, je lef en doorzettingsvermogen, je vermogen om kansen te grijpen. Verdienstelijke sporters, artiesten, wetenschappers en zakenlui verdienen sociale en financiële waardering wanneer zij op eigen kracht uitmuntende resultaten hebben bereikt en zo de competitie achter zich hebben gelaten. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel toont in zijn boek De tirannie van verdienste aan welke problemen er kleven aan zulk meritocratisch denken. Hij legt de vinger op de zere plek, maar zijn oplossing laat te wensen over.

Winnaars en verliezers
Het is oud nieuws dat de kloof tussen arm en rijk de laatste tijd zowel dieper als wijder is geworden. Een kleine groep superrijken bezit meer dan de armste helft bij elkaar. En in plaats van dat we in woede ontsteken om zoveel onrecht en onze democratische macht benutten om dit euvel tegen te gaan, waaieren we deze elite ook nog eens enorme sociale status toe. We prijzen hun talenten, zakelijk inschattingsvermogen en risicobereidheid. We lezen hun autobiografieën en laten ons inspireren door hun succesverhalen. We bewonderen hun bijdrage aan economische groei, de banen die ze scheppen en het voorbeeld dat ze stellen. De winnaars van de strijd om geld en status onthalen we met wapperende vlaggen. Wie niet meedoet aan het gejuich en pleit voor nivellering weet niks van de wereld of is gewoon jaloers. Maar waar winnaars zijn, zijn ook verliezers. In een goede bui vinden we die zielig, in een slechte bui vinden we ze lui. In elk geval zijn verliezers te betreuren vanwege hun gebrek aan talent en ambitie. We halen weinig inspiratie uit het verhaal van iemand die zijn examens niet haalt en tot zijn pensioen de telefoon opneemt in een callcenter. Tegenover verliezers zijn eigenlijk maar twee houdingen mogelijk: betutteling of afwijzing.

De hypocrisie van kansengelijkheid
Betuttelaars wijzen erop dat de verliezers niet de kansen hebben gehad die de winnaars wel hebben gehad. De op- lossing daarvoor is kansengelijkheid: instituties zo inrichten, dat je kansen om te excelleren écht niet meer afhangen van het inkomen van je ouders, je gezondheid of je afkomst. Zolang die kansengelijkheid niet gerealiseerd is, moet de kansenongelijkheid gecompenseerd worden. De winnaars zullen zich dus over de verliezers moeten ontfermen. Kom op, biljardair, gun je personeel een minimumloon. Dit is het antwoord van progressieve liberalen op groeiende ongelijkheid, aldus Sandel. Het probleem met dit antwoord is de hypocrisie. Immers, door de verliezers te bestempelen als mensen die nu eenmaal pech hebben gehad, bevestigt dit antwoord hun status als verliezer, en door een beroep te doen op het rechtvaardigheidsgevoel van de elite ontkent dit antwoord enige actieve rol voor de verliezer en daarmee diens waardigheid. Daar komt bij dat progressieve liberalen vaak zelf tot de winnaars behoren. De hamvraag is, volgens Sandel, waarom zij pleiten voor kansengelijkheid in plaats van werkelijke gelijkheid. Hij toont haarfijn aan dat maatregelen die kansengelijkheid moeten vergroten altijd ongelijkheid in stand houden. We blijken onder het mom van kansengelijkheid best veel ongelijkheid te tolereren. Immers, iedereen kan toch opklimmen? Als je maar wilt! Maar deze gedachte verdiept alleen maar de kloof tussen winnaar en verliezer. Want als je met al die kansen nog steeds niet vooruitgaat, tja, dan zul je het wel aan jezelf te wijten hebben. Willen de hoogopgeleide progressieve liberalen hun privileges en status als winnaars wel echt in de waagschaal stellen? Geven zij werkelijk om gelijkheid, of profiteren zij daarvoor net iets te veel van de meritocratie?

Moreel nihilisme
Afwijzers zijn populisten als Donald Trump. Zij omarmen de retoriek van winnaars en verliezers, en spreken met openlijk dedain over verliezers. Bepaald geen moreel lovenswaardige houding, maar in zeker opzicht eerlijker, aldus Sandel. Deze retoriek erkent namelijk de geleefde ervaring van veel verliezers dat de meritocratische wereld nu eenmaal zo in elkaar zit. ‘De opkomst van populistische demagogen is een groot verlies voor de democratie, […] maar we hebben het er wel een beetje zelf naar gemaakt’ sche wereld nu eenmaal zo in elkaar zit dat er winnaars zijn en verliezers. Tegenover de ontkenning van deze realiteit die progressieve liberalen kenmerkt, is dat voor veel mensen een verademing. Eindelijk iemand die gewoon zegt waar het op staat. Het probleem met dit populistische antwoord is het morele nihilisme. De hoop die een populist kan bieden is namelijk niet de opheffing van de tegenstelling tussen winnaars en verliezers – wat liberalen wel pretenderen – maar de constructie van andere winnaars en verliezers: je betaalt de prijs van de verliezers, maar je bent niet de échte verliezer, dat zijn anderen. En die anderen construeert de populist dan vaak langs racistische en vrouwvijandige lijnen. De opkomst van populistische demagogen is een groot verlies voor de democratie, vindt Sandel, maar we hebben het er wel zelf een beetje naar gemaakt door marktwerking de plaats in te laten nemen van het algemeen belang en te doen alsof de winnaars van die marktwerking in sociale of morele zin het goede vertegenwoordigen.

Boekenkrant

Werk waarderen
Bovenstaande antwoorden hebben met elkaar gemeen dat ze niet echt een alternatief vormen voor de meritocratie: het systeem dat verdienste boven alles waardeert. Zowel populisten als progressieve liberalen leveren het algemeen belang uit aan marktwerking. Dat kan anders, vindt Sandel. Voor wie bekend is met het werk van Sandel is zijn antwoord weinig verrassend: het draait om het algemeen belang – the common good, Sandels filosofische handelskenmerk – waaraan in een gezonde democratie iedereen kan deelnemen en over mee kan praten, niet alleen de winnaars of de experts. Om te beginnen zouden we werkenden hun waardigheid kunnen teruggeven door werk als zodanig te waarderen. Niet alleen succesvol, innovatief, hoogopgeleid, risicovol en goedbetaald werk, maar elk werk dat iets bijdraagt aan het algemeen belang. Ook de callcentermedewerker en de orderpicker dragen immers bij aan de samenleving. Volgens Sandel is het hoog tijd dat we hen hiervoor waarderen, zowel financieel als in termen van sociale status en zelfwaarde. Dat is geen kwestie van betuttelende liefdadigheid van winnaars tegenover verliezers, maar simpelweg een erkenning van de actieve bijdrage van werkenden aan de maatschappij.

Geen revolutie, wel een verdienste
Sandels betoog is overtuigend in het stellen van het probleem. Lezers die meritocratische aannames of een geloof in kansengelijkheid willen blijven koesteren, moeten van goeden huize komen om weerstand te kunnen bieden aan de goed onderbouwde analyses van Sandel. Sociale erkenning op grond van verdienste is ten eerste net zo willekeurig als de traditionele erkenning op grond van familie of afkomst, waar verdienste voor in de plaats is gekomen, omdat verdienste vrijwel volledig het resultaat is van factoren buiten de controle van het individu. Dat gaat niet alleen om de kansen die je krijgt, maar ook om de talenten en het zelfvertrouwen dat nodig is om die kansen te kunnen grijpen. Slimme en zelfverzekerde mensen hebben geluk dat ze slim en zelfverzekerd zijn, maar zij hebben dat nauwelijks aan zichzelf te danken. Helaas voedt de meritocratie het idee dat we dat wel aan onszelf te danken hebben. Dit idee dat we de mate van ons succes aan onszelf te danken – of te wijten – hebben, veroorzaakt hoogmoed bij de winnaars en desillusie en zelfverwijt bij de verliezers. Voor de traditionele willekeur is dus een nieuwe vorm van willekeur in de plaats gekomen, maar dan eentje die de verliezers ook nog eens opzadelt met het demoraliserende idee dat ze er zelf verantwoordelijk voor zijn. De vraag is echter of de waardering van werk niet net zo goed een nieuwe kloof oplevert. Niet tussen winnaars en verliezers, maar tussen de nuttigen en de nuttelozen. Ik ben er niet van overtuigd dat dit wenselijker is. Als we werk waarderen, wat gebeurt er dan met de toch al zo precaire sociale status van werklozen, gepensioneerden, arbeidsongeschikten, kinderen en anderen die om wat voor reden dan ook niet werken? Ook kun je vormen van werk bedenken waarvan maar al te twijfelachtig is of het wel bijdraagt aan het algemeen belang. Mensen met zogenaamde bullshitjobs hebben in onze meritocratie al voldoende te twijfelen aan de zin van hun bestaan, zelfs als ze comfortabel verdienen en op verjaardagen nog wel slagen in de pretentie dat ze enig nut hebben. Waaraan kunnen deze mensen hun waardigheid ontlenen? Sandels antwoord luidt dat dit soort vragen nou precies onderwerp moeten zijn van morele publieke discussie over het algemeen belang. Maar dat is geen antwoord. Daarmee ontduikt hij legitieme vragen over zijn voorstel. Omdat dit soort vragen in de lucht blijven hangen, lukt het Sandel niet om echt te inspireren tot radicale omverwerping van de meritocratie ten gunste van iets beters. Desalniettemin is De tirannie van verdienste een aanrader, want Sandels scherpe en heldere analyse van de tirannie waar velen in een meritocratie onder gebukt gaan is een ware verdienste.

Eerder verschenen op ifilosofie