"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De toverlantaarn

Dinsdag, 16 november, 2021

Geschreven door: Suzanne Voets
Artikel door: Marnix Verplancke

Grandioze leeservaring met bijna ongelooflijke taal- en stijlbeheersing

De eerste zin

Wie dit boek in handen heeft, heeft kennis van de eraan toegekende titel.

Recensie

Veel meer dan een verre schoolherinnering zal Hildebrands in 1839 gepubliceerde verhalenbundel Camera Obscura voor de meesten onder ons niet zijn. Grotendeels vergeten, maar wel gekoppeld aan mooie herinneringen, aangezien Nicolaas Beets, zoals de auteur in werkelijkheid heette, door middel van fijne humor een treffend en aanstekelijk beeld gaf van zijn tijd, en dat in een nog steeds vrij toegankelijke taal. Toen Suzanne Voets in het voorlaatste jaar van haar middelbare schoolopleiding de opdracht kreeg een profielwerkstuk te schrijven, koos ze voor Hildebrand, en aangezien ze nogal avontuurlijk aangelegd is wou ze meer doen dan zomaar een analyse brengen van de Camera. Nee, ze wou iets productiefs doen, haar eigen tijd doorheen Hildebrands toverlantaarn bekijken, en het leverde haar prompt de Nederlandse Profielwerkstukprijs op.

Archeologie Magazine

We zullen maar meteen met de deur in huis vallen, Suzanne Voets debuutroman De toverlantaarn is een grandioze leeservaring die een bijna ongelooflijke taal- en stijlbeheersing verraadt. Van de eerst pagina’s van haar verhalenbundel waan je je in een hedendaagse Hildebrandwereld waarin de kleine menselijke kantjes door middel van fijne humor niet alleen uitvergroot maar ook vergeven worden. Ronduit schitterend is bijvoorbeeld het verhaal over de Brabander die Deventer bezoekt en daar geconfronteerd wordt met een wereld, een denken en een dialect dat hem volkomen vreemd is, waarna hij ’s avonds opgelucht de trein huiswaarts neemt. Wanneer je het leest lach je om zoveel provincialiteit, maar zijn wij zo anders?

Wat Voets niet wil doen is Hildebrand imiteren of persifleren. Ze wil hem gewoonweg zijn. Ze volgt de structuur van de Camera Obscura, met zijn voorrede, narede en een langer middendeel dat focust op de avonturen van een bepaalde familie, zonder er ooit schatplichtig aan te zijn. Net zoals Nicolaas Beets dat deed, spreekt ze haar lezers rechtstreeks toe, leert ze hen lesjes over de ware betekenis van de liefde en laat ze hen ook achter met nogal wat twijfels. Want in welk tijdperk speelt deze bundel? Soms wanen we ons in een hedendaagse sportzaal en een andere keer lijken we aanwezig te zijn op een kerstfeest van een eeuw geleden, om finaal overweldigd te worden door de raadgevingen van een tijdloze moestuinder. En nee, dan krijg je geen zin in spruitjes, maar wel in Hildebrand zelve, want De toverlantaarn smaakt naar meer.

Drie vragen aan Suzanne Voets

Waarom wou je Nicolaas Beets weer tot leven wekken?

Voets: “Hij ligt inderdaad niet echt meer in de markt. In de lessen Nederlands wordt nog amper over hem gesproken. Vijftigers hebben hem nog wel gelezen op school, maar wie jonger is niet meer. Ik heb de Camera Obscura dan ook op eigen initiatief ontdekt. Ik begon erin te lezen en de stijl greep me meteen aan. Ik vond al die oude woorden best wel intrigerend. Het boek liet me op een persoonlijke manier kennismaken met de negentiende eeuw. Je kan altijd een geschiedenisboek lezen, maar een boek dat toen werd geschreven en een beeld wou geven van zijn tijd is toch interessanter. Beets wou het immers niet hebben over de grote lijnen van de negentiende eeuw, maar wel over het alledaagse leven van de kleine mensen.”

Was Beets geen bekrompen biedermeier? Dat is toch het aura dat rond hem hangt?

Voets: “Aanvankelijk alleszins niet. Tijdens zijn studie in Leiden richtte hij een rederijkerskamer op waarin de poëzie van de Engelse romantici gelezen en becommentarieerd werd. Beets kleedde zich als Lord Byron en schreef lange lyrische gedichten in diens stijl. Hij wentelde zich in de zwaarmoedigheid. Toen hij nadien theologie ging studeren, werd hij opeens stukken religieuzer en brak hij met die “zwarte periode”, zoals hij het zelf omschreef. Toen werd hij inderdaad een biedermeier. Het is in die tijd dat hij de Camera Obscura schreef, en dat merk je ook. Hier is een man aan het woord die van huis en haard hield en helemaal opging in het Holland van zijn tijd.”

Zonder humor had de Camera Obscura misschien de tand des tijds niet doorstaan. Hoe zou u die definiëren?

Voets: “Vaak put hij humor uit het uitvoerig beschrijven van wat op zich eenvoudige handelingen of feiten zijn, om ze zo ook meer lading te geven. Zo kunnen bijvoorbeeld de eigenaardigheden van een bepaald typetje meer aandacht krijgen. Dat vond ik erg interessant. Dit zelf toepassen verliep in feite heel natuurlijk. Ik nam het specifieke taalgebruik van Beets over en de humor en de ironie slopen er tijdens het schrijven vanzelf wel in. Vorm en inhoud zijn immers heel nauw met elkaar verbonden. Bovendien hielp die humor me ook om sommige stukken sappig te houden, zoals dat over de moestuin bijvoorbeeld. Zonder humor zou dat wel heel erg droog geweest zijn.”

Eerder verschenen op Knack