"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tweede koffer

Woensdag, 10 februari, 2010

Geschreven door: Agnes Verbiest
Artikel door: Karlijn de Winter

Bildungsroman van een dwangarbeider

Eind 2009 werd de NPS-documentaireserie De Oorlog uitgezonden. In negen afleveringen gaf deze een veelomvattend beeld van de sporen die de Tweede Wereldoorlog in het leven van gewone mensen naliet. Ook de Arbeitseinsatz kwam aan de orde, de gedwongen tewerkstelling van Nederlandse mannen in voor de Duitse bezetter.
De ervaringen van Nederlandse jongens die in Duitsland moesten werken liepen ontzettend sterk uiteen, bleek uit deze documentaire. De een werkte als boerenknecht in een gemoedelijke omgeving, de ander leed onder honger en uitputting in een staalfabriek. Maar niet alleen daardoor valt de Arbeitseinsatz in de Tweede Wereldoorlog moeilijk onder één noemer te brengen. Ook een individu als Pieter Hoger, uit de debuutroman De tweede koffer van Agnes Verbiest, kan zich die periode in zijn leven niet op een eenduidige manier herinneren.

Pieters vrouw Judith, die hij pas na de oorlog heeft leren kennen, heeft hij nooit van alle details van zijn verblijf in Duitsland op de hoogte gebracht:

‘(…) hij vertelde dat hij pas negentien was toen hij in november 1942 voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland was gedeporteerd. Gedeporteerd, had hij gezegd, hoewel hij die term pas na de oorlog had geleerd en nog nooit voor zijn eigen belevenissen had gebruikt.’

Zijn eigen belevenissen beschreef Pieter destijds met heel andere woorden: die van een katholiek opgevoede jongen die net zijn middelbare school had afgerond. Keurig en intelligent, dat wel, maar nog onervaren. Het perspectief van deze jonge Pieter bestrijkt het grootste deel van de roman en als lezer ben je dan ook zelf getuige van de manier waarop hij in die tijd aan zijn ervaringen betekenis probeert te geven.

Dans Magazine

Want wat de jonge Pieter in het kleine stadje in Duitsland, waar hij bij de loonadministratie van een fabriek wordt ingezet meemaakt, zaait bij hem vooral verwarring. Met zo’n kantoorfunctie heeft hij het eigenlijk boven verwachting aardig getroffen, en in zijn brieven heeft hij weinig te klagen – waarschijnlijk tot verbazing van het thuisfront. Bovendien heeft hij het voor elkaar weten te krijgen om bij een privéadres een kamer te huren, terwijl minder gelukkige collega’s in barakken liggen te rillen.

Met Pieters succesvolle pogingen om een betrekkelijk gemakkelijk bestaan op te bouwen in Duitsland lijkt De tweede koffer de Arbeitseinsatz als het ware te nuanceren. Wie de juiste mensen kent en zich handig door allerhande situaties weet te manoeuvreren, krijgt best het een en ander voor elkaar. Die vaststelling zal niet voor iedereen even makkelijk te verteren zijn, temeer omdat je, behalve handig, ook gewoon een geluksvogel moest zijn. Pieter bekruipt dan ook wel eens een schuldgevoel – ook al hoeft hij het niet met de dood te bekopen, zoals in Piet van Akens vergeten novelle Tango voor accordeon (in 54 Vlaamse verhalen, 1971) waarin een collega-dwangarbeider uit jaloezie bij de hoofdpersoon een ‘arbeidsongeval’ veroorzaakt,

In De tweede koffer wordt, net als bij Van Aken, de verwarring niet alleen teweeggebracht door de eigen bevoordeelde positie in de vijandelijke setting. Ook de vrouwen weten Pieters hoofd danig op hol te brengen. Pieter maakt kennis met Birgit, de overbuurvrouw van het gezin bij wie hij de zolder betrekt. Haar echtgenoot is aan het front gelegerd en ondertussen weet zij heel wat eenzame mannen bij haar over de vloer te krijgen en voor zich te winnen, onder wie Pieter. Die vrijages doen zijn katholieke overtuigingen wankelen:

‘Misschien was dit wel ware vrijheid. Misschien moest hij zijn harde oordeel over haar zondige verbintenissen, ook over die van haar met hemzelf, ingrijpend nuanceren. Hoe kwam hij er trouwens bij om zichzelf nog steeds bij de goeden te rekenen terwijl hij zelf toch ook met zoveel gretigheid deel uitmaakte van die schandelijke verbintenissen. Waar haalde hij zijn eigen grenzen en die vlijmscherpe scheiding tussen goed en kwaad vandaan?’

De tweede koffer stimuleert dus niet alleen je vooroordelen over de Duitse dwangarbeid aan de kant te zetten en er een minder eenzijdig beeld voor in de plaats te stellen. De roman benadert die thematiek breder doordat alle vaste denkkaders van de hoofdpersoon op losse schroeven komen te staan.

De terugblik van de inmiddels getrouwde Pieter, op de laatste pagina’s van het boek, geeft aan die – op zich al intrigerende – belevingswereld van de jongen nog een extra dimensie. Hoe staat zo’n roerige periode uiteindelijk in je geheugen gegrift, en hoe kijk je er achteraf op terug? Bij al die interessante reflecties over ervaring en herinnering is het wel storend dat Verbiests formuleringen je gedachten soms al te nadrukkelijk een bepaalde richting op sturen:

‘Hoewel ieder van de genodigden even hartelijk was, kreeg Pieter toch de indruk dat ze het passender gevonden hadden wanneer de dwangarbeider wiens thuiskomst ze kwamen vieren er iets meer als een slachtoffer bij had gezeten, liefst zwak en hologig en minstens magerder dan zijzelf met hun grauwe gezichten en veel te wijde kleren.’

Doordat veel – iedere gedachte en indruk – expliciet wordt benoemd, houd je als lezer weinig ruimte over om het verhaal op je te laten inwerken en bij jezelf ideeën te laten oproepen. Iets minder handvatten zou het lezen spannender en uitdagender maken. Maar niettemin zorgen de degelijke karakterisering van het hoofdpersonage en de dito afgewogen stijl ervoor dat je als lezer de thematiek van de Duitse dwangarbeid van binnenuit beleeft. Daarin schuilt dan ook de meerwaarde van de literaire verbeelding om een – nog altijd niet goed begrepen – fenomeen als de Arbeitseinsatz voor het voetlicht te brengen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.