"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De virtuoos

Vrijdag, 22 november, 2019

Geschreven door: Margriet de Moor
Artikel door: Arnold Heumakers

De wereld te vergeten in deze virtuoos geschreven roman

[Recensie] “Napels is de hoofdstad van de muziekwereld,” schreef de président de Brosses in zijn befaamde Lettres d’Italie uit 1739-1740. Van Margriet de Moor, die haar tweede roman De virtuoos in het Napels van de vroege achttiende eeuw heeft gesitueerd, krijgt hij geen ongelijk. Het Napels dat zij oproept bruist van de muziek. In het bijzonder loopt men warm voor de virtuoze zang van de castrati, jongenssopranen die dank zij een operatieve ingreep hun hoge stem een leven lang weten te behouden.

In haar roman beschrijft De Moor de liefde van Carlotta voor de castraat Gasparo, afkomstig uit het dorp waarin zij als de dochter van een verbannen edelman haar jeugd heeft doorgebracht. Wanneer zij elkaar jaren later in Napels terugzien, ontstaat tussen beiden een seizoen lang een stormachtige verhouding. Hoewel het tot menige coïtus sublimatus komt, is het vooral Carlotta die voor de hartstocht zorgt. “Gasparo was iemand die je op liefdesgebied een beetje moest overhalen,” schrijft Carlotta (die op een kort intermezzo na als verteller optreedt), “buiten zijn specialisme vond hij alles al snel wat eigenaardig.”

Zijn aandeel in de conversatie bestaat dan ook vrijwel geheel uit technische uiteenzettingen, vol trillers, basisnoten, glissandi, syncopen, voorslagen en dubbelslagen. Hij is in de ogen van Carlotta niet helemaal van deze wereld, “een van de Olympus afgedwaalde God,” die zich de affectie sloom en behaagziek laat aanleunen, terwijl Carlotta van haar “liefdesmystiek” kringen onder de ogen overhoudt. Hij is haar “grote liefde,” zij is voor hem een prettig incident op het pad naar een steeds grotere artistieke roem.

Wanneer het seizoen van hun liefde voorbij is, zegt Carlotta: “Die winter lukte het me om mijn verstand op nul te zetten en het toch niet te verliezen.” Dat laatste is maar goed ook, want juist aan Carlotta’s reflecties ontleent deze roman zijn meerwaarde.

Boekenkrant

Het gaat niet alleen om een liefdesverhaal. De Moor heeft de geschiedenis van Carlotta en Gasparo in een breder perspectief geplaatst. Uiteraard, om te beginnen, een historisch perspectief. Men krijgt, terloops maar zeer doeltreffend, een sfeervol beeld van het achttiende-eeuwse Napels, waar de bonne compagnie weliswaar belang stelt in de nieuwe filosofie die uit Frankrijk is komen overwaaien, maar toch diep in het hart meer waarde hecht aan minder rationele zaken als de poëzie, het verlangen en het genot.

Over haar Gasparo zegt Carlotta: “De stem en daarbij nog het lichaam. Het mooiste en het lichtste van alle dingen die God heeft gegeven in contrast met een zwaar mannenlichaam van meer dan zes voet lang. Ik houd van zulke paradoxen (…) Wij houden van twijfels, van vragen en wij houden vooral van genot. Je lichaam is wat je bent en alle kennis begint met verlangen. Naar wat anders dan genot?”

Haar tegenpool is een Franse minnaar, Rodolphe, een adept van de in opmars zijnde Verlichting, die de wetenschap minstens zo belangrijk vindt als de liefde. Typerend (en naderhand in de Romantiek uitgegroeid tot een topos) is hun gesprek over de regenboog. Voor Rodolphe is er sprake van zonlicht dat gebroken wordt door regendruppels, precies zoals hij het van Newton heeft geleerd; Carlotta ziet in de regenboog liever “een grandioos welkom” aan Gasparo. “Vanuit het ene wonder reik ik bij mijn volle verstand naar het andere.”

De kunst, in haar meest wonderbaarlijke, meest sublieme, maar ook meest kunstige vorm, wordt hier uitgespeeld tegen het realisme en de redelijkheid van de Verlichting. Een debat dat tegen het eind van de eeuw – in de Romantiek – nog eens met verhevigde kracht zal worden overgedaan. Maar zover is het nog niet in de periode die De virtuoos bestrijkt. Carlotta bevindt zich in “het zeer interessante moment waarop de wereld verandert.”

De toekomst behoort niet aan de verheven onwerkelijkheid van de castratenzang, maar aan de wereldse humor van de opera buffa, waarvan Rodolphe niet toevallig de eerste verschijningsvorm met enthousiasme begroet. Een verwijzing wellicht naar de Querelle des Bouffons, die in 1752 juist de Parijse philosophes wist te mobiliseren vóór de nieuwe kunstvorm.

Het succes dat Gasparo in Engeland (maar niet in Frankrijk) oogst, is volgens Carlotta daarom een succes zonder “toekomst,” een “zijpad, een geschiedenis in de schaduw.” Dat werpt over de roman als geheel, bij alle uitbundige hartstocht, een waas van melancholie: de vergankelijkheid van de “onmogelijke” liefde der beide protagonisten spiegelt zich in de vergankelijkheid van de castratenzang, die halverwege de achttiende eeuw over zijn hoogtepunt heen zal zijn.

Maar dat doet niets af aan de glans van de prestatie: de “onschuld” van de virtuositeit die, spottend met de “waarschijnlijkheid” en de “goede smaak,” dank zij inzet en oefening erin slaagt “de wereld te vergeten, werkelijk te vergeten en in het openbaar een uiterste grens aan te raken.” Hetzelfde lukt Margriet de Moor in deze virtuoos geschreven roman (de titel schept verplichtingen, die worden nagekomen), waarin het verhaal van een dubbelzinnige passie tegelijkertijd een pleidooi bevat voor een kunst van de zuiverste verbeelding.

Eerder verschenen in De Volkskrant en op Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur:

De virtuoos

Eerst grijs dan wit dan blauw

Ik droom dus

Roundhay, tuinscène