"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De wilden

Vrijdag, 18 maart, 2022

Geschreven door: Gabrielle Filteau-Chiba
Artikel door: Marnix Verplancke

Ode aan de schoonheid van de wilde natuur

De Canadese Gabrielle Filteau-Chiba (1988) koopt bergtoppen met de opbrengst van haar boeken. “Als we de wet op de natuurbescherming niet kunnen veranderen, laat ons dan tenminste proberen om de mentaliteit een andere kant op te sturen,” zegt ze. “Dan volgt de wet misschien alsnog.”

[Interview] Filteau-Chiba werkte als vertaler Frans-Engels tot ze in 2013 besliste het stadsleven vaarwel te zeggen om in een boshut zonder voorzieningen te gaan wonen. Ze debuteerde in 2018 met Encabanée.

Sauvagines, haar tweede roman, die in het Nederlands vertaald werd als De wilden, stond op de shortlist van de Prix France-Québec. Voorlopig heeft het boek zes vertalingen en een verfilming geoogst.

Het begon allemaal in 2014. Gabrielle Filteau-Chiba woonde toen al een jaar helemaal alleen in een blokhut in het midden van een groot woud in het Canadese Quebec. Stromend water, elektriciteit of verwarming had ze niet, en omdat ze zich soms eenzaam voelde adopteerde ze een hond. De eerste herfst dat hij bij haar woonde, net nadat het jachtseizoen was geopend, raakte hij vast in een strik van een stroper. Ze vond hem op tijd terug, maar veel scheelde het niet of het beestje had het niet overleefd. “Ik voelde me zo machteloos,” herinnert ze zich, “dat was zo laf, die strik, en omdat ik niet veel anders kon dan schrijven, begon ik aan een stuk, bedoeld voor een lokale krant, waarin ik wou melden wat er gebeurd was en de arrogantie van de stropers aanklagen. Zij verstoren niet alleen het ecosysteem van het bos, ze laten ook hopen afval achter. Ze hebben gewoon nergens respect voor.” Maar wat Filteau-Chiba schreef werd meer dan een krantenstuk, het werd het begin van een roman.

Boekenkrant

In De wilden volgen we Raphaëlle, een jonge vrouw die helemaal alleen in een camper in het Canadese woud woont en net een hond heeft geadopteerd, een bastaard die zweeft tussen een husky en een coyote die aan het begin van het jachtseizoen in de strik van een stroper belandt. Alleen is Raphaëlle geen schrijfster zoals Gabrielle, maar wel een boswachter die instaat voor het wildbeheer. Raphaëlle schrijft dus geen krantenartikel, maar wil weten wie de strikken zet, en dat blijft niet lang een geheim. Omdat ze de overblijvende strikken van de stroper onklaar heeft gemaakt, komt hij immers achter haar aan. ’s Nachts hangt hij een strop voor haar raam, hij installeert een wildcamera op de plaats waar ze doucht en uiteindelijk breekt hij zelfs haar camper open en laat hij een coyotepels op haar bed achter. Tijd om veiliger oorden op te zoeken, beslist Raphaëlle, die een tijdje bij haar collega op rust Lionel intrekt en uiteindelijk samen met haar nieuwe geliefde Anouk wraak neemt, mits een reusachtige berenval.

Een thriller denkt u nu misschien, maar daar is het Filteau-Chiba allerminst om te doen. Wat zij voor ogen had met het schrijven van haar toch wel opmerkelijke roman is een ode brengen aan de schoonheid van de wilde natuur, de wijsheid van de First Nation-indianen en de kracht van vrouwen. “Dat die stroper mijn terrein was binnengedrongen voelde als een aanranding,” vertelt ze, “Ik had het toen erg naar mijn zin in mijn boshut. Iedere nacht hoorde ik de coyotes zingen. Aanvankelijk was ik bang geweest, maar nadat ik een tijd dicht bij hen had geleefd, wist ik dat ik niets te vrezen had. Ik leefde in harmonie met mijn omgeving tot die man opdook en het stil werd omdat hij de coyotes afslachtte.”

Waarom ging u in feite in die boshut wonen?

“Ik groeide op in Montreal, de belangrijkste stad van Quebec. Ik was een echte stadsmeid tot ik op mijn 22e afstudeerde en als vertaalster aan het werk ging. Ik had een fantastische baan, met een eigen kantoor en een raam met daglicht. Ik mocht dus niet klagen. Alleen gaf het raam uit op de muur van het tegenoverliggende kantoor. Beneden was een binnenplaatsje met een boom die naar boven groeide op zoek naar licht en dus vooral een stam was. Meer dan die gevangen boom zag ik niet. En zo voelde ik me ook, opgesloten in de succesmaatschappij. Dat zag ik me echt geen veertig jaar volhouden. Ik was dringend toe aan vakantie, dacht ik, en dus nam ik een week verlof. Ik trok naar de Kamouraska-regio en bleef er uiteindelijk acht jaar hangen. Ik vond het er zo mooi. Misschien staat hier wel iets te koop, dacht ik en dus begon ik voor de lol wat rond te kijken, tot ik op die blokhut stootte, omgeven door een groot bos en met een rivier voor de deur, die voor een spotprijs te koop stond. Dat kon ik gewoon niet laten passeren. Toen ik de hut ging bekijken zag ik op het terrein verschillende afdrukken van dierenhoeven en dat gaf pas echt de doorslag. Het was bijna een kinderdroom die werkelijkheid werd. Ik had altijd willen schrijven. In die hut zou ik dat eindelijk kunnen doen. Ik had niet veel nodig, een tafel, een bed en een houtkachel, en ik voelde me een heuse Thoreau. Ik verkocht al mijn bezittingen, inclusief de flat in Montreal, diende mijn ontslag in, kocht een tweedehands auto en vertrok. Uiteindelijk woonde ik drie jaar in de boshut, alleen met mijn hond. Ik schreef, tekende en dwaalde door de bossen.”

Maar jagen deed u niet?

“Dat is hier een gevoelig onderwerp. Iedereen heeft wel een jager in de familie. Bovendien hebben de indianen jachtrechten en ook hen wou ik met mijn boek niet tegen de haren instrijken. Ik heb respect voor de wijze waarop zij jagen. Zij houden rekening met de dieren, doden er niet meer dan nodig en gooien ook niets weg. Ze gebruiken het vlees, de huid en het gewei. Zij danken de natuur en de dieren, zingen liederen, dat is heel iets anders dan die witte stropers met hun strikken die overal in het bos karkassen achterlaten. De indianen jagen niet voor de lol of voor het geld. Ik lees hoe in Europa de natuur weer plaats krijgt en hoe wolven stilaan weer terugkomen. In Canada zitten we wat dat betreft nog in de Middeleeuwen, de natuur wordt hier stelselmatig uitgeroeid. Zeker de grote predatoren hebben het moeilijk, waardoor het ecosysteem honderden jaren lang verstoord raakt. Samenleven met de natuur is hier nog niet ingeburgerd.”

Het bos trekt een bepaald type mannen aan, toont u in uw boek, stoer, libertair en gewelddadig. Heeft het te maken met de afwezigheid van sociale controle?

“Ik denk het niet, het ligt eerder aan de cohesie van kleine, gesloten gemeenschappen. Toen ik nog in de hut woonde leerde ik geleidelijk aan de regels van zo’n kleine gemeenschap kennen. Een ervan is dat lokale bewoners altijd voor elkaar opkomen en er daardoor een sfeer van straffeloosheid ontstaat. Brute en wrede mannen, die dieren pijnigen of vrouwen misbruiken worden daar niet op aangesproken omdat ze tot de groep behoren. Zij zijn daar geboren, terwijl jij altijd een buitenstaander blijft. Zelfs na drie jaar in de hut was ik nog een vreemdelinge. Ook al was die indringer een stroper die zijn vallen op mijn land had uitgezet, toch zou niemand hem afvallen. Wanneer je in de wildernis leeft, verandert die je. In de wildernis kan een man als de stroper uit mijn boek een tiran worden en niemand zal hem ook maar een strobreed in de weg leggen. Zijn hele omgeving is immers medeplichtig. Zo erg is het toch allemaal niet wat hij doet, denken ze dan. Al die nieuwe ideeën zijn niets voor hen, zij houden de oude waarden in ere. Wat kan het kwaad om een bos te ontdoen van zijn coyotes? De natuur is zo groot en kan daar toch wel tegen? Maar ik wou daar tegenin gaan. Ik ging op zoek naar manieren om hem te pakken en ontdekte dat ik hem gewoon niets kon maken. Ik las alle wetten over stropen op het land van een ander en ontdekte dat hij wettelijk niets fouts had gedaan.”

Mag je dan zomaar vallen zetten in de tuin van je buur?

“In Canada wel, omdat de wetgeving nog uit de negentiende eeuw stamt, de tijd dat mensen de wildernis in trokken en voor hun overleven aangewezen waren op de dieren die ze konden vangen. Iemand verbieden vallen te zetten, zou hem dus het overleven onmogelijk maken. Vandaar dat het ook verboden is om strikken van anderen te verwijderen, ook al liggen ze op jouw land. Je mag daar gewoon niet aankomen, ook een boswachter niet trouwens. Dat die wetgeving hopeloos verouderd is en vandaag misbruikt wordt door mensen die op hun eentje honderden dieren vermoorden, kan de Canadese overheid niet schelen. Dierenrechten staan hier helemaal onderaan het prioriteitenlijstje. Winst staat veel hoger. Je kan ook zonder enig probleem dieren martelen trouwens. Daar staat niets eens een boete op.”

Ik neem aan dat je de toxische mannelijkheid alleen kon bestrijden met de vrouwelijke liefde tussen Rafaëlle en Anouk?

“Tegenover het duistere kwaad van de stroper wou ik inderdaad de lichtere liefde van die twee plaatsen, maar ook wel de kracht van het lot. Soms ontmoet je mensen die je leven veranderen of je nieuwe inzichten bezorgen. Anouk is de heremiet van de twee, een passief-agressieve vrouw die zich liever terugtrekt dan in de aanval te gaan. Raphaëlle is daarentegen iemand die de wereld wil veranderen, vandaar haar job als boswachter. Het zijn twee verschillende karakters, maar samen komen ze tot het besluit dat er maar een oplossing is. Het verhaal over hun liefde is mijn favoriete deel van het boek. Over hen schrijven was als bloemen op een graf plaatsen, omdat ik tegenover de gruwelijke moord ook de schoonheid van de liefde kon zetten.”

Lionel geeft hen een boek over hekserij. Het is maar een klein detail in de roman, maar is het uw manier om vrouwengemeenschappen te eren?

“Alle vrouwen zijn heksen. Ze willen het niet zijn, omdat ze niet vervolgd willen worden, maar ze hebben wel heksenkrachten. Ze kunnen mannen verleiden tot het uitvoeren van zaken die ze uit zichzelf nooit zouden doen. Vrouwen zijn als orchideeën die hommels lokken. Die kracht zit overal in de natuur. Wanneer ik in de zomer het bos zie, springlevend en dynamisch, heeft het iets magisch voor mij. Die natuur is mijn religie. Veel vrouwen die ik ken zijn het slachtoffer geworden van incest, aanranding of verkrachting. Het lijkt soms alsof je als vrouw geen veertig kunt worden zonder zoiets meegemaakt te hebben. We hebben daardoor allemaal dat gebroken kind in ons. Maar we mogen niet vergeten dat we ook heksen zijn en dat we dus niet altijd passief moeten blijven. We kunnen ons verzetten. Wat doe je wanneer je belaagd wordt door een demon als die stroper? Je wordt een heks en bestrijdt die demon.”

In Europa wordt Canada vaak gezien als een vooruitstrevend land. U lijkt in uw boek vooral te willen afrekenen met die mythe.

“Op het vlak van dierenrechten en ecologisch bewustzijn heeft Canada nog een hele lange weg af te leggen. Steeds meer bossen worden gekapt en vervangen door plantages, en ook de mijnbouw breidt nog uit. Voor de meeste Canadezen is de natuur een gebruiksvoorwerp, iets waar je geld aan verdient, en waarom zou je er zorg voor dragen? Er is immers zo immens veel natuur. De provincie Quebec alleen al is vijftig keer zo groot als België. Er wonen 8,5 miljoen mensen, maar die wonen allemaal in het zuiden, tegen de Amerikaanse grens aan, waar de temperatuur nog iet of wat te doen is, al is het hier momenteel -20 op het warmste moment van de dag. Het hele noorden is leeg. Daar woont niemand, en dus is het een grabbelton voor mensen die er een slagje willen slaan. Canada is geen land, het is een grondstoffenkolonie en alle wetten zijn erop gericht om zoveel mogelijk geld te verdienen aan die grondstoffen. Dat koloniale hebben we nog steeds niet kunnen afschudden. We vallen nog steeds onder de Britse kroon. Elizabeth II is ons staatshoofd. In het boek dol ik daar wat mee door een paar jagers op te voeren die haar portret als schietschijf gebruiken, maar ergens schuilt daar wel een oprecht gevoel achter, zeker in Quebec. We zitten vast in een oubollige manier van denken gericht op exploitatie dan de natuur, en dat terwijl wij samen met Rusland over de laatste boreale wouden ter wereld beschikken. Die moet je niet kappen. Die moet je koesteren.”

Vandaar dat u een rol weglegt voor Gros Pin, de reusachtige, misschien wel een half millennium oude den van Kamouraska?

“Toen ik die boom voor het eerst zag was ik diep onder de indruk. Wat een mastodont, en alle bomen eronder zijn met hem verbonden via het wortelgestel. Kilometers lang zijn die wortels. Gros Pin is niet de enige oude boom in Canada natuurlijk, maar ze worden wel steeds zeldzamer. Hier en daar laten ze er een staan, als herkenningspunt, terwijl alle bomen eromheen gekapt worden. Erover schrijven was mijn manier om de boom te beschermen. Wanneer hij in mijn boek staat, dacht ik, durft niemand hem nog om te leggen. Als we de wet niet kunnen veranderen, laat ons dan tenminste proberen om de mentaliteit een andere kant op te sturen. Dan volgt de wet misschien alsnog.”

En wat met de bonthandel?

“De kolonisatie en de bonthandel gingen hand in hand. Vandaag is bont echter lang niet meer zo populair als vroeger. Een bonten kraag kan nog wel, maar als je je met een bontjas op straat vertoont zul je ook in Canada niet ver raken zonder beschimpt te worden.”

Kamouraska heeft vijfduizend inwoners en honderdduizend toeristen. In hoeverre is die toeristenindustrie een bedreiging?

“Alles moet ervoor wijken. Kamouraska is mooi. Het ligt aan het water en als je wat geluk hebt zie je walvissen. Het is een van de oudste stadjes van Canada, gesticht door de Franse kolonisten. Het staat vol pittoreske huizen en kerkjes. Nogal wat rijke mensen uit Quebec hebben er een huis dat ze in de zomer voor veel geld verhuren. Mensen wordt wijsgemaakt dat ze in Kamouraska zullen kennismaken met de echte wildernis, terwijl die al lang getemd is. Wanneer je met een vliegtuig over deze streek vliegt, zie je dat het een bloedbad is, de totale vernietiging van een ecosysteem. Met de opbrengst van mijn boek heb ik vorig jaar een bergtop gekocht, vlakbij waar ik woon. Grond kost hier een habbekrats. Die bergtop stond vol grote, volgroeide bomen en ik wist dat ik die alleen kon redden door ze te kopen. Anders had iemand de berg gekocht voor de houtopbrengst, had die alle bomen gekapt en was er een kale berg achtergebleven. En hier wil ik het niet bij laten. Ook met mijn toekomstige royalties wil ik bos kopen om het te beschermen. Kijk, zullen de mensen dan zeggen, daar heb je het bos van die heks.” (lacht)

Heeft u ook First Nation-indianen in uw stamboom, zoals Raphaëlle?

“Ik weet het in feite niet, maar genetisch gezien hebben we in Quebec allemaal in meerdere of mindere mate indianenbloed door onze aderen stromen. Het is alleen moeilijk te bepalen waar het vandaan komt. Zelfs al heb je een hele stamboom van je voorouders, dan nog weet je niet wie welke afkomst had. Alle indianen kregen immers een westerse naam. Het was een schande om een indiaanse grootmoeder of -vader te hebben. Ik probeer de oorspronkelijke inwoners van Quebec in mijn boeken hun gerechtigde plaats te geven. Je kunt niet over dit land schrijven en hen niet vermelden. Ooit leefden wij heel dicht bij elkaar. De Franse kolonisten overleefden door de hulp die ze kregen van de indianen. Later zijn we uit elkaar gegroeid. We namen hun land af en drongen hen terug in reservaten. Ze zijn daardoor uit het leven van de Canadezen verdwenen. We ontmoeten hen niet meer en kennen hen ook niet. Dat verandert stilaan wel wat, maar heel traag. En we kunnen nochtans zoveel leren van hen over een gezonde en duurzame omgang met de natuur.”

Zoals Anouk het zegt: “Ons volk is zeker modern, maar ook ondraaglijk koud”?

“Wij zijn alleen nog hoofd en rede. Alle spiritualiteit en emotie hebben wij uitgebannen, terwijl we met een wat meer religieuze kijk op de natuur misschien wel betere mensen zouden zijn. Voor mij vormen de Canadese bossen een levende tempel. Wanneer je die binnengaat doe je dat met respect. Je stormt niet met een hele meute roepend en tierend en alles vertrappend het woud in. Nee, je stapt traag en stil, net zoals de indianen dat doen, want als je op traditionele wijze een dier wil verschalken, mag je niet opvallen.”

Gewoon uit nieuwsgierigheid, heb je de stroper die de val zette die je hond bijna het leven kostte uiteindelijk kunnen identificeren?

“Ja, die had ik vlug te pakken. Hij verstopte zich ook niet, maar hij maakte me het leven zuur. Ik ben een beetje een hippie. Ik loop altijd op blote voeten, ook in het bos. Eens mijn hond in die strik had gezeten, liet het idee me niet meer los dat ik ook in een val zou kunnen stappen. Zorgeloos paddenstoelen plukken was er vanaf die dag niet meer bij. Die man verstoorde dus mijn gemoedsrust op mijn eigen land. En hij deed dat bij veel vrouwen, hoorde ik nadien. Het is een gevaarlijke man, waarschuwden ze me, laat hem met rust.”

En dus ben je hem te lijf gegaan met een berenval?

(schatert het uit) “Nee, anders zat ik hier nu wellicht niet. Wat zou nog erger zijn dan die man vermoorden, vroeg ik me af. Hem in een boek te kijk zetten natuurlijk. Mijn wraak wordt wereldwijd vertaald en binnenkort komt er nog een film van ook. Benieuwd wat hij daar van zal vinden.”

Eerder verschenen in De Morgen