"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De zon en de maan en de Rolling Stones

Donderdag, 17 augustus, 2017

Geschreven door: Rich Cohen
Artikel door: Bertram Mourits

De nadagen van The Rolling Stones

Na hun artistieke hoogtepunt gingen de Stones gewoon door. Op zakelijke basis. Dat doen ze nu al veertig jaar, terwijl ze hun imago streng bewaken.

[Recensie] Wat is de rol van een band die tien jaar lang de ene grens na de ander verlegde, die zijn weg wereldwijd in de hitlijsten wist te vinden en die toen de leden eenmaal wereldsterren waren niet op zijn lauweren rustte maar een reeks van vijf fantastische albums maakte, om daarna veertig jaar lang na te pruttelen, steeds matiger platen afleverend en ondertussen om de paar jaar de vergane glorie wereldwijd over het voetlicht te brengen? In De zon en de maan en de Rolling Stones gaat Rich Cohen, Rolling Stone-journalist en co-auteur van de matig ontvangen HBO-serie Vinyl, op zoek naar het antwoord.

Cohen, geen Stones-fan van het eerste uur, geeft een prachtige schets van rock-’n-roll voorbij de midlifecrisis die onder druk van roem en commercie. Helaas vond Cohen dat niet genoeg.

Rich Cohen is geboren in 1968, en begon dus bewust naar muziek te luisteren toen The Stones hun hoogtepunt al achter de rug hadden. Een grote fan was hij dan ook niet toen hem als journalist in 1994 gevraagd werd de band op hun tournee te volgen. Hij won hun vertrouwen, juist omdat hij niet als een kritiekloze fan aan hun lippen hing, en hij kreeg zo inzicht in de dynamiek van de band.

Boekenkrant

In De zon en de maan en de Rolling Stones steekt Cohen zijn persoonlijke voorkeur niet onder stoelen of banken: Mick Jagger wordt geschetst als een Shakespeare-slechterik, Keith Richards juist als een tragische held. Richards is het ook die verantwoordelijk is voor de mooiste verhalen en anekdotes – en ook de titel van het boek is aan hem te danken, wanneer hij mijmert over het feit dat Rich Cohen altijd geleefd heeft in een wereld mét zijn bandje. Want The Rolling Stones zijn net zo vanzelfsprekend aanwezig als de zon en de maan, je kunt je niet meer voorstellen hoe het zonder was – een beetje als Lars Gustafssons ‘stilte van de wereld voor Bach’.

The Stones hebben een klassieke status en die maken ze vooral op het podium ten gelde. En de drijvende kracht daarbij is Mick Jagger. Het is een mooi scène, wanneer Cohen een hotelkamer binnenloopt terwijl Mick zit te bellen. Het ging over geld. “Zijn gezicht was gewoon en grauw, gewoon een Engelsman in aandelen. Toen hij klaar was met zijn telefoontje, wendde hij zich naar mij en glimlachte en werd Mick Jagger. Ik ben er nooit overheen gekomen: hoe deze uitgeputte zakenman een knop had omgedraaid en een rockster werd.”

Daarmee is het ontnuchterende antwoord gegeven op de vraag wat je moet doen als je een belangrijke band bent nadat de artistieke hoogtepunten achter de rug zijn: gewoon doorgaan, op zakelijke basis, en bewaak zorgvuldig je image. Het is simpel, ze kunnen niets anders en dat hoeft ook niet meer.

Daar zit een tragiek in en die beschrijft Cohen goed, bijvoorbeeld hoe de soloprojecten van Mick mislukken, hoe de vlijmscherpe autobiografie van Keith Richards een definitieve wig heeft gedreven tussen de voormannen, hoe Bill Wyman de band verlaat, een beetje stilletjes, in de wetenschap dat de verhalen over zijn misbruik van jonge meisjes aan het licht zouden komen, en hoe Charlie Watts – van oudsher de nuchterste Stone – uiteindelijk toch nog bijna aan de drugs zou bezwijken.

Dit was genoeg materiaal geweest voor een boek. En dan was het een prachtige schets geworden van hoe – om Jan Donkers te parafraseren – rock-’n-roll voorbij de midlifecrisis er onder druk van roem en commercie uitziet. Maar dat was Rich Cohen kennelijk niet genoeg: zijn boek moest een biografie worden. En voor wie al eens een Stones-biografie las, of natuurlijk het boek van Keith, wordt dan niet vaak meer verrast. Daar zijn ze weer: de bluesplaatjes die ze op hun kamertjes aan elkaar lieten horen, de tragische geschiedenis van Brian Jones (hoe mooi ook beschreven), de rol van Muddy Waters (1913-1983), de concurrentiestrijd met The Beatles, et cetera. Bijna driehonderd bladzijden lezen we over de hoogtijdagen van de band. Begrijpelijk dat Cohen die het meest inspirerend vond, maar wat zijn boek interessant maakt zijn de kruimels die hij aan de nadagen wijdt.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad