"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Democratische zelfverdediging

Zondag, 31 maart, 2019

Geschreven door: Afshin Ellian
Artikel door: Jos van Dijk

Is alles geoorloofd om de democratie te redden?

Hoe kan voorkomen worden dat de democratische rechtsstaat met democratische middelen om zeep wordt geholpen? Een boek vol rechtsfilosofische argumenten voor actuele politieke debatten.

[Recensie] “De verbodsbepalingen voor radicale organisaties die tot doel hebben om onze democratische rechtsstaat omver te werpen of af te schaffen, worden uitgebreid door aanpassing van art 2:20 BW.” Dit is een nog weinig besproken passage uit het regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Het idee lijkt uit de koker van het CDA te komen dat eerder tevergeefs een voorstel deed om partijen die de democratie omver willen werpen te verbieden.

De strijd om de democratie, een bundel essays onder redactie van de Leidse rechtswetenschappers Afshin Ellian, Gelijn Molier en Bastiaan Rijpkema, is bedoeld als bijdrage aan het hedendaagse debat over een klassieke probleem: op welke gronden mag in een democratie een partij verboden worden? Naast theoretische, rechtsfilosofische beschouwingen gaan de essays over de democratie in Hongarije en Polen en over religieus extremisme.

Het begrip ‘weerbare democratie’ staat centraal in het boek. Het is een begrip dat Rijpkema heeft uitgewerkt in zijn proefschrift uit 2015. Volgens Rijpkema is de mogelijkheid tot ‘zelfcorrectie’ de grondslag van het democratische systeem. Een democratisch bestuur moet fouten kunnen erkennen, ontvankelijk zijn voor nieuwe ideeën en vervangen kunnen worden. Dat kan als voldaan wordt aan periodieke evaluatie, bijvoorbeeld door middel van verkiezingen, de bescherming van politieke concurrentie (er moet iets te kiezen zijn) en de vrijheid van meningsuiting om alternatieven in alle vrijheid te kunnen bediscussiëren. Rijpkema laat zien dat de machtsgreep van Orbán’s Fidesz partij het zelfcorrigerend vermogen van de Hongaarse democratie ernstig heeft ondermijnd.

Foodlog

Tegen de absolute waarheid

In theorie zijn er verschillende benaderingen voor het onderbouwen van een partijverbod, afhankelijk van de vraag naar de essentie van democratie. Gelijn Molier bespreekt de opvattingen van verschillende geleerden die tot nadenken stemmen over aspecten van ons politieke systeem die ook in de kolommen van Sargasso regelmatig onderwerp van debat zijn. Beoordelen we de democratie puur naar de vorm (meerderheid van stemmen stelt) of betrekken we daarbij ook bepaalde waarden, zoals openheid en non-discriminatie? Wat betekent de vrijheid van meningsuiting in dit verband? En kunnen we onze politieke standpunten wetenschappelijk staven?

Nee, zegt Gustav Radbruch, aangehaald door Molier, we moeten afzien van dé waarheid in politieke zin. Radbruch verdedigt het relativisme en meent dat wie wel de waarheid wil voorschrijven zich niet langer democraat kan noemen. De democratische staat laat alle opvattingen en partijen toe “zolang zij maar bereid zijn de ideologische strijd met anderen aan te gaan en die anderen daarmee impliciet als gelijkwaardig te beschouwen. Zodra een partij op grond van een als absoluut geldig verklaarde opvatting meent de macht te moeten grijpen, dan moet men haar met alle middelen bestrijden”. (p. 66)

Hong, die meer naar de procedures kijkt, meent dat de grens van de democratie bereikt is als de meerderheid een minderheid definitief de weg afsluit om ooit ook meerderheid te worden. Geen enkele minderheid mag worden buitengesloten, tenzij het een minderheid is die eenmaal aan de macht alle anderen gaat buitensluiten.

Totalitaire verleiding

De Franse politicoloog Lefort ziet volgens Bart Verheijen het democratisch systeem ook bronnen voor wat hij noemt de totalitaire verleiding. Democratie leeft waar verdeeldheid en dus onzekerheid troef zijn. Democratische processen hebben een open einde, of beter gezegd helemaal geen einde. Het debat gaat altijd verder. Dat kan in bepaalde omstandigheden bij mensen de hang naar pasklare oplossingen, een sterke leider en eenheid stimuleren. De democratie moet zich wapenen tegen deze valkuil van de organische eenheid en de exclusieve identiteit van ‘het volk’, zegt Lefort. Democratie draait volgens hem “niet alleen om het faciliteren van meerderheidsbesluiten maar vooral om de acceptatie van de pluraluteit van meningen en opvattingen en het naleven van mensenrechten.” (p.112)

De beperkingen van een juridische oplossing

Patrick van Schie, directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, meent als historicus dat we voor de bescherming van de democratie niet alle kaarten op het recht moeten zetten. Hij loopt een aantal grondwetsartikelen langs die de democratie de nodige bescherming moeten bieden en laat zien dat daar toch ook wel wat haken en ogen aan zitten als ze op de weerbarstige praktijk moeten worden toegepast. Maar kunnen we dan heel pragmatisch volstaan met het adagium van de ambtenaar: handelen naar bevind van zaken? Of moeten we vertrouwen op de militaire macht? Van Schie vertrouwt op de duurzame werking van een politiek systeem met ‘checks en balances’ (en houdt daarbij een pleidooi voor een volksvertegenwoordiging met twee Kamers). Maar de beste waarborg voor het overleven van een democratie blijft echter een breed levende democratische gezindheid, schrijft hij (p. 138). Democratie is niet vanzelfsprekend, het moet geleerd worden. Burgerschapsvorming is van wezenlijk belang.

1933

In discussies over dit onderwerp wordt vaak teruggegrepen op de wijze waarop Hitler aan de macht is gekomen. Afshin Ellian meent dat de nazi’s niet dankzij, maar ondanks de democratie aan de macht zijn gekomen. De NSDAP verwierf geen absolute meerderheid via vrije verkiezingen. In 1933 konden alle “tegenstanders van Hitler gemakkelijk een regering vormen, maar dat deden ze niet.” De macht van de NSDAP werd op straat afgedwongen. De lessen die we uit de Weimarrepubliek kunnen leren zijn dat we om de democratie te beschermen het staatsmonopolie op geweld te allen tijde moeten handhaven en daarnaast de vrijheid van meningsuiting. Desnoods moet een tijdelijke “dictatuur van de rechtsstaat” de democratie beschermen als het uit de hand loopt, zegt Ellian. In Nederland is dat volgens hem niet aan de orde als de politici de wil tonen om het islamisme te bestrijden en als zij bereid zijn de maatschappelijke problemen en het sociale onbehagen bestrijden dat nu door de populisten wordt vertolkt. “Vanuit dit standpunt bezien kan het populisme zelfs als bescherming van de democratie als maatschappijvorm worden gezien.” (p.194)

Europese democratie

Polen en Hongarije zijn de Europese zorgenkindjes als het om democratie gaat. De vraag is of de artikel 7 procedure die nu door de Europese Commissie in gang is gezet een effectief redmiddel kan zijn. Leonard Besselink maakt duidelijk dat hier niet een juridische maar een politieke opdracht ligt. Hij zet zich ook af tegen de bezwaren van de Poolse en de Hongaarse regeringen die schermen met de soevereiniteit van hun eigen land. Democratie is een Europese waarde, maar geen autonome, nieuwe waarde die Brussel verzonnen heeft. Het gaat om wat de lidstaten bij de vorming en hervorming van hun unie overeen zijn gekomen: de handhaving van waarden waar elke lidstaat afzonderlijk zich hard voor maakt. Zo bezien ligt het vooral op de weg van de regeringsleiders van de lidstaten om hun collega’s in Polen en Hongarije ter verantwoording te roepen: ‘zo zijn we niet getrouwd!’.

Bij Rick Lawson, die zowel naar het EU als naar de Raad van Europa en het Europese Mensenrechtenhof kijkt, gaat het vooral over het behoud van de rechtsstaat. Maar ook hij meent dat de huidige democratische rechtsstaat niet zozeer afhankelijk is van het bestaande juridische instrumentarium maar allereerst van de politieke wil in de lidstaten en de bereidheid om op te treden als dat noodzakelijk is. Lawson beschrijft hoe de EU in de loop van de tijd een bescherming van de Europese rechtsstaat heeft ontwikkeld die ook van groot belang is voor de naleving van mensenrechten in de afzonderlijke natiestaten.

Religieus extremisme

Het feit dat het in dit derde deel van het boek uitsluitend gaat over de islam lijkt mij een reden voor enige behoedzaamheid. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de angst voor de islam bij de auteurs de liefde voor de democratie en de rechtsstaat ver te boven gaat. Zo ziet David Suurland een potentiëel gevaar in het rijp maken van de geesten van islamieten voor het omverwerpen van de democratische orde. Hij pleit net als Dirk Verhofstadt voor inzet van artikel 17 van het EVRM (misbruik van recht) om islamistische uitingen en organisaties te verbieden. Verhofstadt wil voor zo’n verbod godsdienstige uitingen op dezelfde manier behandelen als de algemene vrijheid van meningsuiting. Verbieden is verdedigbaar als het leven en welzijn van anderen in gevaar komt. En dat is in zijn ogen bij alle salafisten het geval. Want zij wijzen alle democratische grondwaarden af. Dat roept wel de vraag op hoe een standpunt over waarden daadwerkelijk schade berokkent aan het leven en welzijn van mensen die dat standpunt niet innemen. Het argument dat zowel Suurland en Vorhofstadt hier tegenover zetten is te vergelijken met het bekende bezwaar tegen wietrokers: vreedzaam salafisme is de opmaat naar het jihadisme.

Paul Cliteur, tenslotte, meent dat de politieke elite in Europa zich te weinig weerbaar opstelt en zelfs onbewust samenwerkt met het salafisme. Met de hulp van leger en politie moet veel meer geïnvesteerd worden in de bescherming van mensen die vanwege hun uitlatingen het doelwit zijn van terroristische aanslagen. Zo kan de overheid niet alleen de vrijheid van meningsuiting waarborgen maar daarmee ook een open en vrije samenleving behouden.

Maar er is meer…

De strijd om de democratie is een belangwekkend boek dat diepgang geeft aan een actueel politiek debat over de staat van de democratische rechtsstaat. Soms nogal theoretisch, met omtrekkende bewegingen langs een keur van Europese geleerden uit heden en verleden (zoals bij Ellian), zelden direct politiek-polemisch (met uitzondering van Cliteur). Meestal toch op enige afstand van de waan van de dag. En dat is niet slecht voor een debat dat doorgaans van incident naar incident loopt.

De beperkingen van de rechtsfilosofische, juridische blik worden door verschillende auteurs zelf genoemd. Dat neemt niet weg dat ik, als het over bedreigingen van de democratie gaat, toch ook nog heel veel mis. Met name de bedreigingen die samenhangen met de economische democratie. Het voortdurende democratisch tekort in Europa heeft niet direct betrekking op de instituties en hun reglementen. Het tekort heeft vooral te maken met macht. Machtsverschillen bijvoorbeeld tussen partijen die betrokken zijn bij de onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden en allerlei soorten regelgeving voor producenten die consumenten, werknemers en het milieu raken. En die machtsverschillen bestaan natuurlijk ook op nationaal niveau. Machtsongelijkheid is per definitie een bedreiging van de democratie. Naast het feit dat die ongelijkheid groeit in het economische domein hebben we sinds de privatisering en deregulering ook nog te maken met een ander verschijnsel dat bijdraagt aan een democratisch tekort: de ongrijpbare, gedepolitiseerde bureaucratie van instellingen waar onze volksvertegenwoordigers het nakijken hebben. Het kan natuurlijk niet allemaal in een boek behandeld worden. Maar ik wilde het toch even gezegd hebben: bij democratische zelfverdediging komt meer kijken dan wat rechtsfilosofen behappen.

Eerder verschenen op Sargasso

Boeken van deze Auteur:

Een nieuw commentaar op de Grondwet