"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dentz

Vrijdag, 1 november, 2019

Geschreven door: Oscar van den Boogaard
Artikel door: Arnold Heumakers

Moeders en zonen

[Recensie] Dentz, het debuut van Oscar van den Boogaard, had ook – met een knipoog naar Toergenjev – ‘Moeders en zonen’ kunnen heten, want over hun onderlinge verhouding gaat het vooral in deze roman. Er komen drie moeders en drie zonen in voor. Maar mevrouw Dentz en haar zoon Arthur zijn de belangrijkste; de anderen dienen vooral als decor en contrast.

Als de roman begint woont Arthur, een 22-jarige rechtenstudent, nog bij zijn moeder in een mooie villa aan de Amstel. In het laatste hoofdstuk woont Arthur op kamers, nadat hij door zijn moeder uit huis is gezet. In de tussenliggende hoofdstukken wordt verteld hoe van het een het ander is gekomen.

Op het eerste gezicht is Dentz een gewone psychologische roman, waarvan de thematiek al op de eerste bladzijde beeldend wordt samengevat. Terwijl zijn moeder in bed aan haar overleden man denkt, moet Arthur in zíjn bed aan moeder denken: “Het getik van haar hakken op de parketvloeren en marmeren tegels perforeerde zijn gedachten. Door de gaatjes kwamen in lange slierten vreemde fantasieën te voorschijn die hem in het begin onaangenaam kietelden en later zelfs verstikten.”

Een dominante moeder is niet voor iedereen een zegen. In deze roman kan vooral Arthurs zuster Barbara daarvan meepraten, die hoewel zij het huis al lang heeft verlaten nooit werkelijk aan de greep van mama blijkt te zijn ontkomen. Mevrouw Dentz legt een accuraat vermogen aan de dag het zelfvertrouwen van haar dochter door middel van terloopse opmerkingen en expliciete beledigingen te torpederen. Maar de verhouding tussen beiden is tenminste duidelijk.

Boekenkrant

Dat kan niet worden gezegd van de verhouding tussen Arthur en zijn moeder. Arthur heeft zich – in elk geval in de ogen van zijn moeder – verschanst in een soort kinderwereld. Daar staat echter een aantal sadomasochistische fantasieën tegenover: nu eens “straft” Arthur zijn moeder met een spons, dan weer is zij de “meesteres” en kronkelt Arthur “weerloos geketend” aan haar voeten.

In hoeverre Arthur hier zelf deel aan heeft, blijft in het midden. Hij lijkt met andere problemen te worstelen. Hij is jaloers op zijn moeder, omdat deze zijn vriend Bastiaan heeft ingepalmd. Maar Bastiaan blijkt homoseksueel te zijn en samen te wonen met Jaap, de zoon van de werkster. Dat betekent een teleurstelling voor mevrouw Dentz die nadat het knobbeltje in haar borst geen kanker bleek te zijn weer lust in het leven had gekregen; voor Arthur is het misschien een weg die uitnodigt tot navolging.

In Dentz wordt een merkwaardig wereldje beschreven, waarin astrologie en “meditatief aquarelleren” heel gewoon zijn en waarin de personages (de drie moeders en de drie zonen) zich dag-in dag-uit alleen met elkaar lijken bezig te houden, al worden er tussen de regels door ook enkele tentamens gehaald. Toch wekt de roman niet de indruk een verlaat product van het zogenaamde ik-tijdperk te zijn. De psychologische verwikkelingen zijn eerder aanleiding voor het verhaal, dat met een zekere afstandelijkheid wordt verteld – iets wat wordt versterkt door de hoofdstuktitels die steeds een zeer letterlijke aanduiding bevatten van wat in het hoofdstuk aan de orde komt. Bijvoorbeeld: “Arthur speelt in de sneeuw. Mevrouw Dentz volgt haar zoon van een afstand” of “Mevrouw Dentz pakt haar vluchtkoffertje uit. Arthur moet zelf in beweging komen”.

De personages lijken met elkaar een geheimzinnig ritueel uit te voeren, dat desondanks op vele punten buitengewoon herkenbaar is. Van dat ritueel is Arthur het onmiskenbare middelpunt, dat echter vooralsnog leeg blijft. “Ik ben niemand,” zegt hij op een gegeven moment over zichzelf. En die leegte geeft de anderen alle gelegenheid hem met hun eigen projecties in te vullen. Mevrouw Dentz kan, althans aan het begin van de roman, nog altijd een kind in hem zien en haar vriendin en concurrente Anna kan hem op grond van zijn horoscoop beschouwen als een “profeet.”

Wat de lezer daarmee aanmoet, is uiteraard een andere zaak. Het valt niet mee precies aan te geven wat er in deze roman gebeurt. Een zoon ontsnapt aan de greep van zijn dominante moeder of liever: de voorwaarden voor zijn zelfstandigheid worden in de loop van de roman geschapen. Maar wat het resultaat zal zijn – wie zal het zeggen. De roman als geheel heeft krijgt hierdoor iets ongrijpbaars, dat mooi aansluit bij de afstandelijkheid en gedempte ironie die in de stijl regeren.

De grootste aantrekkingskracht in Dentz gaat echter uit van de moeder van Arthur, een zeer overtuigend personage. Anna Karenina wordt ergens in de roman een boek genoemd dat is geschreven door “een man die niets van vrouwen begrijpt”; van Oscar van den Boogaards debuut zal men dat naar mijn idee niet gauw kunnen zeggen, ook al laat hij mevrouw Dentz over haar dochter Barbara denken: “Je moet eens flink gepakt worden.” Maar tegen die tijd heb je deze excentrieke dame al zo goed leren kennen dat het borreltafelcliché uit háár mond volkomen normaal en aannemelijk is gaan klinken.

Eerder verschenen in De Volkskrant en op arnoldheumakers

Boeken van deze Auteur:

Bruno's optimisme

De heerlijkheid van Julia

Dentz