"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dichter van de droge naald

Donderdag, 2 november, 2017

Geschreven door: Rineke van Houten
Artikel door: Chris Reinewald

Innerlijk behang van een geschramd kunstenaar

[Recensie] Rineke van Houten, onderzoeksjournaliste goot de biografie van de kunstenaar Frank Lodeizen (1931-2013) in een verhalende non-fictie vorm. Gedurfd. Deze aanpak versterkt ontegenzeggelijk de leesbaarheid, al beweegt zij zich – volgens andere recensenten- met deze romanachtige aanpak juist op glad ijs.

Vreemd om het levensverhaal te lezen van een zachtmoedige en stimulerende leraar op de kunstacademie, waarvan je je nu alleen wat slappe anekdotes herinnert. Frank Lodeizen gaf ons les in… ja, wat eigenlijk? Zoals (te) veel leraren op de Rietveld Academie baseerde hij de lessen op zijn eigen werkwijze. Speels abstraheren. Figuratieve vaardigheden loslaten. In zijn Cobra-georiënteerde en abstracte oeuvre blonk Lodeizen uit door rake lijntekening portretjes van bevriende kunstenaars/auteurs: Simon Carmiggelt, Adriaan Morriën en Lucebert. Zijn portret met pleister op zijn kin kocht Van Houten op een veiling. Lodeizen bleek de maker. Nooit van gehoord. Ze ging op zoek en vond hem tijdens zijn laatste levensjaren in het Sarphatihuis, waar ook Ramses Shaffy verbleef.

Van Houten ontdekte dat Frank Lodeizen de vader was van de filmactrice Rifka Lodeizen en achterneef van de jong gestorven, gekoesterde, homoseksuele dichter Hans Lodeizen. Frank kende Hans niet, maar benutte de verre familieverwantschap en een leugentje over een onbekend manuscript om zich binnen te praten in de Amsterdamse kunstenaarsscene, begin jaren vijftig. Lodeizens vroege leven werd getekend door een niet kinderachtige gebeurtenis. Als half-joods jochie ontkwam hij aan een transport naar de gaskamer, nadat hij in zijn naïviteit zijn joodse stiefvader aan de Duitsers verried. Een groot deel van zijn joodse familie werd omgebracht. Van Houten beschrijft die episode onopgesmukt en schrijnend. Verder zet ze alles in historisch verantwoord, vaak bekend perspectief.

Als jong volwassene stort Lodeizen zich vitaal en ogenschijnlijk optimistisch in het volle leven. Met zijn knappe krullenkop en vlotte babbel verovert hij onbereikbare vrouwen. Zijn eerste vrouw was een Zweedse actrice, aanbeden vanwege een naaktscène in een film. Uit deze tijd dateert de omslagfoto van het boek waarop Lodeizen voor hun Sunbeam-Talbot 90 sportwagen poseert. Existentialist en playboy tegelijk. Door zijn vrouw belandt hij in society-kringen. Paparazzi volgen hun droomhuwelijk.

Hereditas Nexus

Maar Lodeizen kan zich moeilijk binden, zoals Bob Dylan zingt: “I once held her in my arms/ She said she would always stay/ But I was cruel/ I treated her like a fool/  I threw it all away.”

Contact leggen in nieuwe sociale omgevingen gaat hem goed af, een gezinsleven minder. Vijf keer zal hij trouwen. In zijn beeldend werk ontwikkelt hij technische vaardigheden, maar nooit hoort hij bij de top. Het bohemien bestaan koestert hij als vervangende familie. Pas in zijn laatste huwelijk slaagt hij erin een goed vader te zijn. In die tijd, de jaren tachtig, doceert hij als autodidact aan ‘de Rietveld’ en verwerft een klein maar vast inkomen. Maar de wilde punk-kunstenaars die er rond lopen bereikt hij niet. Ze vinden Lodeizen een oubollige Cobra-adept. Bovendien speelt binnen het lerarenkorps een richtingenstrijd die hem letterlijk ziek maakt.

Met Lodeizens biografie, een echte ‘who-is-who’ schetst Van Houten ook zijn omgeving: schilders van de Cobrabeweging, dichters van de Vijftigers: Lucebert, Hans Andreus en de hippie-tijd erna op Ruigoord. De schrijfster mijdt de bij kunsthistorici verplichte noten die als vliegenpoepjes een leestekst bevuilen. Haar uitleg verwerkt ze steeds kort door de tekst, wat trouwens ook wat onrustig leest. Een verklarend namen/begrippenregister achterin was handiger geweest.

Tegen het eind trekt Van Houten de spanningsboog naar Lodeizens oorlogstrauma.  In een bioscoop ziet hij een documentaire over de overlevenden van het vernietigingskamp Sobibor. Hij breekt, vlucht de zaal uit en zet het weer op het drinken: zijn grootste verslaving, die hij hoopte afgezworen te hebben. Van Houten maakt de catharsis goed invoelbaar.

Met Lodeizen koos de biografe voor een lastig hoofdfiguur die in zijn leven, liefdes en werken altijd stuurloos bleef. Daar komt nog bij dat kunstenaars – en hun Umfeld – naar hartenlust veinzen. Daar sta je dan als serieuze researcher. Ondanks haar consequent consciëntieuze aanpak biedt zij de lezer ruimte zelf conclusies te trekken. Het is een cliché maar desalniettemin waar dat kunstenaars zich uiten door wat ze maken.

Behalve het levensverhaal hielp voor mij het terugzien van Lodeizens droge naald/aquatint ets (1980), in het fotokatern. Het is een titelloos abstract werk, dat je met recht gekras kan noemen. Bijna 4/5e van het vlak is pikzwart met grasspriet-achtige uithalen. Aquatint geeft een donkere laag. Maar voor je ‘allerzwartste-zwart’ – een typische lerarenopmerking – moet je in de zinken etsplaat met een burijn harde krassen zetten. Deze ‘droge naald’ veroorzaakt de schrammen, de ‘bramen’, waarachter de drukinkt extra blijft hangen en voor een fluwelig effect zorgt. Om zo intens te krassen en de overtollige inkt gedoseerd ‘af te slaan’ moet je over een krachtige hand beschikken. En grote wanhoop in je binnenste voelen. Net als Malevichs definitieve zwarte vierkant onthult deze ets het meest essentiële over het innerlijke behang van Frank Lodeizen, tekenend dichter.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles