"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Die ene patiënt

Dinsdag, 2 februari, 2021

Geschreven door: Ellen de Visser
Artikel door: Cyril Lansink

Interviews met zorgverleners over hun meest bijzondere patiënt

[Recensie] De IC-afdelingen lopen vol. Covid-19 is vooral voor ouderen en mensen met onderliggende klachten gevaarlijk. De ziekenhuizen kunnen het nog aan, maar zijn wel genoodzaakt de reguliere zorg af te schalen. Het RIVM meldt een toename van 10 procent aan ziekenhuisopnamen in de afgelopen week.

Met dit soort zinnen zijn we het afgelopen jaar vertrouwd geraakt. Politici, epidemiologen, virologen, medische experts en anderen spreken de taal van de abstractie en baseren zich op cijfers, prognoses en statistieken terwijl ze ons land door de gezondheidscrisis proberen heen te leiden.

Wat in die abstracte cijfers schuilgaat, moeten we ons telkens opnieuw voor ogen houden: werkelijke mensen, die ziek zijn, benauwd, doodsbang, mannen, vrouwen, die soms van het ene moment op het andere aan de beademing moeten én de mensen die hen bijstaan, artsen en verpleegkundigen, die doen wat ze kunnen, vakkundig en gedreven, maar ook gekweld door onwetendheid, machteloosheid en frustratie.

In de zorg gaat het over capaciteit, betaalbaarheid en kostenbeheersing, over efficiency en professionaliteit, over regels en richtlijnen, over wachtlijsten en gevallen, over standaardoperaties en behandelopties. Ook in een ziekenhuis moet productie worden gedraaid. Maar al deze termen onttrekken iets belangrijks aan het zicht, namelijk dat zorg in wezen een ontmoeting tussen twee mensen is, iemand die zorg behoeft met iemand die zorg verleent.

Archeologie Magazine

Deze eenvoudige maar ook moeilijke waarheid vormt het uitgangspunt van een  interview-boek van wetenschapsjournalist Ellen de Visser. Meer dan honderd zorgverleners komen erin aan het woord. In niet meer dan drie bladzijden tekent De Visser, in de vorm van een monoloog, hun verhaal op; een verhaal waarin het steeds gaat om het contact met één patiënt, die hen op een bijzondere manier geraakt heeft, of zoals het mooi op de achterflap staat: “die door hun professionele pantser wist te breken”.

En dat blijkt een gouden formule.

Want stuk voor stuk komt in die verhalen op aangrijpende en (soms tot tranen toe) ontroerende wijze naar voren wat er in de zorg echt op het spel staat: niet het volgen van regels of protocollen, niet de behandeling van weer een geval, maar een persoonlijke confrontatie met de vraagstukken van leven en dood, met kwetsbaarheid en veerkracht, met angst en verdriet, met helende aandacht en empathie, met machteloosheid en dankbaarheid, met morele dilemma’s, cruciale beslissingen en de grenzen van het medische handelen.

Er is de borstkankerchirurg die zelf de vreselijke ziekte krijgt en daarna beter begrijpt wat de impact ervan op iemands leven is. “[M]ijn ziekte heeft een andere arts van me gemaakt. Ik voel nog beter aan wat vrouwen moeten doormaken, omdat ik het allemaal zelf heb ondervonden hoe zwak je je kunt voelen, hoe bang je kunt zijn.”

Er is de internist die ooit als arts-assistent iets essentieels bij een patiënte over het hoofd ziet, waarna ze overlijdt. En die daar zijn hele verdere leven mee rond is blijven lopen. Maar die daardoor ook milder is geworden. “Ik oordeel niet zo snel. Een fout is zo gemaakt, je kunt een jonge arts in de vernieling helpen als je daar te agressief op reageert.”

Er is de gehandicaptenbegeleider die met haar team besluit om collectief met de bewoners in isolatie te gaan wanneer het coronavirus ook hen bereikt. En die een van de bewoners op wonderbaarlijke wijze ziet genezen nadat ze al was opgegeven. “[E]r gebeurde iets wat ik nooit voor mogelijk had gehouden: een week later was ze terug, nog wel benauwd maar opgewekt als altijd. Daar ben ik weer, zei ze toen ik haar kamer binnenkwam.”

Er is de plastisch chirurg die ziet hoe een mooie jonge vrouw met zware derdegraadsbrandwonden er toch in slaagt haar verwoeste leven weer op te pakken. “Dat is wat mijn vak zo waardevol maakt: te ervaren hoeveel veerkracht mensen na zo’n vreselijk ongeluk kunnen hebben, en hoe bepalend die kracht is voor de rest van hun leven.”

Er is de SEH-arts die tijdens een dienst met Kerstmis vergeefs een baby probeert te reanimeren en breekt als de moeder haar dode kind in de armen neemt. “Om helder en rationeel te kunnen blijven nadenken sluiten we ons af. Dat kan heel lang goed gaan totdat een gebeurtenis te dichtbij komt. Dat is het moment dat je bezwijkt, dat heb ik die avond ervaren.”

Er is de IC-verpleegkundige die een collega-IC-arts op haar eigen afdeling opgenomen ziet worden, “geveld door dat nieuwe virus waarvan ze zelf had gezien wat het kon aanrichten”. Vlak voordat haar collega aan de kunstmatig beademing wordt gelegd, in onwetendheid of ze nog terug zou komen, helpt ze haar met het maken van filmpjes voor haar noodgedwongen afwezige geliefden. “Ik voelde me een indringer, wilde niet luisteren naar wat ze vertelde maar ik moest wel, en zo werd ik deelgenoot van de meest intieme minuten van haar leven.” Terugkijkend stelt ze vast: “Nooit eerder is de zorg voor patiënten me zo zwaar gevallen als tijdens de coronacrisis. Dat beeld van Meta, helemaal alleen terwijl ze vocht voor haar leven, laat me niet los.” (En dan te bedenken dat er nog steeds mensen zijn die de hele corona-ziekte – “niet meer dan een griepje” – blijven bagatelliseren.)

Het is maar een kleine greep uit een overvloed aan indrukwekkende vertellingen waarin zorgverleners zichzelf  bloot geven (oftewel vanachter het schild van hun professionaliteit vandaan komen) en laten zien dat hun betrokkenheid bij en de empathische zorg voor het kwetsbare individu, die ene patiënt, ook in een sterk gebureaucratiseerd  en bedrijfsmatig georganiseerd zorgsysteem als het onze allerminst verloren is gegaan.

Met dank aan een uitmuntende verslaglegger. Hulde!

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles