"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dienstreizen van een thuisblijver

Dinsdag, 5 januari, 2021

Geschreven door: Maarten 't Hart
Artikel door: Quis leget haec?

Hartstochtelijk thuisblijver

[Recensie] Dienstreizen van een thuisblijver van Maarten ’t Hart is pas onlangs verschenen maar diende onverwijld aangeschaft te worden. Ik ben toch zo’n beetje Privé-Domeinen aan het verzamelen en dit is een mooie aanvulling.

’t Hart is een hartstochtelijk thuisblijver. Hij schrijft en leest graag, luistert klassieke muziek en tuiniert af en toe, meer heeft hij niet nodig. Vervelende bijkomstigheid van al dat geschrijf is de roem die hem ten deel valt en de daarmee gepaarde uitnodigingen voor lezingen en optredens in binnen- en buitenland. Daarover gaat het grotendeels in dit boek.

Hij berijdt zijn bekende stokpaardjes ook hier. Maassluis, klassieke muziek en het betwisten van de bijbel. Dat levert hilarische stukjes op, zoals over de ark van Noach:

“[…] dat het mij ook enorm verbaasde dat Noach toen niet met de malariamuskiet had  afgerekend…twee gerichte klappen en de mensheid zou ongelofelijk veel leed bespaard zijn gebleven. Alleen al het inladen van vijf miljoen diersoorten duurt, als je per soort een minuut bezig bent en zestien uur per dag laadt en de sabbatdagen vrij houdt, zestien jaar. Aangezien veruit de meeste dieren (veel) korter leven dan zestien jaar, zijn de eerst ingeladene reeds morsdood op het moment dat de laatste aan boord gaan.”

Bergen

Verder gaat het dus over lezingen, gedwongen bezoeken aan beurzen in het buitenland en signeersessies. Met mild vileine pen beschrijft hij een mokkende Mulisch en peuterje Palmen in Götenborg. Hij hoopt samen met Anna Enquist door Götenborg te zwerven op zoek naar sporen van de componist Smetana die er gewoond en gewerkt heeft maar krijgt nul op het rekest. Hij moet het alleen doen. In Duitsland wordt hij achtervolgd door Frau Raabe, zijn Duitse uitgeefster, die hem miljoenen boeken laat verkopen maar waar hij vervolgens geen cent voor terugkrijgt.

Een mooi verhaal is de vergelijking van het land der letteren met de wereld der primaten. Hij verhaalt over het feit dat, na het eclatante succes van Een vlucht regenwulpen, het afgelopen was met de literaire prijzen in Nederland:

“Mij deert dat weinig, want boven mijn bed hangt de leus ‘Liever lezers dan prijzen’. Bovendien worden die prijzen altijd ’s avonds laat uitgereikt, vaak bij ellenlang gerekte etentjes (Ook dit ritueel ligt verankerd in onze primatengenen: na krachtmetingen tussen de mannetjesapen die de rangorde opnieuw hebben vastgesteld, volgen altijd vredige vlooi- en eetrituelen).”

’t Hart moet er niets van hebben. Als bioloog werkte hij alleen, als schrijver hoopte hij dat ook te doen (“Als ik contact wil met een medemens zet ik wel een cantate van Bach op”). Het lukt hem uiteraard niet, de ontmoetingen zijn niet van de lucht en het levert een aantal luchtige verhalen op. Hij wordt verward met Maarten Biesheuvel, hij vertelt over zijn beenbreuk, over zijn bemoeienis met de zaak Lucia de B., over het wonderlijke contact met zijn Hongaarse vertaler, over een SM-kelder onder een kerk enzovoort. Het levert een paar lekkere leesuren op.

Eerder verschenen op Quis leget haec?