"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dis

Woensdag, 27 december, 2006

Geschreven door: Marcel Moring
Artikel door: Daan Stoffelsen

Dis wil alles zijn, maar is vooral veel

In minder dan veertig jaar is hij van niets alles geworden, van een in de grond verstopte onderduiker tot vastgoedmagnaat. Hij bezit een groot deel van het centrum van Assen, heeft een prachtige vrouw en drie prachtige dochters. Een doel had hij niet, niet bewust, of wel: wraak. Jacob Noach is een overlever. Bij terugkeer uit Amsterdam in 1942 waren zijn vader, moeder en broer al weggevoerd; hij kon zelf net op tijd onderduiken. Het is zijn plicht om door te gaan, zo voelt hij dat, om aan die van NSB-ers vergeven omgeving te laten zien dat hij nog leeft. En dus doet hij dat, met de eerste lingeriewinkel in de provincie, met het eerste warenhuis, met een grondbezit waarmee hij de voorwaarden kan stellen. En nu is het de vooravond van de TT, 1980. Jacob Noach krijgt een auto-ongeluk.

Dis is het nieuwe boek van Marcel Möring, Geertjan Lubberhuizenprijswinnaar (Mendels erfenis, 1990) AKO-prijswinnaar (Het grote verlangen, 1993) en Gouden Uilwinnaar (In Babylon, 1997). Dis is in tien jaar geschreven, een dikke pil met een veelheid aan verhaallijnen en personages en een legendarisch voorbeeld: Dantes Hel.

De hel, dat is Assen, op de avond voor de TT, als de provinciestadbevolking door motorrijders en op drank en seks beluste gasten vervijfvoudigd is. De Dante van deze hel is de overleden Jacob Noach, en zijn gids Vergilius is gereïncarneerd als de Joodse marskramer, de Jood van Assen, de wandelende Jood. Maar Jacob Noach lijkt zich niet bewust te zijn van wat Assen ís, hij wandelt er schijnbaar doelloos rond, verzuipend in herinneringen. Nee dan zijn levende tegenstrever, een moderne Odysseus, of Ulysses zo u wilt, Marcus Kolpa, intellectueel, de enige andere man die zielsveel van Noachs dochter Chaja houdt. Hij wist al dat Assen de hellestad was, en ziet het weer met eigen ogen, het zinloze plezier, het volle geweld, de lege seks. En dan zijn er nog de vele personages die een hoofdstuk krijgen of in aaneengeschreven passages de gemeenschap van Assen vertegenwoordigen: de begrafenisondernemer, de journalist, de bordeelhouder, de bijbelkringbezoeker, de Molukse bierverkoper, moeder Kolpa, de Italiaanse schone, oude vrienden, Chaja.

Oude vrienden en herinneringen, dát is eigenlijk de hel, lijkt Möring te zeggen. Niet de volgedrongen straten, niet het bloed en het bordeel, maar de herinnering aan een liefdeloos huwelijk, aan ongerichte ambities, aan een kille thuiskomst, een donkere onderduikplek, een gelukkig gezin, ooit, voor de oorlog, de geur van een moeder. Aan de oorlog, en aan alles wat de oorlog onmogelijk heeft gemaakt. Jacob Noach beleeft nog een dag in deze wereld om vrede te krijgen met zijn leven, en eigenlijk geldt dat precies zo voor Marcus Kolpa. Ik moest denken aan Ochtend en avond (2004) van de Noorse schrijver Jon Fosse, een klein boekje waarin een noeste visser een laatste dag na het leven beleeft, en iedereen weer ontmoet, alle herinneringen telt. En oplost in de dood. In Dis ligt die oplossing, die vrede, zo lijkt het uiteindelijk, in de liefde. Voor die ene dochter, amper bereikt. In de liefde? Het enige gesprek tussen de twee hoofdpersonen in het hele boek:

Foodlog

‘“Er is maar één ding, Marcus.”
(…)
“Liefde.”
(Dat was het? Dit quasi-plechtstatige, deze pompeuze aanloop naar groot en diep en waar, en dit kwam eruit? Liefde?)
Hij zakte ineen en keek naar de korreltjes suiker op het melamine tafelblad die bijna een sterrenbeeld hadden gevormd, hij wist alleen niet welk.
“Liefde,” herhaalde hij ongelovig.
Noach knikte. Hij stond op en produceerde een sigaar die op een tak leek en stak er de brand in.
“Onspectaculair, niet?”’

Onspectaculair. Dis begon met het ietwat monotone succesverhaal van Noach, dat in gezwollen taal steeds weer terugkeerde naar het woelen van de wereld en de wraak van de joodse ondernemer. Wraak in de vorm van ontembare ambitie: op een gegeven moment heeft Noach alles, maar niet wat hij wil. Pas na die dag leven na de dood vindt hij vrede. Eigenlijk heel simpel, net als de Noorse visser. Maar Möring heeft er iets heel complex van gemaakt. De veelheid aan personages, beslommeringen die weinig lijken toe te voegen, een moralistische veeg uit de pan naar elitaire figuren die Assen ontvluchten, schematische en mythische personages als de marskramer, een gek, een aanslag, allerlei typografische uitstapjes (waaronder een strip), het is veel en wat de lezer ermee moet is geenszins helder.

Het spektakel verdringt eigenlijk de grote kwaliteit van Möring: mooie verhalen vertellen. Die verhalen zijn gebaseerd op de grote verhalen van de joodse en westers-christelijke cultuurgeschiedenis en hebben alle een sterke overtoon van weemoed en een goede dosis van het mythische en het fantastische. Möring vertelt over de eenzaamheid en de ellende van de eerste generatie na de oorlog, hij vertelt over de eenzaamheid van de tweede generatie, hij vertelt over de eenzaamheid van elk mens. Telkens weer. Het is jammer dat die veelheid er is, die ontembare ambitie; Möring heeft alles, maar heeft hij wat hij wil?

Dis wil alles zijn, maar is vooral veel.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Dubbeluitgave 4 en 5 mei 2023

Bederf is de weg van alle vlees en andere novellen