"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dit konijntje is koud, meneer

Dinsdag, 19 oktober, 2021

Geschreven door: Douwe van Domselaar
Artikel door: Hanneke van de Water

Schrijven, knopen tellen en ‘koude konijntjes’….

[Interview] In mei van dit jaar verscheen de originele verhalenbundel Dit konijntje is koud, meneer. Met deze bundel debuteert de Amsterdamse Douwe van Domselaar (1968) als auteur en met zijn debuut geeft hij direct stevig zijn visitekaartje af. Hoog tijd om eens met hem te gaan praten.

Mijn verzoek om een gesprek honoreert Van Domselaar direct en wij spreken af in een restaurantje in Amsterdam; de woonplaats van Van Domselaar.

Ik zit nét wanneer mijn gesprekspartner aan komt lopen; energiek en spontaan. We ‘ellebogen’ elkaar en hij maakt direct duidelijk dat het ‘Douwe’ is. ‘Praat wel zo prettig’. Ik stel Douwe mijn eerste vraag: Wat heeft je aangezet tot het schrijven van Dit konijntje is koud, meneer?

“Ik wandel regelmatig door de stad en dan kijk ik vooral om me heen. Bij het zien van de mensen die ik tegenkom, komen er vragen in me op. Wat doen ze? Waar gaan ze naartoe? Wat zit er in die tas met die rare afmeting? Noem het belangstelling, noem het nieuwsgierigheid, er gebeurt dan van alles in mijn hoofd. Ik vul in, heb (voor)oordelen en bedenk er het mijne bij. Vaak zijn die gedachten dan de basis voor een verhaal. Tegelijkertijd wil ik mijn lezers een spiegel voor houden over ‘hoe’ we met zijn allen rondrennen in dit land. We hebben maskers voor, zeggen niet echt wat ons bezighoudt, lopen om taboes heen, maken misbruik van situaties, houden de schijn op, hebben vooroordelen. Let wel, dat doe ik zelf natuurlijk ook allemaal hoor, ik ben geen haar beter.
Misschien is het ook wel een soort boosheid of teleurstelling en die wil ik delen met mijn lezers, maar dan zonder betweterig vingertje. Want daar heeft niemand iets aan. Ik probeer over een serieus thema een humoristische of absurdistische saus te gieten. Dat veroorzaakt dat het plezierig leest én dat men de boodschap oppakt. Althans, dat hoop ik dan. Mijn verhalen zijn niet alleen maar ‘grappig’ of ‘absurd’, er zit een pittige boodschap in.”

Boekenkrant

Het is me helemaal duidelijk, maar dan… die titel? Die is wel heel opvallend. Hoe kwam Douwe daarop?

“Man, wat een klus is het bedenken van een titel! Mijn bundel bestaat uit 13 verhalen, waarbij de linking-pin die boosheid, bezorgdheid, verbazing over ons gedrag als mens is waar ik het eerder over had. Maar vat dat maar eens in een ‘overkoepelende’ titel. Kansloos. Dus toen heb ik er voor gekozen om de titel van één van de verhalen te nemen. ‘Dit konijntje is koud, meneer’, is wat een junkie, die ik tegenkwam tijdens een van mijn wandelingen, ook echt letterlijk tegen mij riep. Tja, dat is zo mooi, dat bedenk je gewoon niet.”

Douwe is inmiddels docentencoach bij het Don Bosco College. Daarvoor stond hij voor de klas en doceerde zijn leerlingen Maatschappijleer, ook was hij een aantal jaar schoolleider. Ik vraag hem wat hem tot die ommezwaai heeft gebracht.

Douwe vertelt dat hij weliswaar heeft genoten van het lesgeven, maar zich dat niet tot zijn 67e zag doen. Er kwam een plek vrij als schoolleider en dat heeft hij ook een aantal jaar gedaan. Toen vervolgens de vacature voor een docentencoach op zijn pad kwam, greep hij zijn kans: “Mijn taak als schoolleider was mooi maar behoorlijk stressvol. Je bent overal eindverantwoordelijk voor. Op zich niets mis mee, maar ik stond 24/7 ‘aan’. De tijd die ik daadwerkelijk kon besteden aan het begeleiden van mensen viel in de praktijk behoorlijk tegen doordat telkens iets anders om voorrang vroeg. Dat werd een ongezonde situatie. Althans voor mij. In mijn huidige taak help ik mensen vooruit in een situatie waarin ik mij veel meer kan focussen.”

Voor Douwe überhaupt in de onderwijswereld terecht kwam, was hij werkzaam in de marketing. Iets wezenlijk anders. Ik vraag hem wat hem heeft doen besluiten de commerciële wereld achter zich te laten.

“Na 16 jaar marketing en marketingonderzoek kwam het mijn neus uit. Ik was er goed in en de verdiensten waren niet verkeerd, maar ik miste het gevoel iets bij te dragen aan de wereld om me heen. Toen heb ik mijn knopen geteld en mij afgevraagd wat ik nu écht leuk vond. Toen ik dát op een rijtje zette: kennis delen, de actualiteit, de wereld om me heen en intensief omgaan met mensen, kreeg de wereld van het onderwijs voor mij steeds meer vorm. Ik haalde in de avonduren mijn onderwijsbevoegdheid en heb vervolgens de overstap gemaakt.”

Ik vind het een dapper besluit en nu we toch op het wat persoonlijker vlak komen, wil ik graag iets meer weten over zijn thuissituatie. Lezers vinden het over het algemeen ook leuk om iets meer te weten over de schrijver achter het verhaal of, in dit geval, de verhalen.

“Ik woon met mijn vrouw en twee zoons van 19 en 23 jaar op een kleine etage in Amsterdam en ja, de grenzen daarvan zijn wel in zicht. De jongens willen graag op zichzelf wonen maar hebben, net als veel jongeren in Amsterdam op dit moment, gewoon geen kans op de huizenmarkt. Kopen is volslagen onmogelijk en de huurprijzen voor een hok groter dan 12 m2 zijn bizar.”

Ik vraag Douwe hoe hij zijn drukke baan, gezin én de krappe bewoning combineert met het schrijven. Het antwoord blijkt verrassend eenvoudig:

“Ik probeer de zondagochtend te reserveren om te schrijven en dat gaat de laatste twee jaar eigenlijk best aardig. Op zondag word ik wakker en dan is het scheren, douchen en op pad naar mijn favoriete schrijfplek. De Coffee Company op de Plantage Muidergracht.

Daar kan ik me goed concentreren. Als het weer het toelaat, zit ik lekker buiten en doe mijn ding. Meestal ben ik daar al voor negenen. Thuis kan ik niet schrijven (althans dat denk ik). Er is altijd wel een klus te doen en anders is er wel iemand die wil kletsen, de tv aanzet of iets anders doet dat mij afleidt.

‘Dit konijntje is koud, meneer’ is geen eendagsvlieg, want je bent bezig met een volgend boek? Wordt dat opnieuw een verhalenbundel?

“Ik ben sinds het verschijnen van ‘Dit konijntje’ met twee projecten tegelijkertijd bezig. Een daarvan is een volgende verhalenbundel want ik ben nog lang niet uitverteld. Voor de nieuwe bundel heb ik inmiddels een drietal verhalen gereed. Het moeten er zo’n vijftien worden, dus het duurt nog even voor mijn volgende bundel verschijnt hoor. Zeker omdat ik ook bezig ben met een spannende roman die losjes gebaseerd is op mijn eigen familiegeschiedenis.”

Een spannende roman?

“Mijn voorouders hebben op de Banda eilanden (Indonesië) gewoond en daar een aantal nootmuskaatplantages gehad met slaven en alle ellende van dien. Echt een naar idee vind ik dat. Ik had al langere tijd het gevoel daar iets mee te willen doen. In de roman waar ik aan werk, lopen twee verhaallijnen door elkaar. De ene speelt zich af in het verleden (1872) op een van die plantages en de andere verhaallijn gaat over het heden. Die verhaallijnen zullen uiteindelijk explosief samenkomen wanneer blijkt dat de ik-persoon naar de Banda eilanden moet afreizen om iets uit het verleden recht te zetten en zo de vloek, die al anderhalve eeuw op de familie rust, te doorbreken.”

We zullen nog even geduld moeten betrachten, want dat zal waarschijnlijk nog heel wat zondagochtenden vergen voordat het in de winkels ligt. Enfin, dan Douwe eerst maar eens vragen naar zijn grote –literaire- voorbeelden.

“Ik lees sowieso heel veel. Vooral ’s avonds pak ik tegenwoordig vaker een boek dan dat ik geneigd ben de tv aan te zetten. Bovendien ben ik lid van een leesclub via mijn lokale boekhandel, Javabookshop, en daar lees ik elke zes weken wat ‘de pot schaft’, zeg maar. Als ik erg moe ben pak ik een oud boek van een van mijn zoons. Dan kan ik zo een aantal avonden ‘de Grijze Jager’ lezen. Lekkere now brainers waar je je toch in kunt verplaatsen. Daarnaast lees ik ook veel verhalenbundels. Maar wat ik dan lastig vind is om die ontspannen te lezen. Vaak lees ik dan toch met mijn eigen schrijverij in het achterhoofd. In plaats van simpelweg van het verhaal te genieten denk ik dan ‘mooie overgang’, ‘slimme cliffhanger’ of ‘geweldige metafoor’. Er zijn overigens twee boeken die ik elk jaar opnieuw lees: ‘Ik ben Asjer Lev’ van Chaim Potik en ‘If Bealstreet could talk’ van James Baldwin. Laatst heb ik ‘Tevje de Melkboer’ weer eens gelezen. Vind ik ook een topper.”

Ik complimenteer Douwe met zijn schrijfstijl en vraag hem of hij schrijfcursussen heeft gevolgd.

“Dank je wel! Ik geloof alleen dat ik het niet helemaal met je eens ben. Ik ben jaloers op auteurs die van die mooie lommerijke zinnen schrijven. Ik ben meer van kort, recht en hoekig. Zonder teveel franje. Grof als het moet. Maar om even terug te komen op jouw vraag. Ja dat heb ik. Ik heb op de Schrijversvakschool een cursus gevolgd onder leiding van Karlijn Stoffels. Dat smaakte naar meer. Vervolgens heb ik bij Querido een zomer-bootcamp gedaan onder leiding van Sophie Zijlstra. Een hele week lang, elke dag schrijven, zo nu en dan afgewisseld met een gastcollege. Heerlijk. Als ik schrijf en goed ‘in’ mijn verhaal zit, dan vergeet ik de tijd. Dan zie ik de personages voor me als in een film en hoor ik ze praten. Dan ben ik echt gelukkig. Ik wil niet zeggen dat dat de mooiste tijd van mijn leven was, want die moet natuurlijk nog komen, maar geweldig vond ik het wel.”

Douwe verwerkt diverse maatschappelijke thema’s en sociale vraagstukken in zijn verhalen. Eerder heeft hij Maatschappijleer gedoceerd en culturele antropologie gestudeerd; mogen we dat zien als een logisch gevolg van het een naar het ander?

“Ja dat denk ik wel. Ook al was ik me dat tot voor kort eigenlijk niet bewust. Als ik een verhaal aan het schrijven ben, ontdek ik vaak pas halverwege het hele proces dat ik dat deed met iemand uit mijn directe omgeving voor ogen. Blijkbaar gaat dat onbewust. Een voorbeeld: mijn moeder van 83 kan door een medische blunder bijna niets meer horen, maar nu worden ook haar ogen snel slechter en is iedereen uit haar generatie al overleden. Die eenzaamheid, dat oud worden giet ik dan her en der in een verhaal.”

De situaties waarin jouw personages zich bevinden of waar ze in geraken, zet de lezer aan het denken. Is dat ook de bedoeling? Die indruk wek je namelijk doordat je zo nu en dan bewust iets ‘weglaat’, waardoor de lezer haast gedwongen is om dat manco in te vullen.

“Ja dat is zo. Ik heb een maatschappijkritische boodschap, maar weet dat het zure opgeheven vingertje niet werkt. Verpakt in een soepel lezend verhaal gaat het er wel in en dat probeer ik dus te doen.”

Je kent ongetwijfeld de uitspraak ‘schrijven is schrappen’. Dat is op korte verhalen nog veel meer van toepassing dan wanneer je als auteur een hele romanlengte tot je beschikking hebt. Hoe ga jij daarmee om?

“Dat is zo moeilijk. Tijdens haar schrijflessen hamerde Karlijn Stoffels er bij mij altijd op. Echt elke les weer. ‘Douwe, het kan korter. Denk je echt dat je klaar bent? Dan wil ik dat je nu nogmaals 20% schrapt’. Ik hoor haar nu soms nog als ik in de finale fase van een verhaal zit. Ze moest eens weten hoeveel ik nog aan haar denk en ik van haar geleerd heb. De meeste van mijn verhalen omvatten ongeveer 1500 tot 3000 woorden. Ik zet het verhaal ruim op en ga vervolgens schrappen. Soms op het absurde af hoor. Dan kijk ik hoeveel woorden het verhaal telt en pas de 20% regel van Karlijn Stoffels toe. Soms heb ik een hele ochtend bij de Coffee Company alleen maar zitten schrappen…”

Eerder verschenen in Bazarow Magazine