"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dodelijke psychiatrie en stelselmatige ontkenning

Dinsdag, 9 maart, 2021

Geschreven door: Peter C. Gotzsche
Artikel door: Gerbert Bakx

Over een crisis in de psychiatrie

[Recensie] De schrijver van Dodelijke psychiatrie en stelselmatige ontkenning, Peter C. Gøtzsche, is alvast niet om het even wie. Hij is bioloog, scheikundige en arts gespecialiseerd in de interne geneeskunde. Van 1975 tot 1983 werkte hij als onderzoeker in de farmaceutische industrie en van 1984 tot 1995 als arts in diverse ziekenhuizen in Kopenhagen.

In 1993 richtte hij met een uitgebreid team medewerkers de Cochrane Collaboration op, een internationaal onafhankelijk netwerk, database en bibliotheek voor onderzoekers, professionelen, zorgverstrekkers en andere belangstellende betrokkenen. Sinds 2010 is hij hoogleraar Opzet en Analyse van Klinisch Onderzoek aan de universiteit van Kopenhagen. Hij publiceerde meer dan zeventig artikelen in de vijf belangrijkste medische tijdschriften en zijn wetenschappelijk werk werd meer dan vijftienduizend keer geciteerd. Eerder al baarde hij opzien met Dodelijke medicijnen en georganiseerde misdaad, een boek waarvoor hij de British Medical Association’s Annual Book Award kreeg. In dat boek was Gøtzsche al duidelijk over de psychiatrie: het is het paradijs van de farmaceutische industrie. Hij aarzelde zelfs niet de vergelijking met maffiapraktijken te maken.

Bij de Nederlandse editie van dit nieuwe boek schreef arts en epidemioloog Dick Bijl een voorwoord onder het motto “Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten”. En hij vervolgt: “De psychiatrie is in een diepe crisis beland”. Kinderen plegen zelfmoord door ondeugdelijke geneesmiddelen. Psychiaters schrijven massaal psychofarmaca voor die vaak meer bijwerkingen en sterfte tot gevolg hebben dan dat ze bijdragen aan een beter leven van de patiënten. Volgens Peter C. Gøtzsche overlijden in Europa en in de VS jaarlijks ca 500.000 patiënten door het gebruik van psychofarmaca. Daar komt bij dat fabrikanten en onderzoekers op grote schaal fraude plegen terwijl veel psychiaters ontkennen dat er in hun vakgebied problemen zijn. Hopelijk zal de kritiek van Gøtzsche ook in Nederland en België bijdragen aan het openbreken van de discussie over de zin en onzin van psychofarmaca.’

Peter C. Gøtzsche behandelt uitgebreid hoe, met de steun van de farmaceutische industrie, in de geestelijke gezondheidszorg de mythe verspreid werd en wordt dat vrijwel alle psychiatrische ziekten met medicijnen te behandelen zouden zijn. Artsen, tijdschriften en congressen werden overspoeld met prachtige illustraties op glanzend papier over het neurotransmittergebeuren tussen hersencellen (de zogenaamde ‘stofjes in het brein’) en het leek duidelijk dat men de zo ongrijpbare ‘mentale aandoeningen’ eindelijk in beeld had gekregen. Dit werd eerder ook al betoogd door bijv. Trudy Dehue in haar boek De depressie-epidemie.

Hereditas Nexus

De opkomst van de wetenschappelijke, op bewijs gebaseerde geneeskunde, de evidence-based medicine, leidde ertoe dat de zogenaamde biologische psychiatrie, de discipline die stelt dat aan de meeste of zelfs alle psychiatrische ziekten een proces in de hersenen ten grondslag ligt, de belangrijkste behandelvorm van psychiatrische klachten en aandoeningen is geworden. Dat leidde tevens tot het ontwikkelen en beschikbaar worden van een uitgebreid arsenaal aan nieuwe psychofarmaca.

De waarheid, aldus Peter Gøtzsche, is dat de meeste psychofarmaca patiënten meer kwaad dan goed doen en dat het overmatig gebruik ervan tot een alarmerend aantal sterfgevallen leidt. Hij onderbouwt dit betoog met een grote hoeveelheid onafhankelijk onderzoek en talrijke praktijkvoorbeelden, tot grote frustratie van zijn tegenstanders die er maar niet in slagen hem inhoudelijk van repliek te dienen.

In dit verband kan ook verwezen worden naar de Amerikaanse hoogleraar psychiatrie Allen Frances, voormalig voorzitter van de werkgroep voor de uitwerking van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV). Allen Frances pleit ervoor diversiteit en variatie te erkennen in plaats van steeds weer van ‘afwijkend gedrag’ te spreken. Hij geeft tevens aan dat van geen enkele psychiatrische diagnose een mechanistisch, biochemisch of anatomisch substraat in de hersenen te vinden is, een mening waarin hij o.m. wordt bijgetreden door de Maastrichtse hoogleraar psychiatrie Jim van Os.

In dit boek laat Gøtzsche zien dat er vele problemen zijn met het opzet, de uitvoering, de conclusies en de interpretatie van het overgrote deel van het wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van psychofarmaca bij uiteenlopende psychiatrische beelden. Vrijwel alle gegevens over de farmacologie, het werkingsmechanisme, de werkzaamheid en de bijwerkingen van psychofarmaca zijn immers ontleend aan proefdieronderzoek. In proefdieren werden daartoe modellen en theorieën ontwikkeld en onderzocht die ook van toepassing zouden moeten zijn op de mens, bijv. bij depressie. Het hoeft geen betoog dat dit eerder problematisch is. In opeenvolgende hoofdstukken gaat Gøtzsche dan ook achtereenvolgens in op de thans goed ingeburgerde ziektebeelden als depressie, angst, ADHD, schizofrenie, bipolaire stoornis evenals op de diverse vormen van ‘behandeling’.

Het boek besteedt uiteraard bijzondere aandacht aan nieuwere studies waaruit duidelijk naar voren komt dat vele psychofarmaca hun beloften niet waarmaken, met andere woorden dat zij weinig of niet de beloofde werkzaamheid vertonen, terwijl de bijwerkingen vaak veel ernstiger zijn dan werd voorgesteld. Ook blijken in vele gevallen verslavende effecten op te treden waardoor pogingen tot stopzetten bij patiënten tot vervelende onthoudingsverschijnselen en bijwerkingen leiden, die sterk lijken op de klachten waarvoor de middelen aanvankelijk werden voorgeschreven.

De conclusie van Gøtzsche is onontkoombaar: bij de meeste psychiatrische beelden is de werkzaamheid van psychofarmaca niet aangetoond met onderzoek van de hoogste categorie van wetenschappelijk bewijs. Hij wordt daarin bijgetreden door o.m. Marcia Angell, voormalig hoofdredacteur van het New England Journal of Medicine, die in haar boek The truth about the Drug Companies: How They Deceive Us and What to Do About It (2004) reeds aangaf dat zij sterk is gaan twijfelen aan de werkzaamheid van de meeste psychofarmaca.

We leven in een tijd van ‘affaires’. Zowel in de politieke en in de financiële wereld als in de bedrijfswereld en de sportwereld en zelfs in de zorgsector komen de ene na de andere onfrisse praktijk aan het licht. De farmasector is daarop geen uitzondering zoals al herhaaldelijk is gebleken. Alexander Solzjenitsyn schreef dat de scheiding tussen goed en kwaad niet tussen staten, klassen of partijen loopt, maar door elk menselijk hart en door alle menselijke harten. Men vergeet te vaak dat bedrijven en banken geen vijanden van het volk zijn maar op grotere schaal en met vaak meer ingrijpende gevolgen in wezen niets anders doen dan elke kleine consument en elke kleine spaarder, namelijk zo veel mogelijk proberen binnen te halen tegen een zo laag mogelijke kostprijs. Weinigen maken zich daarbij zorgen over de sociale gevolgen van hun handelen. In dit geval betekent dit dat miljoenen mensen thans middelen gebruiken waarvan de werkzaamheid vrijwel niet is aangetoond, die verslavend en duur zijn, terwijl de bijwerkingen ernstig zijn. De psychiatrische wereld heeft zich tot dusver eerder afwijzend opgesteld en vermijdt een inhoudelijke dialoog met het werk van Peter Gøtzsche, terwijl iedereen daar toch alle belang bij zou hebben. In plaats van over de feiten te discussiëren, oordeelt men liever over zijn persoon. Dat komt neer op stelselmatige ontkenning. Richard Smith, voormalig hoofdredacteur van het Britisch Medical Journal stelde zich de vraag of de psychiatrie in een crisis is beland. De lezers van dit boek zullen deze vraag na lezing van het boek zelf kunnen beantwoorden.

Eerder verschenen op De maakbare mens