"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dostojevski en de liefde

Vrijdag, 24 september, 2021

Geschreven door: Alex Christofi
Artikel door: Marijke Laurense

Christofi vult het levensverhaal van Dostojevski aan met romanfragmenten

[Recensie] Ach ja! Dostojevski! De idioot! We waren zeventien en lazen hem stuk, al lag dat ook aan de lijm in het rugwerk van de voor scholieren betaalbare Amstelpaperbacks. En het was bepaald geen ontspanningslectuur: het duurde even voor je begreep dat met Ganja Adraliónovitsj, ­Gavríla en Ivólgin één en dezelfde persoon bedoeld werd en dus maakten we lijstjes van de voor-, vaders-, achter- en eventuele koosnaam van alle personages.

Inmiddels durf ik wel te bekennen dat ik indertijd ‘de psychologie’ van het wijdlopige verhaal niet altijd kon volgen, met al die wispelturige, meedogenloze dan wel gekwelde dames en heren, die zo onverstandig waren om op de verkeerde (want niet wederzijds) verliefd te worden en dan maar met een ander besloten te trouwen of toch maar weer niet.

En dan al die felle emoties en uitroep­tekens! Maar duidelijk was wel: het leven was lijden en Dostojevski had daar kijk op, want die had een schijnexecutie en vier jaar Siberisch strafkamp overleefd. Ook schreef hij, begrepen we, uit eigen ervaring als het over bittere armoede, epilepsie en gokverslaving ging. Maar waar de grens tussen feit en fictie precies lag, was moeilijk te zeggen in een tijd dat je voor meer biografische informatie naar een universiteitsbibliotheek moest en niet even internet op kon.

Heaven

Biografisch lezen was zo goed als taboe

Toen ik me definitief overgaf aan mijn leesverslaving en letterkunde studeerde, werd ik daar weinig wijzer over. Biografisch lezen was rond 1980 zo goed als taboe: wij leerden tekststructuren doorgronden en het subtiele onderscheid maken tussen teken, betekenis, betekenaar en het betekende. Het leven was inderdaad soms een beetje lijden. Maar inmiddels bloeit de literaire biografie, naar het lijkt, als nooit tevoren.

Voor de meeste lezers is er weinig meer mis met de gedachte dat er een verband is tussen leven en werk van een schrijver: natuurlijk put die ook uit z’n eigen, niet zelden traumatische ervaringen. En dan is de tweehonderdste verjaardag van de grondlegger van de psychologische roman zelf, Fjodor Michajlovitsj Dostojesvki (1821-1881) natuurlijk een mooie aanleiding voor een lekker leesbaar, niet al te academisch boek over zijn leven. Aldus verscheen onlangs de Nederlandse vertaling van Dostoevsky in Love van de Engelse romancier en publicist Alex Christofi.

Dostojevski heeft enorm veel geschreven, maar aan zijn memoires is hij nooit toegekomen: hij had het aan het eind van zijn leven in Petersburg veel te druk met het maatschappelijke succes dat hem eindelijk was toegevallen: diner hier, salon daar, op de thee bij de tsaar. Daarnaast: ook z’n geheugen liet het door zijn epilepsie vaak afweten. Nu, die achterstallige klus heeft Christofi met liefde en lef voor hem geklaard. In Dostojevski en de liefde hinkelt hij onbekommerd heen en weer over de ooit zo strenge grens tussen feit en fictie, tussen schrijver en personages.

Christofi vult het levensverhaal aan met romanfragmenten

De basis van de biografie is een vlot geschreven, mild en tamelijk braaf verhaal over wat er aan feitelijks bekend is over Dostojesvki’s leven; de originaliteit ervan zit vooral in hoe Christofi dat verhaal aanvult met cursief afgedrukte romanfragmenten, die je kunt lezen als Dostojevski’s eigen herinneringen of gevoelsimpressies van de vaak heftige gebeurtenissen uit zijn ‘echte’ leven. En die synthese heeft inderdaad een verrassend intiem en autobiografisch effect.

Met als rode lijn de vele gezichten van de liefde. Om te beginnen de liefde (of het gebrek daaraan) tussen ouders en (onschuldige) kinderen. Over hoe Fjodor op z’n vijftiende al zijn moeder verloor aan tbc en hoe hij daarna zo snel mogelijk zijn drankzuchtige en gewelddadige vader ontvluchtte. Dostojevski zelf lijkt vooral een zorgzame, toegeeflijke en speelse vader te zijn geweest: de passages over het enorme verdriet na de dood van twee van zijn nog jonge kinderen hakken er dan ook flink in.

Aan bod komt natuurlijk ook Dostojesvki’s beroemde liefde voor de lijdende naaste: hoe hij zich van socialist ontwikkelt tot diepgelovige Russisch-orthodox christen, die ook weet heeft van mystiek, zo kun je afleiden uit wat hij vorst Mysjkin, de Christusachtige figuur uit De idioot, over epilepsie laat vertellen.

Het gaat toch vooral over de drie belangrijkste vrouwen in zijn leven

Maar Dostojevski en de liefde gaat toch vooral over de drie belangrijkste vrouwen in zijn ­leven. Over hoe hij in Siberië bezeten raakt van de (ook al!) tuberculeuze Maria Isajeva, die helaas wel getrouwd is met een (ook al!) alcoholistische ex-douanier – een amateur-psychologisch verband is al gauw gelegd. Maar Maria, eenmaal weduwe, ziet een tijdlang toch meer in een degelijke schoolmeester. En als ze dan eindelijk toch maar wel met Dostojevski trouwt, knapt ze al tijdens hun huwelijksnacht voorgoed op hem af als hij een epileptische aanval krijgt.

Ook zijn tweede grote liefde, de vrij­gevochten activiste Polina Soeslova, is een en al lijden en vernedering. Ze zit maandenlang in Parijs op hem te wachten, terwijl hij zijn geld vergokt in Duitse casino’s en is, als hij dan eindelijk komt, ondertussen uitzichtloos verliefd op een onverschillige Spanjaard – Dostojevski laat zich nog aan het lijntje houden.

Beantwoorde liefde vindt hij pas na z’n veertigste bij de 22 jaar jongere stenografe Anna Snitkina, met wie hij vier jaar door ­Europa zal zwerven, op de vlucht voor schuldeisers en hebberige familieleden. Ze is behept met een onwaarschijnlijk engelen­geduld, verdraagt armoe en honger voor hem en maakt hem zelfs geen verwijten als hij zijn trouwring verpandt om maar weer te kunnen gokken.

Christofi had zich mogen inhouden bij zijn psychologische oordeel van de vrouwen

Ja, dan ga je toch meer snappen van al die verknipte drie- en vierhoeksverhoudingen, doortrapte pandjes­bazen en opofferingsgezinde zielen uit Dostojevski’s romans, al had Christofi zich meer mogen inhouden bij de psychologische beoordeling van de vrouwen die Dostojevski zo wreed versmaadden. Maar ja, dat krijg je als je als (auto)biograaf ongelukkige liefdes­geschiedenissen vanuit de afgewezen partij beschrijft.

“Wat is een verhaal anders dan een uitnodiging in de privévertrekken van de geest?”, vraagt iemand in dit boek (ik gok op Christofi zelf) zich retorisch af. Zou dat echt altijd waar zijn? Voor Christofi’s Dostojevski lijkt het wel op te gaan. En het is in elk geval een prima stimulans om gauw De speler. Of ­Arme mensen. Of toch maar gewoon weer eens aan De idioot beginnen?

Eerder verschenen in Trouw