"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Drijfzand koloniseren

Vrijdag, 24 januari, 2020

Geschreven door: A.F.Th. van der Heijden
Artikel door: Arnold Heumakers

Hoogstens kan er eventjes huiverend worden gegrijnsd

[Recensie] Het nieuwe boek van A.F.Th. van de Heijden Drijfzand koloniseren (ondertitel: De erven Movo) begint met een lange opsomming van de ‘dramatis personae’. Geen overbodige luxe, want wie heeft alle personages uit De Movo Tapes (2003), het nulde deel van A.F.Th.’s nieuwe romancyclus Homo duplex, nog paraat? Het was al een hele klus om de handeling met al die verschillende sporen en losse eindjes tijdens de lectuur vast te houden. Wat precies de status is van dit nieuwe boek (hoort het bij de cyclus of is het een extraatje tussendoor?) blijft overigens onduidelijk, maar de personages komen in elk geval wèl uit de cyclus.

De tekst bestaat voor het merendeel uit dialogen, en dat is geen wonder, want het gaat om een vrije prozabewerking van Sofokles’ Thebaanse trilogie. Movo was al een reïncarnatie van Oedipus, bekend van Oedipus rex; ditmaal is Antigone aan de beurt, nadat we in de ‘preambule’ nog een staartje van Oedipus in Colonus (Movo die ‘oplost’ in de Londense mist) hebben mogen meemaken. Het verhaal speelt zich af in 2024, vlak na een bloedige vechtpartij tussen de Rotterdamse hooligans van De Pit en hun soortgenoten uit Hellevoetsluis. Daarbij heeft Movo’s zoon Rimmer zijn broer Wilmer, overlopen naar Hellevoetsluis, met een honkbalknuppel doodgeslagen.

Rimmer is na het gevecht verdwenen en de nieuwe ‘honderdman’ van De Pit, Hero Witlox, heeft iedereen die het lijk van de verrader eer zal bewijzen met de dood bedreigd. Het lijk is bestemd om op de vuilnisbelt de prooi te worden van vogels en ratten. Jolente, het liefhebbende zusje van de beide broers, negeert dit verbod; zij legt het lichaam van Wilmer af en steekt het in een lichtblauwe pyjama van de Hema. Even later blijkt het lijk zelfs te zijn verdwenen en dan kent de toorn van Hero geen grenzen meer. Jolente moet dood…

Inderdaad, we zitten midden in de Antigone, met Hero als Creon, Jolente als Antigone en de stug innemende stamgasten van Zora’s Place als het koor, dat een volkse versie ten beste geeft van Sofokles’ beroemde zangen over de mens en het noodlot. Wat zich buiten de kroeg afspeelt krijgen we via in en uit lopende ooggetuigen te horen, als waren het antieke boodschappers. Helemaal consequent is Van der Heijden hierin niet, want op zeker moment komt ook de verdwenen Rimmer weer in beeld, terwijl hij in Amsterdam naar zijn ouders zoekt, om aan hen de familie-vloek te herhalen – een toevoeging op eigen gezag aan Sofokles’ tragedie. De vraag is alleen waarom deze Rimmer zo nodig zijn vader moet vermoorden en zijn moeder moet aanranden; hij vergist zich bovendien, zijn ouders zijn allang dood en hij vergrijpt zich aan twee anderen. Maakt deze nieuwe vergissing de oude van Oedipus goed? Of begint nu een andere tragedie?

Dans Magazine

Er blijft meer onduidelijk in dit verhaal, dat volgens de flaptekst kan worden gelezen als een ‘sleutel’ tot de Homo duplex-cyclus. Maar wat heeft die sleutel te betekenen? Het feit dat Sofokles wordt geïmiteerd is op zichzelf toch niet voldoende? Dat is al zo vaak gedaan, en ook vaak beter. Want eerlijk gezegd: voor zijn doen is Van der Heijden maar matig op dreef. Zo heeft hij kennelijk niet kunnen beslissen in welk register de tekst moest komen te staan. Met als gevolg dat nu eens het taaltje van de gestampte pot (“Ik schijt bagger”) wordt gesproken, dan weer een plechtig soort tragedietaal (“Haal het gif van je boosheid uit je besluit”) die je bij deze rabauwen niet zou verwachten.

Helemaal curieus wordt het als Jolente, na door Hero ter dood te zijn veroordeeld, afscheid neemt van de stamgasten met Pipo’s “Dag, vogels. Dag, bloemen. Dag, kinderen.” Je vraagt je af of de schrijver zijn eigen verhaal nog wel serieus neemt, maar om te lachen is het nu ook weer niet. Hoogstens kan er eventjes huiverend worden gegrijnsd als blijkt dat Rimmer, teneinde de bejaarde Ulrike Satink-Tornij te kunnen penetreren, eerst zijn toevlucht moet nemen tot A.F.Th.’s favoriete erotische vertier met tong en speeksel.

Het grootste bezwaar is echter dat we door al die dialogen de fenomenale beschrijvingskunst van Van der Heijden moeten missen. In dit boek geen plastische beelden, geen verrassende ‘poëzie’, geen onnavolgbare vergezichten. Op tafel ligt een geraamte, maar het vlees ontbreekt. Laten we hopen dat het niet representatief is voor de ruim twintig titels (waaronder negen voor “Homo duplex”) die aan het eind als zijnde ‘in voorbereiding’ worden aangekondigd.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad en op Arnold Heumakers


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.