"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dromenvanger Dino

Dinsdag, 11 januari, 2022

Geschreven door: Raf De Bie
Artikel door: Jan Stoel

“Alle indrukken die ik opdoe gooi ik in een koffiefilter en dan komt er vaak iets uit zonder dat ik helemaal precies weet waarom”

Over de auteur

[Interview] Raf De Bie (1986) woont en schrijft in Lier. Hij studeerde aan SchrijversAcademie Antwerpen en was twee jaar redactielid bij Kluger Hans. Zijn kortverhalen verschenen bij o.a. DW B en deFusie. Dromenvanger Dino en het verhaal van de Vespa is zijn debuutroman.

Over het boek

Jonge hulpkok Dino heeft het moeilijk. Er zitten gaten en kieren in zijn appartement, zijn ex-vriendin vergeleek hun relatie met ondermaatse appelcake en in het restaurant zit de strenge chef hem dagelijks achter de veren. Rust vindt Dino in het schriftje op zijn nachtkastje, waarin hij de namen noteert van de mensen over wie hij droomt.

Boekenkrant

Als Dino de dochter van de chef ontmoet, komt ook haar naam in het schriftje terecht. Maar al snel blijkt dat ook zij van hem heeft gedroomd. Kunnen dromen werkelijkheid worden? Of verandert de werkelijkheid in een droom? Eén ding is zeker: alles heeft te maken met de geschiedenis die kleeft aan de oude Vespa van de chef.

Tegen een achtergrond van druilerige herfstbuien, vreemde telefoontjes over een overleden huurder en een doosje boordevol gebak ontspint er zich een vertederend verhaal vol ontroering, humor en klein geluk. Maar bovenal toont deze roman hoe de liefde onze levens voorgoed kan veranderen.

Interview

De cover van het debuut van Raf de Bie als romancier valt meteen op. Allereerst is er de prikkelende titel Dromenvanger Dino en het verhaal van de Vespa. Dan is er de illustratie: twee personages, een jongen en een meisje (met wapperende haren) die in het avondlicht op een scooter door een havengebied rijden. Het boek schreeuwt je toe om gelezen te worden en als je dat doet grijpt het je bij de lurven. Raf de Bie zuigt je het verhaal in, verrast op nagenoeg iedere pagina met een metafoor die je doet glimlachen en/of nadenken, schrijft spitse dialogen en hamert in korte hoofdstukken, vol vaart, een verhaal bijeen waarin werkelijkheid en droom, realiteit en fantasie langzaam ineenvloeien. De slotzin is veelzeggend: “En toen wist ik precies waar ik moest zijn.” Het verhaal is licht van toon, staat bol van de fantasie en realiteit en droom lopen door elkaar. Dromenvanger Dino bevat ook een diepere laag, is een verhaal over het leven. De belangrijkste thema’s in het verhaal zijn liefde en gemis. Toen ik het boek las kreeg ik associaties met het magisch realisme van schrijvers als Johan Daisne en Hubert Lampo en beeldend kunstenaars als René Margritte en Paul Delvaux. Wat zij deden was magisch. Treedt Raf de Bie in hun voetsporen?

Ik las op de binnenflap van je roman: “Een knap geconstrueerd staaltje doordachte vertelkunst. Het mogelijke en het onmogelijke, droom en werkelijkheid lopen naadloos in elkaar over.” Het citaat is van publicist Jan Lampo. En dat is de zoon van magisch-realist Hubert Lampo (1920-2006), de man die de klassieker De komst van Joachim Stiller schreef. Toevallig of niet die verbinding met Lampo?

“In mijn eerste gesprek met Uitgeverij Vrijdag werd er verwezen naar heel wat boeken, waaronder de magisch-realistische werken van Johan Daisne en Hubert Lampo. Op dat moment kende ik deze twee schrijvers nog niet. Ik was net te jong om tijdens mijn schoolperiode De komst van Joachim Stiller te hebben gelezen. Daarnaast zat ik eerder ‘buitenlands’ te lezen, Haruki Murakami, maar ook minder bekende surreële schrijvers van indie-uitgeverijen, zoals Kyle Muntz of Forrest Armstrong.

Na dat gesprek heb ik meteen wat van die leesachterstand ingehaald. Ik was verheugd dat er magisch realisme in Vlaanderen werd geschreven en nadat ik met wat onderzoek bij de Lampo & Lampo podcast terechtkwam, waar zoon Jan over zijn vader Hubert Lampo vertelt, besloot ik hem te contacteren en om een quote te vragen voor de binnenflap van het boek. Voor mij ging het hierbij zowel om een persoonlijk gevoel van een brug te willen slaan met het Vlaamse magisch-realisme uit het verleden, alsook de naam Lampo weer een beetje te doen opleven. Jan reageerde enthousiast en zodoende.

Leuke anekdote: op het moment dat Jan Lampo het manuscript bij de uitgeverij wilde gaan oppikken viel de elektriciteit uit. We zullen er maar niets achter zoeken! Dat Jan Lampo een Vespaliefhebber is, maakte de cirkel helemaal rond.”

Hoe ben je zo in de schrijfwereld verzeild geraakt?

“Ik schreef al vanaf mijn eenentwintigste jaar lange en korte verhalen die alle kanten op gingen. Fantasy, sciencefiction, horror, droogkomisch, absurd, of een combinatie van al die stijlen. Ik had op dat moment geen idee wat ik precies wilde schrijven, maar voelde wel de noodzaak om het te doen en origineel te zijn. Toen ik na enkele jaren Archelon Ranch van Garrett Cook las, een boek dat begint met een Frans sprekende hoed die met veel gevoel beweert een mens te zijn, kwam ik thuis in een wereld die me beviel. Enkele prijzen van schrijfwedstrijden gaven me het extra vertrouwen om me in te schrijven bij de Antwerpse SchrijversAcademie. Ik schreef er eerst heel surreële, absurde verhalen, waarbij ik me al snel zowel als lezer en als schrijver ontwikkelde en deze surreële werelden steeds dichter naar de realiteit haalde. Dat voelde goed.”

Welk idee lag ten grondslag aan deze roman?

“In het eerste jaar van de SchrijversAcademie was er een opdracht om een kortverhaal te schrijven met de begin- of slotzin: “Toen hij wakker werd, was de dinosaurus er nog altijd.” Die zin is een bekend verhaal in één zin van de Hondurese schrijver Augusto Monterosso. Ik besloot de zin om te zetten naar de ik-vorm en schreef met mijn rijke verbeelding een kortverhaal over een dinosaurus die te laat was komen opdagen op de begrafenis van een bijtschildpad en vervolgens langer was nagebleven. Het kortverhaal was voor mij de eerste keer dat ik voelde iets goed te hebben geschreven dat ook echt van mij was. Het verhaal viel erg goed in de groep en ik werd er nog vaak op aangesproken. Toen ik aan deze roman begon, wilde ik daarom het dinoverhaal linken aan dit eerste boek, zij het dan in een andere vorm. Zo werd de dinosaurus de Fiat Dino.

In diezelfde periode vond ik in boekhandel De Slegte in Antwerpen de verhalenbundel Birthday Stories, samengesteld door Haruki Murakami. Het is een bundel met bekende schrijvers die een kortverhaal schreven over een verjaardag, waarbij Murakami zelf ook een verhaal had toegevoegd. Ik besloot het missende kortverhaal te schrijven, dat ook in die bundel kon worden gepubliceerd. Daarom begint het eerste hoofdstuk met een verjaardag.

Ik las ook de manga  What A Wonderful World van Inio Asano bracht me ertoe om te schrijven over jonge mensen in een stad.

Tenslotte (nu ja, tenslotte, er waren nog heel wat meer invloeden), was ik ook erg geraakt door de warmte die de Japanse tekenfilms van Studio Ghibli bij me opriepen. Die warmte heb ik proberen na te streven.”

Hoe ben je vervolgens te werk gegaan bij het schrijven van de roman?

“Voor ik aan deze roman begon, schreef ik lange tijd kortverhalen. Om de drempel te verlagen heb ik korte termijndoelen gesteld, waarbij ik de hoofdstukken van het boek een tijdlang online heb gepubliceerd als vervolgverhaal. Ik maakte ook gebruik van foto’s ter inspiratie. Als ik bijvoorbeeld het gevoel had iets over een hotdogverkoper te willen schrijven, zocht ik daar een foto van op. Die plaatste ik bij het hoofdstuk zodat ik er rond kon fantaseren. Ik heb zo ook een aantal hoofdstukken samengewerkt met de Antwerpse straatfotograaf Marc Pennartz die mooie dromerige foto’s maakt. Het standbeeld van de Stormtrooper komt bijvoorbeeld uit zo’n foto, of een van mijn favoriete hoofdstukken, de scène in het park.”

Het is niet evident dat uitgeverijen veel debutanten in hun fonds opnemen. Hoe is dat in jouw geval gegaan?

“Zeker in de eerste jaren was ik het gewend om een manuscript te schrijven, het op te sturen, geen antwoord te krijgen, het in een bureaulade te stoppen en aan iets nieuws te beginnen. Het was een soort van routine waar ik, als ik eerlijk ben, eigenlijk ook geen succes verwachtte.

Toen ik na mijn opleiding bij de SchrijversAcademie uiteindelijk aan mijn roman begon, ging het vlotter. Aanvankelijk toch. Bij de uitgeverspitch van SchrijversAcademie vond ik meteen een uitgever. Mijn manuscript was toen nog lang niet klaar, maar de uitgever was zo enthousiast dat ik bij wijze van spreken al bijna het contract mocht ondertekenen. Later liep het mis omdat het verhaal niet de wending had genomen die hij had gehoopt. Ouch! Vervolgens heb ik zoals elke debutant mijn manuscript naar uitgeverijen ingezonden. Meestal volgde er geen reactie en anders een niet onaardige afwijzing. De moed zonk me dus vaak in de schoenen.

Via een ex-docent van de SchrijversAcademie ben ik met Uitgeverij Vrijdag in contact gekomen. Die eerste gesprekken waren meteen leuk, al werd me ook duidelijk gemaakt dat er nog wat herschrijfwerk was. Ik heb dus nog twee keer heel onzeker drie maanden lang aan mijn verhaal zitten werken, waarna ik uiteindelijk het verlossende telefoontje kreeg en mocht jubelen!”

Je kleurt je personages langzamerhand in, geeft niet alles meteen weg, bouwt ze zorgvuldig op. Je doet dat aan de hand van de ‘show don’t tell’-methode. Daardoor komen de emoties veel beter binnen bij je als lezer. De beschrijving van de deur van Julia’s studentenkamer is daar een voorbeeld van: “Het was eerder een autobiografie. Ze hing vol met persoonlijke spullen: een examenrooster, een kalender met omcirkelde concertdatums, selfies (ze had rood haar), foto’s met vriendinnen en een kat (grijs haar), ansichtkaarten en overal filmtickets en festivalkaartjes.” Je doet dat consequent en daardoor zet je de verbeelding van de lezer aan het werk, komt wat je wilt vertellen sterker binnen.

“Ik ben iemand die erg beeldend denkt en zich vaak verwondert over alledaagse dingen. Dat viel in dit verhaal samen met Dino, een personage met een rijke verbeelding, die open staat voor wat hij in zijn dromen ziet. Die beeldende vergelijkingen passen, althans wat mij betreft, goed bij het verhaal en helpen de poort naar de latere droomverbeelding open te zetten.”

Symboliek speelt een rol in je verhaal. De chef en zijn dochter Julia waren allebei 19 jaar toen ze verliefd werden. Het getal 19 staat in de astrologie voor een ‘vrolijk getal’. Als je 19 jaar wordt wijst dat op energie, vitaliteit, positiviteit en lijkt al het negatieve verleden tijd. Het is een jaar waarin je een basis legt voor de toekomst. Maar ik kom nog meer dingen tegen met een symbolische lading. Dino en Julia rijden in hun droom naakt op de Vespa rond. Symbool voor de onbezorgdheid? Ze rijden op een gegeven moment de mist in. Symbool voor de onzekerheid? Kun je iets over de symboliek in je roman vertellen en eventueel nog wat voorbeelden geven?

“Je haalt absoluut erg goede dingen aan. Zelf heb ik als lezer graag de vrijheid om te associëren met een verhaal, om te zoeken wat het voor mij betekent. Als ik als schrijver nu dingen verklaar, zou ik het jammer vinden dat ik hierdoor een associatie bij een lezer zou wegnemen. Ik vind namelijk dat het boek niet meer van mij is, maar van de lezers. Vooruit, toch een voorbeeld dan: De oude rode telefoon die Dino gebruikt staat voor de verbinding met het verleden die later tot stand wordt gebracht, de communicatielijn naar die andere wereld.”

Wat heb je met deze roman willen vertellen?

“Ik heb nooit één concreet idee waar een verhaal over moet gaan. Als ik bijvoorbeeld thema’s zou beginnen oplijsten voordat ik begin te schrijven, wordt het voor mij te analytisch. Ik zou er dan niet meer in slagen om het verhaal natuurlijk te laten vloeien of om mijn personages realistisch te maken. Maar ik heb wel een bepaald gevoel waar ik alles aan aftoets. Dat gevoel hoef ik van mezelf niet vast te leggen, het zit ergens in me als een soort van melkwegstelsel van sferen, kleuren en emoties. Dat is voldoende om te weten. Als ik nu naar dit verhaal kijk, kan ik zeggen dat volgende thema’s in me omgingen tijdens het schrijven: volwassen worden, verlies en troost, liefde, vriendschap, de dood, het beste maken van moeilijke situaties. Ik kan wellicht nog een tijdje doorgaan. De wereld is complex!”

Je vertrekt vanuit een tamelijk concreet begin: Dino, een hulpkok, die niet zo lekker in zijn vel zit, een beetje een uitzichtloos leven heeft, zit met een relatie die stuk is gelopen, terechtgewezen wordt door zijn baas. Dan komt Julia in beeld, de twee worden verliefd, dromen van een gezamenlijke toekomst. Dan komen er twijfels. Want er zijn dingen die ze eigenlijk niet kunnen weten en langzamerhand komen ze in een mistige droomwereld terecht waar alles ineen vloeit. Het wordt steeds minder concreet, steeds abstracter, fantastischer, magischer. Maar uiteindelijk is er het inzicht. Dat vergt wel wat van de lezer. Heb je een magisch-realistisch verhaal willen schrijven?

“Het was voor mij altijd de bedoeling om tot een magisch-realistisch verhaal te komen. Ik hou ervan hoe dat soort realiteiten, die net niet de onze lijken, kunnen aanvoelen en tot nieuwe inzichten kunnen leiden. Al was er voor mij ook de bijkomende moeilijkheid om van kortverhaal naar roman te gaan. In een kortverhaal kunnen er veel vreemde dingen gebeuren en kom je daar mee weg. In een roman is dat moeilijker om vol te houden. Omdat ik het gevoel had te willen werken met normale personages die iets vreemds overkomt, besloot ik om rustig de tijd te nemen en mijn personages te laten bestaan in hun wereld, hen zelf ook beter te leren kennen, terwijl ik het magische traag introduceerde, tot uiteindelijk alles samenkomt.

Voor mij draait het magisch-realisme in de eerste plaats om de kracht van de verbeelding. Hoe ouder mensen worden, hoe minder ze zich verwonderen. Hoe meer ze zich gaan richten op hun verantwoordelijkheden en de beslommeringen die daarmee gepaard gaan. Het Journaal staat vaker op, de actualiteit wordt gevolgd. We mogen niet vergeten om de verbeelding een plaats te blijven geven. Je kan blij worden als je creatief aan de slag bent geweest. Je kan saaie dingen leuk maken. Je kan er troost zoeken.

Daarnaast biedt het magisch-realisme ook nieuwe manieren om bestaande thema’s te vertellen en verder uit te diepen.

In Kafka op het strand van Haruki Murakami introduceert Murakami de personages Johnnie Walker en Colonel Sanders. Zonder dat hij het hoeft uit te leggen, maken die twee Westerse iconen van twee massaproducten heel veel bij me los. Ik vertrouw ze meteen al niet. Door niet voor mensen te kiezen maar voor iconen worden er al nieuwe manieren aangereikt om na te denken over het verhaal. Zonder dat er iets bij hoeft te worden uitgelegd. Als lezer krijg je ook ruimte om dat zelf in te vullen. Het maakt mij als lezer aandachtiger. Al komt dat misschien omdat ik me meer thuis voel in dat soort werelden.

Tenslotte valt er nog iets te zeggen over ons onderbewuste. Vaak zijn we onderhuids met heel andere dingen bezig dan we denken. Ken je dat spelletje waarbij iemand een woord zegt en je moet antwoorden met het eerste woord dat in je opkomt? Dat levert soms gekke dingen op. Waarom zei je net dat woord? Welke onbewuste gedachten spelen er in je hoofd zodat je net aan een walvis moest denken? Boeiend!”

Je gebruikt een prachtige metafoor over het leven als Julia haar droom aan Dino beschrijft. Ze blijft alleen op het perron achter. ”De jongen op wie ik zojuist verliefd was geworden, was spoorloos verdwenen. En ik had geen idee waar de trein naar op weg was.” Aan het eind van de roman komt iets dergelijks voor als Dino op het perron staat. Je schrijft dan “De gang loopt enkel rechtdoor en toch kan je erin verdwalen”. Een metafoor voor het leven? Voor mij is het de kernzin van de roman.

“Vanaf je geboorte ligt er eigenlijk een heel duidelijk pad klaar. Je leert lopen, je leert praten, je gaat naar school, vervolgens ga je naar een nog grotere school, je leert een beroep. Je hebt meestal een relatie, of toch een tijdje, je kiest voor wel of geen kinderen, wordt een paar keer ziek en je gaat tenslotte met pensioen. Dat pad is duidelijk, en heel veel mensen volgen dit pad. En toch zijn er momenten in het leven waarop iedereen weleens verdwaalt. Blijkbaar is dat duidelijke rechte pad toch niet zo eenvoudig. Misschien moeten we dat ook onszelf aanleren, dat we zullen verdwalen in het leven. Dat we mogen verdwalen in het leven.

Tezelfdertijd kan je stellen dat als je op een bepaald pad zit, dit erg beperkend kan aanvoelen, alsof je geen vrijheid hebt. Maar als we op dat pad eens goed om ons heen kijken, vinden we toch meer leuke dingen dan we hadden verwacht. Zo kan je het ook bekijken!”

“De wijzers van de klok draaien terug.” Ik moest denken aan De trein der traagheid van Johan Daisne, maar ook aan De komst van Joachim Stiller van Lampo. En die verlaten perrons, die lege stations: of ik een schilderij van Delvaux bekijk. Zijn dit bewust verwijzingen in je verhaal naar hen?

“Zoals ik aan het begin aangaf, kende ik de twee schrijvers helaas nog niet! De schilderijen van Delvaux wel, al ben ik ook geen expert. Voor mij was het dus geen rechtstreekse link, al kan ik dat laatste dus niet uitsluiten.

Sowieso is het heel leuk om te horen hoe verschillende mensen verschillende associaties krijgen bij het verhaal. De meest logische verklaring voor mij is dat ik in de eerste helft van de roman in Antwerpen woonde en vaak per tram door het Centraal Station passeerde, maar zowel de eerder aangehaalde manga’s als de Studio Ghibli-films kennen treinstations, klokken, en ook wel een Vespa. Alle indrukken die ik opdoe gooi ik in een koffiefilter en dan komt er vaak iets uit zonder dat ik helemaal precies weet waarom. Maar er is bij het schrijven van een verhaal altijd een zeker gevoel dat ik nastreef. Dat gevoel is er al voordat de personages bestaan, zonder dat ik het kan uitleggen.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine