"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Duistere Parels

Zaterdag, 3 oktober, 2020

Geschreven door: Thomas Olde Heuvelt, Jack Lance
Artikel door: Johan Klein Haneveld

Aardige bundel spookverhalen van Nederlandstalige schrijvers

[Recensie] Toen ik op Castlefest deze bundel in de doos met tweedehandsboeken van SF Terra zag liggen (voor een euro!) moest ik hem natuurlijk meenemen, vooral omdat mijn uitgever en co-auteur voor De quantumdetectives had verteld dat zijn eerste gepubliceerde verhaal uitkwam in deze bundel. Bovendien vind ik het interessant om meer te weten van de geschiedenis van het fantastische genre in Nederland. Deze bundel stamt uit 2006, en betreft bovendien een genre dat redelijk zeldzaam wordt beoefend in ons taalgebied, namelijk de horror (sinds kort wel met een opmars bezig getuige de bundels Lovecraft in de polder en 13 Tenenkrommende verhalen). Een mooie kans om te zien wat er in het vorige decennium speelde binnen de Nederlandstalige fantastiek. Het leverde direct de observatie op dat slechts enkele van de hier verzamelde auteurs nog steeds actief zijn binnen het fantastische genre (vooral Thomas Oldeheuvelt heeft het ver geschopt). Zij leverden niet eens altijd de beste verhalen! De namen van veel van de andere schrijvers kende ik niet eens, en ook al was er niets mis met hun bijdrages, ze zijn niet verder doorgedrongen binnen het genre. Dat ligt dus niet aan de kwaliteit van hun verhalen. Wat bepaalt dan wel of een schrijver langdurig actief blijft? Dat zal waarschijnlijk het pure doorzettingsvermogen zijn, het gaan voor het vak op een haast fanatieke wijze. De tweede observatie is dat veel van de horror in deze bundel redelijk rechttoe rechtaan is – bezeten huizen, vervloekingen, geestverschijningen. Weinig ‘kosmische horror’, weinig ‘new weird’, weinig vervreemding. Laat dat nu de vorm van horror zijn die ik het meest waardeer … Nog steeds vond ik hier leuke verhalen, met soms verrassende eindes, goede sfeerbeschrijvingen en soms een bij mij opgewekte huivering, maar verwondering of verbazing was er bij mij zelden.

Thomas Oldeheuvelt opent deze bundel met een essay over horror. Goed geschreven en doordacht, maar ik vind het jammer dat hij horror reduceert tot het ingrijpen van het bovennatuurlijke. Zijn verhaal De bank en het sterrenlicht is dan wel weer een van de beste in de bundel, met goede sfeerbeschrijvingen en wel het Lovecraftiaanse gevoel van een onontkoombaar lot dat mij zo bevalt. Interessant dat dit verhaal draaide om een gemeenschap met een voor de buitenwereld goed bewaard geheim (iets dat later in zijn werk weer zou terugkeren). Dit is niet het openingsverhaal. Dat is van Jack Lance en is een Stephen King-achtige vertelling over een bezeten flitspaal. Behoorlijk intens. Een politieagent vormt geen gevaar bevat goed griezelige beelden (een poppenhuis waar iets mis mee is, bijvoorbeeld), maar eindigt uiteindelijk met een paar wisselingen van perspectief die het in mijn ogen minder sterk maakten. Wakker had een lekker naar einde, maar voor mijn ‘suspension of disbelief’ was het funest dat het draaide om een niet bestaande bacteriesoort (die alleen zou leven in dode lichamen, maar pas actief wordt op lichaamstemperatuur???). Die had op zijn minst eerder in het verhaal al geïntroduceerd moeten worden, niet als een duveltje uit een doosje op het eind. Gehoorzaamheidstraining van Anko van der Woude is dan weer een echt sterk verhaal, met een goede wending. Goed beschreven ook. Hier heb ik van genoten. Van Herewijcks stigma was naar, een Tom Thys-achtige vertelling over verval en verrotting. Goed gecomponeerd, met een goed weergegeven verwarde hoofdpersoon, maar voor mijn gevoel wat ‘over the top’. Daar moet je van houden. Het meisje in de maan speelde zich af in een interessante andere cultuur, maar het draaide wel veel om de toevallige betekenis van de naam van de hoofdpersoon en het liep ook naar mijn mening te goed af. Het was ook een beetje voorspelbaar, vond ik. Er is een kamer vrij van Frank van der Meijden was interessant gecomponeerd, maar het plot leunt teveel op een tekst die alleen door een medium te lezen is. Dat haalde mij uit het verhaal om eerlijk te zijn. Ook dit was geen echte horror, omdat het daarvoor net iets te goed afloopt voor de hoofdpersoon. Zoals ik The 6th Sense ook geen echte horror vind. Indigo van Nico De Braeckeleer leek een verhaal over vampirisme te worden, maar bleek dat niet te zijn. Het einde had wel wat meer voorafschaduwing kunnen gebruiken. Huis van dromen is ook weer geen werkelijk horrorverhaal. Te lieflijk voor deze verzameling. Koetsen en Limousines was een historisch verhaal, dat gruwelen bevatte, maar voor mij nooit eng werd. Dat kwam ook door stijlfouten. Beschrijvingen waren van buitenaf, en nogal vreemd geformuleerd. Neem een paragraaf als: “Laurent ervoer de greep in zijn nek als bijzonder pijnlijk. Het leek wel of er weerhaken kwamen uit de vingers die hem vasthielden. Laurens verzette zich tevergeefs… De harde grond richtte flinke schaafwonden aan.” Ook van Alex de Jong had ik wel wat meer verwacht. De beschrijvingen van de emoties van de karakters kloppen niet. De hoofdpersoon wordt verhoord door de politie omdat hij van moord verdacht wordt en dan lees ik: “Bad cop, hidden cop? bedacht Sjoerd minzaam.” en “Sjoerd glimlachte verlekkerd en dacht met weemoed terug aan die tijd.” Dat maakte het voor mij niet geloofwaardig. Zicht op geboortedorp van Harald Timmer was dan weer prima te pruimen. Een schilder en een betoverd doek. Goede sfeerbeschrijvingen, goede dialogen, beklemmend einde. Het huis van de levenden was ook goed beschreven, goede innerlijke dialoog van de hoofdpersoon, veel sfeer, maar het einde kwam veel te snel. Dat had beter kunnen worden uitgewerkt. Theo Barkel komt met een lekker bloederige vertelling waarin demonen worden opgeroepen. Het is heerlijke gruwel, maar de versie die in de tweede Shadajaelbundel staat is beter. Zo zijn hier sommige perspectiefwisselingen niet heel duidelijk. Tankstation van Kees Krick is een spookverhaal, maar nooit echt griezelig, al wil de schrijver dat wel laten schijnen. De lezer heeft snel door dat de angst van de hoofdpersonen ongegrond is. Vlucht 586 is wel sterk, met een origineel idee en een einde dat ik niet zag aankomen, maar waar na lezing de implicaties van tot me doordrongen. Goed gedaan. Geef mij je angst van Griggitte van Perlo kende een goede spanningsopbouw, al had ik iets meer van het einde verwacht. Het slotverhaal, Wenselijk, was opnieuw geen horror. Een hoofdpersoon met een interessant beroep, drie wensen, daar had veel meer mee kunnen worden gedaan. Al met al onderhoudend, met een paar heel sterke verhalen en een paar minder sterke en een blik op de stand van het fantastische genre in het Nederlandse taalgebied rond 2006.

Eerder verschenen op Hebban

Geschiedenis Magazine