"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ed van der Elsken, De verliefde camera

Donderdag, 9 februari, 2017

Geschreven door: David Campany
Artikel door: Chris Reinewald

Ah bon: Ed van der Elsken breeduit

[Recensie] Met meer dan 250 afdrukken, projecties, films, boeken, contactafdrukken en aantekeningen geeft het Stedelijk Museum Amsterdam (tot 21 mei) een groots overzicht van Ed van der Elsken. Na zijn dood in 1990 is de Nederlandse fotograaf niet echt uit de belangstelling geraakt.

Een kloek fotoboek met vrijwel de hele expositie erin completeert het beeld van Van der Elsken, die zijn foto’s graag zwarter afdrukte dan hij ze – als gretig en humaan kijkdier – vastlegde. De contactafdrukken uit zijn Parijse tijd (1950-54) verraden hoe Van der Elsken zich bekwaamde in een ‘Cartier-Bressonnetje maken.’ Hij posteerde zich tegenover een monumentaal reclameaffiche met een grappige voorstelling erop. Camera in de aanslag. Dan wachtte hij op een passant die iets vergelijkbaars of juist contrasterends deed met het affichebeeld. Mannen die tegen (afgebeelde) vrouwen plassen, een puberstelletje dat even verliefd doet als het reclamestel erachter. Bij een invalide straatmuzikant, die achterover liggend in een rolbed banjo speelt, vraag je je af of Van der Elsken hem mooi in beeld plaatste, zodat een pistool op het affiche recht op hem gericht is. Van dat ‘beslissende moment’ waarin Henri Cartier-Bresson zich specialiseerde is bij Van der Elsken dus niet echt sprake.

Als iets deze expositie en het boek duidelijk maakt is dat hij situaties op straat naar zijn hand zette. Niks snapshots. Hij legde contact met zijn aanlopende modellen-van-een-paar-minuten. Riep ze, lachte, stak zijn tong uit, flirtte, verleidde en drukte meermalen af. Dat hoef je nu, ondanks alle sociale media, niet meer op straat te wagen.

Later mengde hij zich in Parijs hij zich onder ‘bohémiens’:  bloedmooie, jonge vrouwen en mannen, van overal vandaan met vage, artistieke aspiraties en weinig geld. Van der Elsken vond zijn muze in de excentrieke Australische schilderes Vali Myers. Van haar maakte hij zijn eerste iconische portretfoto als ze zichzelf in een groezelige spiegel kust. Het fotoboek Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain-des-Prés dat in 1958 uit de fotoreeksen voortkwam vestigde Van der Elskens reputatie – ook internationaal. Zelf hield hij aan Parijs zijn curieuze stopwoordje, het Franse tussenvoegsel ‘Ah bon’ over.

Schrijven Magazine

Met een reis naar Afrika (1956) bewees de in de praktijk geschoolde Van der Elsken dat hij ook de klassieke fotoreportage aan kon. Is het toeval dat hij zich herkende in de jagers op groot wild en de tovenaars met hun zwarte magie? Terug in Nederland (en de 20ste eeuw) maakte hij sfeervolle portretten van ook meestal zwarte jazz-musici in het Concertgebouw. Jazz was toen nog jeugdcultuur.

Het boek en expositie Sweet Life (1966) beslaat de wereldreis die Van der Elsken met zijn tweede vrouw Gerda maakte. Met Yakuza’s (gangsters) in Tokio wist hij net zo goed raad als met de nozems op de Nieuwendijk in Amsterdam.

Ed van der Elsken - De verliefde camera

Opmerkelijk genoeg bundelde Van der Elsken zijn typerende Amsterdamse straatfoto’s (1947-1970) pas in 1988. Als maker bemoeide hij zich ook met de vormgeving. Eerst tekende hij de scenische volgorde van zijn foto’s als een stripverhaaltje uit en bepaalde dan het beeldrijm door de afbeeldingen groot of klein tegen elkaar te plaatsen. Vergeleken met zijn legendarische fotoboeken is de vormgeving van dit boek, door huisontwerpers  Mevis & Van Deurzen, klassieker van opzet.

Van der Elsken klaagde vaak over de drukkwaliteit. Zijn korrelige afdrukken hadden scherpe contrasten, diepe zwarten en weinig middentonen – en dat moest in een tijdschrift of fotoboek precies zo overkomen: “fysiek en voelbaar als zijn rauwe ontmoeting met de buitenwereld” verduidelijkt conservator Hripsimé Visser in de vlot geschreven catalogus.

Die druk-kwestie speelt bij een foto van de jonge dichter Simon Vinkenoog in een erotische naaktscène, waarbij hij zijn geliefde teder naar haar linkerborst grijpt. In het fotoboek gaat dat niet onbelangrijke detail schuil in de duisternis, terwijl BLAD, de NRC-bijlage van februari deze foto juist wel heel mooi genuanceerd afdrukte. Zonde.

Dit intieme beeld is trouwens een favoriete ‘Van der Elsken-pic’ van de New Yorkse fotografe Nan Goldin, die aanzienlijk rauwer haar eigen liefdesleven (en –lijden) vastlegt. Goldin is een van de fotografen die in de catalogus Van der Elsken roemen als hun grote voorbeeld. Deze sympathieke, collegiale reacties wisselen de vele foto’s af.

Hoewel Van der Elskens oeuvre ook (foto)kunsthistorisch wordt geduid mijden zowel expositie als boek teveel zwaarwichtigheid. Dat hoort gewoon niet bij Van der Elsken. Onthullingen of nooit geweten feitjes ontbreken ook. Gaandeweg werd Van der Elsken steeds opener en rechtlijniger in zijn manier van fotograferen en filmen. Veel hart en geen moordkuil.

Toen een slopende ziekte bij hem geconstateerd werd legde hij het hele proces, vrijwel tot zijn dood, vast, toen zoiets nog niet mediageniek was. Zonder zijn dwingende persoonlijkheid is Van der Elskens werk autonomer geworden en in waardering gestegen, tot in de VS en in Japan.

Voor Amsterdammers – als ondergetekende – blijven zijn foto’s en films zo fijn omdat je je eigen stad uit je herinnering terugziet met de bewoners erbij. Ook mijn nichtje Thea verraste in de jaren zestig ons nette gezin met haar wijd uitstaande petticoat, zoals je die op Van der Elskens foto’s ziet. Ze ging dan uit dansen met haar Jordanese vriend Han, een stratenmaker op sjiek: met een net ‘jassie’ aan, strakke broekspijpen, glad achterovergekamd haar met kippenkontje. Ze hadden zó op een foto van de rossige charmeur met zijn Leica kunnen staan.

Ook verschenen in Engelse en Franse editie.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles