"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Eddy Wegman, Photographs of Post War Curaçao 1945-1963

Donderdag, 7 mei, 2020

Geschreven door: Eddy Wegman
Artikel door: Cees Luckhardt

Een boek met weinig tekst maar boordevol verhalen

[Bespreking/interview] Amateur-fotograaf Wegman vertrok direct na de Tweede wereldoorlog uit Nederland. In oktober 1945  voer hij met het schip De Boskoop, het tweede schip dat richting Curaçao vertrok, naar een nieuwe toekomst. Dit had te maken met zijn oorlogsverleden. Hij was lid geweest van de verzetsgroep van de verzetsheld Johannes Post en was onder andere betrokken bij de overval op de Amsterdamse Weteringsschans. Daarbij raakte hij zwaar gewond en was hij een van de weinige overlevenden. In het gesprek dat ik met haar had, vertelde zijn dochter Marjon dat het oorlogsverleden in het gezin Wegman nooit ter sprake is gekomen. “We mochten alleen nooit zeggen: ‘Ik heb Honger'”.

Tijdens de opening van een expositie over Johannes Post, in het Drentse Verzetsmuseum De Duikelaar, vond dit jaar [2019/red.] een kennismaking plaats tussen de zoon van Eddy Wegman, Eddy jr.,  en de auteur Hoving die de biografie over de in 1944 gefusilleerde verzetsleider in 1999 publiceerde. Tijdens het signeren van dit boek, waarin Wegman wordt genoemd met foto, schreef hij over dit verzetslid voor diens zoon: Een bijzondere man die zijn verhaal met zich meenam!

Levenshouding

Exact dit deed Wegman toen hij overleed in mei 1998. Zijn oorlogsverleden was voor de Shell aanleiding om hem een baan aan te bieden bij haar olieraffinaderij op Curaçao. Wegman was direct na de oorlog zo teleurgesteld in de ontwikkeling die in Nederland plaats vonden, zoals de verzuiling, dat hij graag het Curacaose Shell aanbod aannam. Hij heeft het leven op Curaçao dan ook als een warm bad beleefd. Daar vonden ook de belangrijkste gebeurtenissen in zijn familie leven plaats, namelijk de geboorte van zijn twee kinderen,  dochter en zoon in 1948 en 1951. Daarmee was hij zo tevreden en blij dat hij regelmatig uitsprak: “Ik hoef niks ik heb alles”. Met bovenstaande uitspraken maakte hij zijn levensvisie en -houding duidelijk: hij kon delen.

Boekenkrant

Deze levenshouding heeft ongetwijfeld gemaakt dat hij  zoveel vertrouwen van de Curaçaose bevolking kreeg dat het voor hen en hem min of meer vanzelfsprekend was dat hij ze mocht fotograferen. In zijn spaarzame tijd – op de zesde dag van zijn werkweek, de zaterdagmiddag – vond hij het fijn om naast zijn nieuwe passie, de fotografie, te vissen. Hij had immers de hele werkweek gewerkt in een warme ruimte, eerst nog zonder airco, waardoor hij zeker twee keer per dag een schoon overhemd moest aantrekken. Vissen stond gelijk met op zee uitwaaien. De vis die hij ving verdeelde hij. Een deel ging naar  de  bewoners van het dorp Boca Sami, die al op hem stonden te wachten, een ander deel naar het gehucht Jan Doret waar het dienstmeisje van zijn gezin woonde. Ook haar heeft hij mogen fotograferen.

Op een van de bladzijde is die foto van de familie Martina te zien. De familie staat voor hun blikken huisje. Nadat Francisca Martina mevrouw Wegman lange tijd had ondersteunt als huishoudelijke hulp nam haar dochter Editha Martina het werk over. De kinderen leerden respect te tonen voor ieder ongeacht zijn of haar huidskleur door iedereen bij naam en achternaam aan te spreken.

Weerzien

In 1988 kwam Wegmans dochter voor het eerst terug op Curaçao en ging op zoek naar de familie  Martina. Hun huisje bleek er niet meer te zijn. Maar door rond te vragen in de buurt kreeg dochter Marjon Wegman te horen dat Francisca nog leefde en in het verzorgingstehuis Bétesda lag. Het weerzien was heel emotioneel ook omdat Francisca in dochter Wegman haar moeder herkende.

De Wegmankinderen kwamen graag naar haar toe vanuit hun Hollandse woonwijk op het eiland, Julianadorp, onder andere omdat zij enorm lief was en de lekkerste kokoskoeken kon maken. Deze herinneringen, samen met het feit dat deze familie zo trots voor hun huisje poseren, zijn de reden dat de foto opgenomen werd op het omslag van het fotoboek.

Wegman was zowel met als zonder zijn camera een geliefd man, dochter Marjon kon ons vertellen dat een oud Shell-werknemer hem eeuwig dankbaar was voor het feit dat hij voor hem zijn pensioen had geregeld en dat weg gereorganiseerde Shellmedewerkers bij aankomst op Madeira hem nog steeds waardeerden en luidkeels begroette door hem aan te spreken met Signore Wegman.

Het enorme en, zeker voor de jaren vijftig, unieke vertrouwen dat de lokale mensen in hem hebben  gehad, heeft gemaakt dat dochter Wegman ook gekozen heeft voor het plaatsen van een familiefoto. Op die foto kan men het respect zien dat deze vrouw had voor de moeder van het gezin Wegman. “De manier waarop zij haar patia [watermeloen/red.] aan mijn moeder geeft of verkoopt spreekt hier boekdelen.”

De in jonge jaren wielrenner en fanatiek bokser Eddy  Wegman had een liefdevolle uitstraling en rust die bijdroegen aan het geportretteerd krijgen van de lokale bevolking. De foto’s stralen het respect uit dat Eddy Wegman van hen kreeg.

Gouden jaren

De herinneringen aan de Hollandse woonwijk van de Shell omschreef de dochter van Wegmans als: ‘We hebben een gouden jeugd gehad. Niet beseffend dat we op Julianadorp leefden op een eiland midden op een eiland. We hadden alles en konden alles. De Shell zorgde goed voor zijn werknemers.’ Als hoofd van de Shell Dienst Magazijnen verdiende Wegman niet verkeerd, want hij kon er in zijn vrije tijd naast een auto ook nog eens een dure fotohobby op nahouden. ‘In het begin fotografeerde hij met een Rolleiflex 6×6 camera en gebruikte de Kodak Plus x film. Daarna ging hij over op de Minolta sr-1 voor die tijd: Dé camera! Met dit toestel heeft hij ook ‘de Pelikaan’ zijn grote prijswinnaar gefotografeerd.

Dochter Marjon Wegman is als jeugdige wedstrijddeelneemsters te zien op de zeilfoto’s. Daarop wist hij niet alleen zijn dochter, maar ook de bijzondere lucht vast te leggen. “Ik waardeer het nu meer dan ooit dat mijn ouders niet binnen hun ‘compound’ bleven maar dat we ook vaak op stap gingen om bezoeken af te leggen buiten de Shell gemeenschap. Zo kwam in 2004 een verhaal naar boven bij de beeldend kunstenaar Anemaet toen we hem een prachtige foto van zijn vrouw brachten. Hij vertelde: ‘Je vader kwam mij vaak ophalen we woonden op Marchena en hij had een auto. We gingen samen naar Otrabanda. Hij om te fotograferen en ik om te schetsen.'”

Anemaet vertelde verder dat ze tijdens een van de bezoeken aan Otrabanda een vrouw met een mand op haar hoofd zagen in een soortgelijk steegje als afgedrukt op bladzijde 43 van de uitgave. “Dergelijke vrouwen kwamen veelal aan huis om fruit en groente te verkopen. In zo’n steeg kwam een vrouw met een mand vol vis aanlopen. Je vader wilde snel een foto maken, maar de vrouw schrok, en gooide haar rok over haar hoofd want ze wilde beslist niet gefotografeerd worden in verband met het ‘boze oog’ dat je ziel kon afpakken. Echter onder haar rok droeg ze niks!” De familie Wegman bezit nu nog een schilderij van Anemaet dat hij hen als dank heeft geschonken.

Tijdsbeeld

De foto’s van Wegman maken ook duidelijk wat hij zijn kinderen probeerde te leren “om niet alleen naar jezelf te kijken! Je hoort, ondanks het feit dat iemand in een andere omgeving woont en opgroeit, toch  respect te hebben voor de situatie waarin de andere persoon zijn leven ingericht heeft.”

“Onze ouders gingen  vaak op stap en niet altijd naar de baai. Kwam er een toeristenboot binnen dan zaten we al in de auto om naar de stad te gaan. Als kind zat je hier niet echt op te wachten maar we kregen altijd op weg naar huis een ijsje en dat maakte alles weer goed.”

Hoewel zij dit als kind niet altijd leuk vond, is Marjon er nu enorm blij mee, want zo zei zij: “Pas nu besef ik hoe goed we toen Curaçao hebben leren kennen. Ik ken  plekjes die voor velen onbekend zijn.”

In het fotoboek is een prachtig mooi tijdsbeeld vastgelegd van de lokale bevolking, hun leven, hun kracht, hun doorzettingsvermogen. Indringend en ontroerend. Het laat immers ook de verhoudingen zien tussen de lokale bevolkingsgroepen van het naoorlogse Curaçao en de aanhoudende armoede. Wegman stelde de mens centraal waardoor hij nauwelijks gebouwen heeft gefotografeerd. Er zijn maar een paar foto’s van landhuizen afgedrukt, zoals die van de plantages Ascencion en Knip, waar hij vooral de geiten wilde vast te leggen. Wegman wilde niet perse iets uitdragen, hij wilde vooral vastleggen met respect voor zijn onderwerp. Of zoals zijn dochter het formuleert: “Er zal zeer zeker geen maatschappelijk aspect in zijn opnames terug te vinden zijn.”

Verhaal

Ook na zijn terugkeer in Nederland bleef hij zich verdiepen in de ontwikkeling van de fotografie. Alle producten die nieuw op de markt verschenen werd door hem uitvoerig bestudeerd en vaak  aangeschaft. Hij heeft de digitale fotografie en de daarbij horende andere manier van fotograferen niet meer mogen meemaken, wel was hij goed op de hoogte van het feit dat het de toekomst werd. Zijn niet meer gebruikte camera’s schoof hij door naar zijn kinderen en kleinkinderen. Kleinzoon Frank heeft de fotografiehobby overgenomen en er zelfs een tijd zijn beroep van gemaakt. Ook heeft Frank meegeholpen een deel van de 100 foto’s voor deze uitgave uit te kiezen en te bewerken.

Het is vooral een uniek uitgave doordat de fotograaf op een bijzondere wijze het vertrouwen van de lokale bevolking won die vanwege ‘het boze oog’ niet gefotografeerd wilde worden: de lens van de camera zou je je ziel bij het vastleggen afpakken. Het is een fotonalatenschap die trots, kracht en respect uitstraalt. Als Wegman zich toen als een blanke koloniaal zou hebben gedragen, was het hem nooit gelukt om dit bijzonder fotoarchief achter te laten. Wel zal de kijker, met de huidige maatschappelijk kritische blik, heel anders kijken naar de verhoudingen die toen, zeventig jaar geleden, op een opmerkelijk ander niveau lagen. Bijna elke foto vertelt de kijker een intens verhaal. Al met al geeft het boek een meer dan uniek beeld van het na-oorlogse Curaçao door de ogen van een talentvolle amateurfotograaf.

Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 21 december 2019