"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een doodgewoon leven

Vrijdag, 3 augustus, 2018

Geschreven door: Karel Čapek
Artikel door: Tea van Lierop

Meerstemmige beschouwingen in twee bedrijven

“Het leven gaat niet zo te werk dat een kind geleidelijk aan en vrijwel onmerkbaar een man wordt; plotseling zijn er in het kind verschrikkelijk voltogen en bloederig rijpe stukken mens; ze passen niet in elkaar, ze zijn niet ordelijk gerangschikt; ze botsen op zo’n onsamenhangende en onlogische wijze dat het bijna krankzinnig lijkt.”

[Recensie] In deze klassieker van de Tsjechische auteur Karel Čapek krijgt de lezer het wonderschone levensverhaal te horen van een man, die aan het eind van zijn leven de balans opmaakt. Na diens overlijden komt dit opgeschreven verhaal in handen van zijn oude kameraad. Als een echte bureaucraat is de bundel papieren netjes gerangschikt en beschreven in een keurig regelmatig handschrift, in het begin tenminste, daarna wordt het wat slordiger. Als in een raamvertelling leest de kameraad het levensverhaal van deze doodgewone man, aan het einde van het laatste hoofdstuk treft de kameraad de arts van wie hij het manuscript gekregen had en volgt er een zeer korte beschouwing.

De rest mag de lezer zelf lezen en beleven. Zo gaat dat met dit boek, je kunt er niet van loskomen, het verhaal trekt. De man beschrijft zijn leven met een vloeiende pen die steeds een stukje leven prijsgeeft. Zijn levensverhaal wordt omschreven als zijnde niet spectaculair:

“Ik moet zeggen dat ik, wanneer ik er zo op terugblik, ronduit genoegen schep in de rechtlijnige en duidelijke weg die achter me ligt; die heeft zijn bekoring, als een goede, rechte straatweg waarop je niet kunt verdwalen. Ik ben er bijna trots op dat het zo’n deugdelijke en effen weg is; met één enkele blik kan ik hem, tot aan mijn kindertijd toe, in me opnemen en me opnieuw verheugen over de duidelijkheid ervan. Wat een mooi, gewoon en oninteressant leven! Nergens enig avontuur te bekennen, nergens strijd, nergens iets uitzonderlijks of tragisch.”

Boekenkrant

Waarom moet het verhaal dan toch geschreven worden? Wie wil dat lezen? Welnu, iedereen mag kennis nemen van dit boek, al is het alleen maar om het erg mooie taalgebruik en het inkijkje dat de auteur ons gunt in het dagelijks leven in de tijd dat er een totaal andere ordening heerste in de samenleving. En om de geheimzinnigheid die het eerste deel van het verhaal beheerst, alles is geordend, maar niet alles wordt duidelijk gemaakt. Er zijn passages die vragen oproepen. Daarom moet het verhaal geschreven worden.

Deel twee

Om niet teveel spoilers weg te geven houd ik de beschrijving algemeen. Op het moment dat hij beseft dat hij op het punt staat een grote leugen op te schrijven kantelt het verhaal. Ineens blijkt er niet slechts één leven te bestaan, maar zitten er een aantal persoonlijkheden in hem die allemaal hun levens hebben. Dit deel is op een andere manier boeiend. De eerlijkheid die hem gebiedt te biecht te gaan is puur en houdt iedereen die het leest tevens een spiegel voor: hoe eerlijk ben je, luister je naar die andere stemmen en wat te doen wanneer ze met elkaar in conflict komen?

Meisje

“Ze was groter en ouder dan ik, zwartharig en donker als een zwarte kat; ik weet niet hoe ze heette en waar ze vandaan kwam. Ik liet haar mijn erfje van spaanders zien, maar ze schonk er geen aandacht aan, ze zag zeker niet dat die bonen mijn kippen waren; het deed me geweldig veel pijn en vanaf dat moment had ik geen plezier meer van mijn erfje.”

Wie was dit meisje en wat is er precies gebeurd met die twee jongeren? Dit is een van de vele geheimen die in deel twee gedeeltelijk aan de orde komen. Dat het erfje belangrijk is blijkt uit het feit dat het als motief terugkomt in de levensloop. Zo’n erfje schept veiligheid, je schermt je als het ware af van alles en iedereen, je waant je veilig in je eigen wereldje.

Spoor als leidmotief

Spoorlijnen en stations lopen als een rode draad door het hele boek en is daarmee een leidmotief. Om te beginnen leert hij het geheimzinnige meisje kennen in de tijd dat de spoorlijn doorgetrokken zal worden naar het dorp waar hij woont. Dit betekent dat er allerlei vreemde arbeiders komen om met explosieven te werken en andere werkzaamheden die gepaard gaan met de spoorlijnaanleg. Een spoorlijn is ook de rechte lijn die hij zo graag gebruikt om zijn leven op te tekenen, wissels gebruik je alleen indien nodig. En dan stations, die kunnen een klein eindstation zijn of aan een grote belangrijke internationale spoorlijn liggen. Je kunt er werken als beambte of als leidinggevende….

“Om wegwijs te worden in het vervoerswezen en het werk op een kantoor, werd ik op het Frans-Jozefstation in Praag geplaatst; het kantoor, dat een raam op het donkere perron had en waar de hele dag licht moest branden, was een verschrikkelijk en hopeloos gat waar ik de doorvoerrechten en zulke dingen moest narekenen. Voor het raam flitsten mensen voorbij die op iemand wachtten of ergens naartoe gingen; er hing de nerveuze, welhaast pathetische sfeer die met aankomst en vertrek gepaard gaat, en ondertussen krabbelde de man achter het raam domme, volmaakt onverschillige cijfertjes neer.”

En je creëert met een station, waar ook altijd een afscherming in de vorm van hekwerk nodig is, ook weer een eigen wereld. Dit is interessant, want bij het erfje was dit ook al geval. Tenslotte kan spoor als metafoor voor het leven gezien worden, leven is ook een reis van A naar B… Het treintje kabbelde voort in een slakkengangetje, maar kreeg de vaart van een TGV gedurende deel twee.

Nergens is het verhaal langdradig, integendeel, de nieuwsgierigheid bleef en werd sterker toen de stemmen gingen spreken en ook met elkaar in gesprek raakten. Ik wil het boek sterk aanraden aan iedereen die houdt van een beetje vrijblijvend filosoferen tijdens het lezen van andermans biecht.

Over de auteur

Karel Čapek (1890-1938) is een van de belangrijkste Tsjechische schrijvers van de twintigste eeuw. Hij schreef bij voorkeur over de gewone mens en over de grenzen van wat men kan weten. Zijn gehele werk wordt daarbij gekenmerkt door een licht humoristische inslag. Behalve romans schreef hij korte verhalen (onder andere over misdaad), sciencefiction, toneelstukken, essays en reisimpressies (onder meer over Nederland). In de jaren dertig werd hij regelmatig genoemd als mogelijke Nobelprijswinnaar.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken