"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een kleine wereld

Dinsdag, 20 juni, 2006

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Annemijn Molenaar

Een dorpje in een streekje in een landje

Niet zelden kijk ik afleveringen van de respectievelijk Twentse en Friese televisieseries Van jonge leu en oale groond en Baas boppe baas, uitgezonden door de regionale zenders. Onverstaanbare dialogen, onbegrijpelijke verhaallijnen en een nog onbegrijpelijkere casting vormen de basis voor een half uur escapisme. De aantrekkingskracht van deze streeksoap is net zo verklaarbaar als het succes van de ‘langs het tuinpad van mijn vaderen’- romans van de laatste jaren. Vaak is niet zozeer het verhaal interessant, maar juist dat onuitlegbare streekgevoel, het liefst van zo’n vijftig jaar geleden. We gingen massaal terug naar Jorwerd, zwegen daarna mee met Maria Zachea in de Zaanstreek en Jan Siebelink liet ons vorig jaar zijn jeugd in Gelderland ervaren in Knielen op een bed violen. De Drentse dijkgraaf Marga Kool (1949) schreef, zoals ze het zelf zegt, een mengeling van fictie en autobiografische elementen over haar eigen jeugd op het Drentse platteland. Haar eerste roman Een kleine wereld heeft dan ook de ondertitel ‘terug naar het dorp van mijn ouders’ meegekregen.

Een archeologe, werkzaam in het buitenland, wordt terug naar Nederland geroepen omdat haar vader in het ziekenhuis ligt. Ze verblijft tijdelijk in haar ouderlijk huis en schrijft daar herinneringen op uit haar jeugd. Dit terugdenken wordt afgewisseld met korte fragmenten in het heden, wat neer komt op veel ziekenhuisbezoeken en beladen afscheidsprocessen. Ook komt er nog heel snel een vage affaire voorbij, die niets toevoegt en het verhaal alleen maar ongemakkelijk uit zijn evenwicht haalt. Terwijl de vertelster in bed ligt met haar getrouwde minnaar, probeert het ziekenhuis haar tevergeefs te bereiken. De volgende morgen blijkt vader overleden. De minnaar laat zich nog wel even van zijn goede kant zien: ‘Ik heb hem in de voorkamer voorgesteld aan mijn dode vader.’

Maar de overhand hebben gelukkig de anekdotes over vroeger, de dorpse taferelen, de familieperikelen, het burengeruzie en de angstige blik richting de steeds moderner wordende samenleving. Een boerencultuur die Kool zeer treffend heeft beschreven, door heel gedoseerd het licht te schijnen op betekenisvolle uitspraken, rituelen en gedragingen. Erg veelzeggend is bijvoorbeeld een uitspraak van moeder: ‘Er komt niets uit mijn handen dit jaar. Ik heb er mijn gedachten niet bij, daar komt het van.’ De mensen schoten niet even een dagje in een major depression, maar hadden hun ‘jaar’ of ‘seizoen’ niet. Het leven leek in grote, overzichtelijke brokken verdeeld en geluk was een kwestie voor de lange termijn. Het was de tijd dat er nog ongetrouwde ‘oompies’ inwoonden en er in de flessen Abro-afwasmiddel verrassingen voor de kinderen zaten verborgen. Tragisch is de anekdote over doofstomme Lientje, die een kind kreeg dat volgens het dorp van niemand anders dan haar vader kon zijn. Het kon nog, echte dorpsgeheimen.

Kools beschrijvingen zijn zeer goed, ze zijn maatschappijbewust en zelfs bij tijden cynisch en overstijgen daarom ruimschoots het niveau van de streekroman. Toch bekruipt me soms een akelig W.G. van der Hulst-gevoel, vooral wanneer ‘sluiers van stuifmeel trillen boven de akker’ of ‘een merel me met een scheef kopje aankeek vanaf de abrikozenstruik’. Maar gelukkig gaat Kool steeds sterker schrijven, met steeds meer gevoel voor waar haar kracht ligt, het vastleggen van een verloren cultuur. Helaas probeert ze de roman net iets diepzinniger te maken dan ze eigenlijk kan. Dat de ik-verteller archeologe van beroep is en, hoe symbolisch, een zoektocht naar haar verleden begint vind ik te makkelijk bedacht. Evenals het moment dat de vertelster een cacaobus aanschouwt en ineens het licht ziet. Op de bus staat een vrouw met een bus waarop weer een vrouw met een bus staat, volgens de archeologe representatief voor de generaties vrouwen in haar familie; kopieën van kopieën van kopieën. Deze Drostefilosofie is tot daar aan toe, maar ga daar niet over zeggen dat je ‘nog nooit helderder dan op dat moment hebt begrepen hoe de wereld in elkaar zit.’

Dans Magazine

_Een kleine wereld _ beschrijft daadwerkelijk een hele kleine wereld, die bijna niet opgewassen is tegen de grote. Hoewel de boerderij inmiddels bestaat uit melkrobots en de vertelster zichzelf uit het Drosteblik heeft geëmancipeerd, doet dit boek wel een klein beetje verlangen oproepen naar andere tijden. Marga Kool heeft het boven verwachting goed gedaan, met weinig tuttigheid (de ondertitel was niet hoopgevend) en veel verteltalent. Om met vader te spreken: ‘Stark wark wichie!’


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.