"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een muur van water

Maandag, 12 februari, 2018

Geschreven door: Teuntje de Haan
Artikel door: Marnix Verplancke

Watersnoodramp herdacht

[Recensie] In de nacht van woensdag 31 januari op donderdag 1 februari was het 65 jaar geleden zijn dat Nederland getroffen werd door de Watersnood van 1953. Er vielen 1836 doden en zo’n 100.000 mensen werden dakloos. Hen vergeten zullen we nooit, blijkt uit twee nieuwe boeken.

Huizen spoelden weg alsof het hooibalen waren en ijzeren lantaarnpalen bogen als nietjes. De aanstormende watermassa vormde een afschuwelijk gezicht, maar misschien nog wel gruwelijker was het gierende geluid van de storm, met daar bovenuit het hulpgeroep van mensen, het loeien van vee, het kraken van hout en het ruisen van water. Zo beschrijft Willem Van der Ham de zware noordwesterstorm die in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 Nederland trof en de geschiedenis in ging als de Watersnood, de zwaarste natuurramp sinds de Allerheiligenvloed van 1570.

Op het eiland Goeree-Overflakkee alleen al maakte de watersnood 492 slachtoffers. In Ooggetuigen van de Watersnood 1953 zoomt Willem Van der Ham daarom specifiek in op dit zwaar getroffen eiland. Wat meteen opvalt bij het lezen van het boek is hoe verrast iedereen was. Dat het water onrustwekkend hoog stond, wist men op 31 januari wel, en dat het hevig aan het stormen was ook, maar dat vanuit de Noordzee door een combinatie van wind en springtij massaal veel water opgestuwd zou worden binnen de trechter die de Zeelandse en Zuid-Hollandse eilanden vormden, had niemand zien aankomen. Op meerdere plaatsen bereikte het water een hoogte van vijf meter boven het NAP, wat staat voor Normaal Amsterdams Peil en dus grofweg het gemiddelde zeeniveau is. Vrijwel iedereen ging die zaterdagavond ietwat ongerust slapen, maar van paniek was absoluut geen sprake. Tegen vier uur ’s ochtends was dat wel even anders. De ene na de andere dijk begaf het en ongeveer 80% van de polders kwam een paar meter onder water te staan.

In het boek van Van der Ham levert dit een aantal tragische, maar ook hoopvolle verhalen op. Zo is er bijvoorbeeld dat van Hugo, de kantoorhouder van de PTT die middenin de nacht gevraagd werd om zo veel mogelijk mensen wakker te bellen. Zijn oproepen bleven voor een groot deel onbeantwoord. Naarmate de tijd vorderde vielen steeds meer klepjes van de telefoonpost open, wat betekende dat er geen contact meer was, waarschijnlijk doordat het water de huizen was binnengedrongen. Heroïsch is dan weer het verhaal van de man die op zolder zijn hoogzwangere vrouw hielp bevallen. Hoe hij dit voor elkaar moest krijgen was hem aanvankelijk een mysterie, tot hij even verderop een buurbrouw met ervaring in deze zaken op haar dak zat zitten. Wat moet ik doen, vroeg hij haar en luid schreeuwend begeleidde ze de bevalling.

Heaven

Twee mensen krijgen een speciale vermelding in Ooggetuigen. Voor dijkgraaf Ben Mijs is dat een negatieve omdat hij erin slaagde nooit iets opmerkelijks te zien en steeds op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn. De Belgische helikopterpiloot Gérard Trémerie krijgt dan weer een pluim omdat hij helemaal vanuit Brussel naar Goeree-Overflakkee vloog om hulp te bieden, door de storm heen en met alleen een Michelinkaart van Nederland in de cockpit om hem de weg te wijzen. Het pakkendste verhaal is echter dat van een moeder die een brief schrijft aan haar zoontje dat in het ziekenhuis ligt. Wij zijn de enige twee overlevenden van de familie, schrijft ze, maar ze maant hem aan daar niet om te treuren. Bid tot God, schrijft ze, omdat wij gespaard gebleven zijn, en dan besluit ze op een nuchtere manier die wellicht typerend is voor de geest van een geharde eilandbewoner: “Nou, nu ga ik maar eindigen, want mijn blad is vol.”

Wellicht de spannendste episode uit Ooggetuigen gaat over het dertigtal mensen dat naar het Hoge Huis op de dijk van Battenoord was gevlucht. Omdat die dijk begon af te brokkelen en het huis kon instorten werden auto’s opgeroepen om te helpen bij de evacuatie. Net op het moment dat deze arriveerden stak de zee nog een tandje bij en werden de golven reusachtig hoog. De auto’s spoelden van de weg en zowat iedereen verdronk. Een van hen was Piet de Haan, de gloednieuwe gemeentearchitect van Oude- en Nieuwe-Tonge, de zwaarst getroffen gemeenten op Goeree-Overflakkee. In Oude-Tonge vielen 305 doden, wat een tiende van de inwoners was.

Nog geen jaar woonde Piet de Haan met zijn vrouw in de oude pastorie van Nieuwe-Tonge. Ze hadden een zoontje van vijf, Arnold, en een dochtertje van drieënhalf, Teuntje. Toen vader met zijn auto vertrokken was om hulp te bieden, beklommen moeder en de kinderen de zoldertrap om zich te verschansen in het oude bediendenkamertje. Ze zouden er vier dagen blijven, tot ze geëvacueerd werden en in de buik van een vrachtschip naar de Rotterdamse Ahoy-hallen werden gebracht. Over deze episode uit haar leven schreef Teuntje de Haan Een muur van water, een boek dat rond één centrale vraag cirkelt: “Wie was hij, de grote afwezige in mijn leven?”

Een muur van water tackelt de Watersnood van 1953 dus op een heel andere manier: persoonlijker en literairder. Het gaat natuurlijk wel over wat er toen gebeurde, maar misschien nog wel meer over hoe dit de decennia erna doorwerkte. Chris van Hofwegen, de burgemeester van Nieuwe-Tonge, zei een paar maanden na de ramp dat men er veel te weinig bij stilstond welke psychologische sporen deze bij de bevolking achter zou laten. De Haans boek is daar een illustratie van. Het gemis van de afwezige vader heeft haar leven getekend. Wanneer ze in een oud fotoalbum foto’s van zichzelf als kind aantreft, ziet ze dit gemis maar al te duidelijk. “Ik was er wel bij, maar voelde me er nooit thuis, niet veilig,” schrijft ze, “Met mijn vader was ook mijn vertrouwde wereld verdwenen. Op sommige foto’s dook ik in elkaar in een poging me in mezelf te verstoppen.”

Beweren dat dit gemis in haar boek een knagende obsessie wordt, gaat misschien wat ver, maar misschien ook weer niet. Dat Teuntje in het regelmatig vanzelf aangaan van een paar lampen de aanwezigheid van haar vader ziet, en dat ze geloof hecht aan de woorden van een waarzegster wanneer die contact maakt met de geest van de overledene, zegt toch veel. Dat verdriet heel erg ingrijpend kan zijn bijvoorbeeld, en dat je je dan aan iedere strohalm wil vastgrijpen om er niet in te verdrinken.

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: