"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een ondraaglijk juk

Woensdag, 27 juni, 2018

Geschreven door: Fernando Martínez Luna
Artikel door: Karin de Leeuw

Nederlandse beeldvorming van de Spanjaarden in de onafhankelijkheidsoorlog

[Recensie] Het juk van de Spaanse overheersing was ondraaglijk voor de Nederlanden, waarschijnlijk heeft u ook nog wel iets van die emotie meegekregen tijdens de geschiedenisles op school. De Spaanse (!) koning Philips II legde torenhoge belastingen op, voerde de inquisitie in en zijn troepen waren door en door wreed. Hoe anders was het geweest onder zijn vader, ‘onze’ Karel V…

Herkent u het beeld? Goed, u dacht misschien ondertussen ook wel dat het iets genuanceerder lag. Die martelaren van Gorkum waren er tenslotte ook nog. Maar in grote trekken zullen velen zeggen dat daardoor die brave Willem van Oranje wel in opstand moest komen tegen zijn vorst, de koning van Hispanje, die hij altijd heeft geëerd.

De Spanjaarden voelden zich nogal beschadigd door deze beeldvorming. Fernando Martínez Luna schreef over de pamfletten en de Spaanse receptie een boek: Een (on)draaglijk juk is de titel.

Een deel van het slechte imago van de Spanjaarden is ontstaan door pamfletten, die, met name in het eerste deel van de tachtigjarige oorlog, werden verspreid in de Nederlanden. Vóór de televisie en vóór de kranten waren pamfletten het opinievormend middel bij uitstek. Je had ze in soorten en maten. Het waren niet alleen goedkope schotschriften van één velletje. Ook de Apologie van Willem van Oranje kun je als een pamflet beschouwen. De Apologie is het politiek manifest van de leider van de Opstand, waarin hij de beschuldigingen die de koning van Spanje tegen hem geuit heeft, probeert te weerleggen.

Boekenkrant

Maar er waren nog meer uitingsvormen die geschikt waren om de publieke opinie te beïnvloeden: liederen, gedichten, toneelstukken en kronieken. Er waren er ook oorlogsverslagen waarin mensen geïnformeerd werden over wat er honderd kilometer verderop gebeurde. De meeste daarvan hadden geen neutraal karakter. Dat kan men zich voorstellen.

Pamfletten werden vervaardigd om mensen te informeren, maar ook om ze te overreden al dan niet mee te doen of om hen verder te motiveren. Verontwaardiging oproepen bij de lezer is bijvoorbeeld een goed middel om mensen aan te zetten om door te gaan met de strijd.

Maar niet alleen echt nieuws werd verspreid. Nepnieuws is van alle tijden. Soms is het herkenbaar, zoals in de titel Gewaande toespraak van Philips II en van Alva, maar vaker werd de waarheid verdraaid zonder dat de lezer dat kon controleren. Een andere keer werden meningen voor feiten verkocht. Zo gaat een propagandaoorlog.

In de Nederlanden, met zijn verstedelijking en relatief hoge geletterdheid waren pamfletten belangrijker dan elders in Europa in de tweede helft van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. De Opstand wordt wel eens een papieren oorlog genoemd.

Globaal waren er een aantal thema’s die pamfletschrijvers behandelden, soms tot vervelens toe. Ten eerste was daar de religieuze intolerantie van de Spanjaarden en de fanatieke inquisitie waar de schrijvers zich tegen keerden. Dan waren er geschriften met gruwelverhalen over de wreedheid van de Spaanse soldaten. Hun aanvoerders mochten misschien nog kundige strategen zijn, maar de slecht betaalde, ongeregelde troepen die bestonden uit huurlingen waren de schrik van de Nederlanders, zo stond in de pamfletten. Dan waren er geschriften gericht tegen bekende, Spaanse personen, zoals koning Philips II en de hertog van Alva. Tenslotte werd ook nog de lezer in het buitenland aangesproken: de Spanjaarden waren er op uit een wereldrijk te vestigen. Daarmee vormden ze een bedreiging voor elke onafhankelijke staat in Europa; dat Frankrijk en Engeland dat maar goed in hun oren knoopten. Ze zouden de Republiek moeten steunen tegen Spanje.

Hoewel pamfletten als vluchtig beschouwd worden, en mede om die reden soms slecht bewaard zijn en in het verleden niet veel werden bestudeerd, hadden ze invloed, ook op de lange termijn. De Spanjaarden spreken in dit verband over de zwarte legende. Daarmee wordt gedoeld op de sterk anti-Spaanse propaganda, die met name vanuit de Nederlanden en Engeland werd verspreid.

De term werd op de kaart gezet door de Spaanse historicus Julían Juderías. Die er in 1913 een boek over schreef. Een corpus aan denigrerende en stereotype negatieve beschrijvingen, bedoeld om Spanje als natie in diskrediet te brengen, vormt de zwarte legende. Zo zouden de pamflettisten systematisch de wreedheid van de Spanjaarden in hun koloniën in Zuid-Amerika hebben overdreven en op gruwelijke wijze hebben uitvergroot. Dat zoiets heeft plaatsgevonden, is in de archieven goed te zien. Verhalen over Spanjaarden die baby’s van Indianen aan hun honden voeren en andere onsmakelijkheden werden gedrukt, met tekeningen er bij. Er is alle reden om aan te nemen dat de tekenaars en schrijvers die dergelijke verhalen de wereld in hielpen, die verhalen niet uit de eerste hand hadden. Laster is het. Propaganda. Het is terecht om je bovendien te bedenken dat over het koloniaal optreden van de Nederlanders en Engelsen ook nog wel het een en ander in negatieve zin te vertellen valt.

Maar ‘de zwarte legende’ is mogelijk ook wel een legende op zich. Er is op gewezen, onder andere door de Spaanse historica Carmen Iglesias, dat op dit moment er geen zwarte legende meer bestaat en dat het dus gaat om een historische casus. Zelfs zijn er wetenschappers die betwijfelen of de zwarte legende geen nationalistisch Spaanse fantoom is, waar men geen aandacht meer aan zou moeten besteden. Zij spreken van een witte legende als tegenhanger.

Veel Spanjaarden kunnen echter nog steeds hun verontwaardiging over de pamfletten niet helemaal verbloemen. De auteur van het hier besproken boek, Fernando Martínez Luna lijkt daar ook toe te horen. Hem treft de eer dat hij de zwarte legende grondig heeft bestudeerd wat betreft de Nederlandse pamfletten. Daarmee heeft hij een deel van een al dan niet zwarte legende bloot gelegd. Hij heeft hiertoe de methode van de imagologie gebruikt en dat werkt verhelderend.

De auteur heeft het grote voordeel dat hij zowel Nederlands als Spaans leest. Aan de Rijksuniversiteit Groningen is hij gepromoveerd op dit onderwerp en het onderhavige boek is de publieksversie van deze dissertatie. Hij behandelt de periode 1566, het jaar van de beeldenstorm, tot 1609, het jaar waarop het twaalfjarig bestand inging. Daarmee heeft hij de felste oorlogsjaren bestreken.

In de productie van pamfletten ziet men een verschuiving wat betreft de thema’s. Aanvankelijk wordt de grootste nadruk gelegd op de wreedheid en slechtheid van de Spanjaarden. Naarmate de Opstand een succes werd en de Republiek vorm kreeg, werd meer de voortreffelijkheid van de nieuwe staatsvorm aangeprezen. De pamfletschrijvers benadrukken dan de noodzaak om de oorlog voort te zetten, teneinde het resultaat niet in gevaar te brengen.

Fernando Martínez Luna heeft een grondige studie geschreven. Velen die de Nederlanden in de zestiende eeuw bestuderen, kunnen nu weer een nuance toevoegen aan het beeld. Dat is een verdienste van deze auteur.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: