"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een veilige plek

Dinsdag, 30 maart, 2021

Geschreven door: Wilma van den Akker
Artikel door: Jan Stoel

Een roman over integriteit

[Recensie] Iedereen heeft een veilige plek nodig, een plek waar hij/zij zich kan terugtrekken, een plek waar niemand kan komen, waar je tot rust kunt komen. Een veilige plek heet de debuutroman van Wilma van den Akker (1960). De roman, waarin integriteit het hoofdthema is, is losjes gebaseerd op haar dertien jaar ervaring in verschillende functies bij een ‘Blijf-van-mijn-lijf’-huis.

Als motto voor de roman gebruikt Van den Akker het gedicht Er is alles in de wereld het is alles uit de bundel Apocrief/de analphabetische naam van Lucebert. Apocrief betekent verborgen en Van den Akker ontsluit in haar roman de veelal verborgen wereld van de hulpverlening in de Vrouwenopvang én de verborgen wereld van de cliënten en haar hoofdpersonage Mara. Ze kiest niet zomaar voor Lucebert. Lucebert had als dichter lak aan conventies, heersende schoonheidsidealen moesten er aan geloven. Intuïtie en authenticiteit waren voor hem belangrijk. Met dit in het achterhoofd kijk je anders naar de hoe de opvang is gestructureerd, waar managers vluchten in procedures en regeltjes, nauwelijks oog hebben voor de eigen medewerkers en de cliënten, waar het alleen maar gaat om ‘productie draaien’. Door zo naar de roman te kijken krijgt het verhaal van Van den Akker een universeel karakter. Denk maar aan de grote affaires die we de laatste jaren voorbij hebben zien komen: het stopzetten van de gaswinning in Groningen, de toeslagenaffaire. Waar is de menselijke maat gebleven?

“Elk probleem is een geschenk voor Mara. Ongeduldig pakt ze het uit en bekijkt het aan alle kanten. Ze probeert het te demonteren en kapotte stukken te vervangen of te repareren. Ze is geen horlogemaker of automonteur, ze werkt in de hulpverlening.” […] Problemen zijn voor haar “een tros zwevende ballonnen in allerlei kleuren, waarvan de touwtjes in de war zijn geraakt. Ze begint aan de touwtjes te peuteren tot de ballonnen één voor één vrij komen.” Met deze sterke passage begint de roman waarin Mara Visser het hoofdpersonage is. Ze begeleidt en adviseert bewoonsters in het Traject Veilige Toekomst, mensen die gevlucht zijn voor gewelddadige partners of familieleden. Ze staat voor haar cliënten, doet alles wat in haar macht ligt om ze zo goed mogelijk te helpen. Zo is er Ingrid die een knipperlicht relatie heeft met Leo en steeds maar zwanger wordt, Melanie die constant financiële problemen heeft, omdat haar vriend haar geld aftroggelt, Shakti die als baby al door haar familie ingezet werd voor de prostitutie en al vijf keer is gevlucht, Laila die van haar man blijft houden, maar dan weer te lijden heeft van geweld en mishandeling. Al deze personages duiken steeds opnieuw in het verhaal op, want hun zoektocht naar een veilige plek is niet eenvoudig. Ze hebben hun eigen verhaal. Maar dat geldt ook voor Mara. In het verleden was ze ook op zichzelf aangewezen, werd ze gepest op school. Op haar werk raakt ze steeds in conflict met haar manager Marie Louise, die ook wel Hare Narigheid wordt genoemd. Marie-Louise vlucht in managementstaal, bureaucratie, heeft haar eigen voorkeuren, walst over mensen heen, oefent macht uit, zet druk. Op ondersteuning vanuit de organisatie hoeft Mara niet te rekenen. Dat is op schrijnende wijze beschreven.

Dan meldt zich Koos in het leven van Mara. Mara heeft gereageerd op een contactadvertentie en Koos is de man die haar weer het gevoel geeft de moeite waard te zijn. Ze bloeit helemaal op, krijgt vlinders in haar buik. Er tekent zich vervolgens een parallel af met wat haar cliënten overkomt. Moet zij nu ook op zoek naar een veilige plek?

Boekenkrant

Mara ontwikkelt zich in deze psychologische roman van onzeker, bescheiden, hardwerkend tot een vrouw die haar eigen keuzes maakt, weerwoord geeft. Door iedere keer wat meer te vertellen over haar verleden krijg je zicht op wie Mara is en wie ze eigenlijk wil zijn.

De auteur vervlecht de verhaallijnen over de cliënten, Mara en wat er op kantoor gebeurt op subtiele wijze. Het zorgt enerzijds voor spanning en afwisseling. Anderzijds geeft het pregnant weer hoe de druk op Mara toeneemt. Ze moet alle ballen in de lucht houden, om zelf te kunnen overleven.

Van den Akker schrijft in korte scènes, bijna filmisch. Hilarisch zijn de momenten waarop het management, Marie-Louise, in beeld gebracht wordt, als iemand die op geen enkele manier met de inhoud van het werk bezig is. Als de ondernemingsraad om een vertrouwenspersoon vraagt voor de medewerkers is er één voorwaarde: “Heb je een probleem dan moet je het eerst proberen op te lossen ‘in de lijn.’ De lijn is een klimtouw dat langs een steile wand omhoog leidt. Pas als je er in deze lijn niet uitkomt, kun je bij de neutrale vertrouwenspersoon terecht.”

Er zitten mooie metaforen in het verhaal, zoals die van de zee-egelskeletjes: “Wanneer je met zo’n skeletje schudt, vallen er kleine stukjes bot uit. Het zijn de tandjes, die los komen te zitten nadat de weke delen verteerd zijn. De giftige stekels zijn verdwenen. Dode zee-egels bijten en prikken niet meer.” Wat wel gaat irriteren is de eindeloos terugkerende metafoor waarin ballonnen worden toegepast: “Ze vangt die kans, een doorschijnende luchtballon aan een wollen draad”, “Ergens in de verte zal de ballon dunner worden en knappen”, “ze is een ballon die in een kleine schoenendoos gepropt wordt.”

En ook Lucebert komt voor in het boek: “Ze (Mara/JS) leest Lucebert, die schoonheid en lelijkheid naast elkaar zette. Hij bracht geweld en kwetsbaarheid samen. In zijn wereld, in zijn werk was ruimte voor alles: het duistere kwaad en het zachte maanlicht.” Het motto van de bundel Apocrief/de analphabetische naam luidt ‘et homo factus est’, vertaald ‘door de mens gemaakt.’ En met die uitspraak houdt Van den Akker ons een spiegel voor.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles