"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een wereld vol patronen

Maandag, 30 augustus, 2021

Geschreven door: Rens Bod
Artikel door: Jona Lendering

Een geschiedenis van kennis

[Recensie] Er is veel goeds te vertellen over het nieuwe boek van Rens BodEen wereld vol patronen. Een geschiedenis van kennis. Dat ga ik nu doen.

Eerst drie dingen die Bod gewoon goed doet en die ik vermeld omdat ze niet langer vanzelf spreken. Eén: de humaniora zijn in de kern een pedagogisch programma, bedoeld om de mensen inzicht te geven in de wijze waarop ze denken. Helaas zijn de humaniora de afgelopen dertig, vijfendertig jaar verschraald tot geesteswetenschappen: de resultaten worden zelden gedeeld en zijn dus even overbodig als een onuitgevoerd muziekstuk. Het is goed dat Bod zijn inzichten wel deelt.

Twee: hij doet dat ook professioneel. Een academicus die een boek voor het grote publiek schrijft, heeft weliswaar goede bedoelingen maar doet dat vaak nogal gedachteloos. We zoeken onze informatie immers online. Een ander nadeel van het medium “boek” is dat het wetenschapscommunicatie zonder goede reden ondergeschikt maakt aan het verdienmodel van de boekenbranche, die geen werkelijk belang heeft bij goede informatie. Alleen als een academicus iets biedt dat niet al bestaat op het internet, legt hij met een boek nog eer in. Een wereld vol patronen is zo’n boek.

Drie: om de samenleving inzicht te geven in haar denkbeelden, kunnen de humaniora niet naar buiten treden met doorgaans hyperspecialistisch onderzoek, want dan verwar je wetenschap met haar voorstadium. Bod biedt gelukkig een fijn breed onderwerp: de geschiedenis van de menselijke kennis. Dat wil zeggen: de ontwikkeling van het Paleolithicum tot de Nieuwe Tijd en op alle continenten. De enige beperking is dat Bod niet álle wetenschappen behandelt maar zich zegt te concentreren op filologie, geneeskunde, geschiedvorsing, kunsttheorie, mechanica, musicologie, rechtswetenschap, sterrenkunde, taalkunde en wiskunde. Bods generalistenbloed kruipt overigens waar het niet gaan kan, want ook geografie en botanie komen aan bod.

Boekenkrant

Patronen

Bod meent dat de mensheid al heel lang geleden patronen begon te herkennen, waarvan het overtuigendste voorbeeld de schijngestalten van de maan zijn, die “zijn overgeleverd via inscripties op duizenden botfragmenten van rendieren en mammoets”. Voor mij was dit nieuw. Het is misschien un peu bête, zo’n mammoetslagtand met streepjes die de maanwaarnemingen aangeven, maar het is meer dan het louter registreren van wat je waarneemt. Je hebt in de gaten dat er een terugkerend element is.

Als mensen beginnen te schrijven en we verwoordingen krijgen van de patronen, blijken die vaak de vorm te hebben van “als … dan …”. Dat kan descriptief zijn en prescriptief. Een voorbeeld van het laatste komt uit de Wetten van Hammurabi: “Als een man een oog bij een ander uitsteekt, zal zijn oog worden uitgestoken.” Dit type patroon, zo oppert Bod voorzichtig, zou weleens het model hebben kunnen zijn van de (descriptieve) sterrenkundige patronen waarover ik een tijdje geleden blogde: “Als het sterrenbeeld Waterman hoog staat, dan stijgt het water van de Eufraat en de Tigris”.

Principes

Gaandeweg, zo vervolgt Bod, werd de mensen duidelijk dat zulke patronen voortvloeiden uit diepere principes. Een mooi voorbeeld is de geneeskunde. De antieke artsen hadden al talrijke behandelwijzen bedacht en zochten nu naar een theorie die verklaarde wat er nu feitelijk gebeurde. In Griekenland keek men bijvoorbeeld naar de vier lichaamssappen: slijm, bloed, zwarte gal en gele gal. Hieruit vloeiden vier menstypen voor en als de vochthuishouding niet op orde was, konden mensen lelijk uit balans raken. Op soortgelijke wijze zochten de astronomen naar principes en ze bedachten dat de beweging van de planeten grotendeels viel te verklaren vanuit het principe dat die hemellichamen in cirkels om de aarde draaiden.

Ik noem met opzet twee principes die niet klopten – want het vinden van correcte principes is natuurlijk waar het om draait. De astronomen voegden steeds meer cirkels toe, waardoor ze steeds beter in staat raakten de verschijnselen te beschrijven. Bod noemt dit “convergentie”. In de sterrenkunde ging die door tot men stuitte op zaken die echt niet langer op te lossen waren met wéér een cirkel erbij, waardoor de wetenschappers begonnen om te zien naar andere principes. In de medische wetenschappen ging het allemaal wat langzamer en een van Bods hoofdstukken heet dan ook “de remmende werking van de geleerde geneeskunde”.

Bod besteedt ook aandacht aan wat hij de opwekking van patronen noemt: gerichte waarnemingen, veelal experimenten. Dat bleek een nuttig middel om tot convergentie te komen. Verder wijst hij erop dat wetenschappers in de Middeleeuwen probeerden het aantal principes te beperken. Op dat punt in zijn verhaal aangekomen heeft Bod de hele wereld al aan zijn voeten liggen. Begon zijn betoog in het oude Nabije Oosten, China en India, aan het einde van de Middeleeuwen heeft Bod zijn vleugels uitgeslagen naar Oceanië en de Amerika’s.

De empirische cyclus

De crux is het onderkennen van de empirische cyclus: het inzicht dat de wijze waarop convergentie wordt bereikt, gestructureerd verloopt, namelijk door toetsing aan de empirie. Bod vertelt op dit punt een vertrouwd verhaal: de empirische cyclus wordt herkend in de filologie, in de kunsttheorie, in de muziekwetenschap en in de taalkunde. Er is een glansrol voor Scaliger, die vrij onbekommerd constateerde dat de feitelijke chronologie van het verre verleden niet consistent was met de bijbelse chronologie.

Later zien we de empirische cyclus ook in de astronomie. Het waren uiteindelijk waarnemingen die mensen als Copernicus, Kepler en Galilei brachten tot het inzicht dat al die cirkels die noodzakelijk waren om te beschrijven hoe de planeten om de aarde draaiden, niet konden kloppen. Uiteindelijk accepteerden ze dat elliptische banen om de zon beter in overeenstemming waren met de waarnemingen.

De winst

Een mooie observatie is Bods herdefiniëring van pseudowetenschap, een notoir lastige kwestie: hij attendeert erop dat we in de astrologie, magie, alchemie, kabbala en andere occulte wetenschappen geen verbetering zien in het bijeenbrengen van empirie en theorie. Nieuwe experimenten hebben niet geleid tot de fabricage van goud en evenmin zijn de horoscopen in de loop der eeuwen accurater geworden.

Maar er is meer winst. Ik denk dat Bod al eerder – in zijn boek De vergeten wetenschappen – duidelijk heeft gemaakt dat het zin heeft wetenschapsgeschiedenis in de volle breedte te analyseren en niet steeds de natuurwetenschappen centraal te stellen (zoals ik in dit stukje eigenlijk toch weer doe). De natuurwetenschappen hebben immers net zo vaak leentjebuur gespeeld als dat ze andere vakgebieden ten voorbeeld zijn geweest. Zoals Bod het ditmaal zegt: “geen enkele kennisactiviteit of discipline staat los van andere disciplines”.

Ik denk dat Bod er ook terecht op wijst dat we naar de wetenschap moeten kijken als een activiteit van de gehele mensheid. Dezelfde ontwikkeling van patronen, principes en convergentie en uiteindelijk de empirische cyclus is ook buiten de westerse traditie aan te wijzen en soms zijn de overeenkomsten frappant. Een gaaf voorbeeld is dat ook de Chinezen Aristoteles’ principes van de uitgesloten derde en de non-contradictieherkenden. “Van enig intellectueel contact tussen de Grieken en Chinezen was in de oudheid geen sprake,” noteert Bod, “al is het mogelijk dat een en ander via handelscontacten is uitgewisseld.” Daar zou ik bij een herdruk nog eens naar kijken, want hierover valt nog een boom op te zetten in deze DNA-revolutionaire tijd.

Tot slot dit. Zekerheid heeft de onaangename eigenschap de mensheid verdeeld te houden terwijl twijfel de mensen verbindt. Dat is in laatste instantie waarover Een wereld vol patronen gaat: over wetenschap, over het verlangen de waarheid te benaderen, over twijfel en dus in laatste instantie over wat het is mens te zijn.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter