"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een zomer met homeros

Zondag, 6 januari, 2019

Geschreven door: Sylvain Tesson
Artikel door: Ger Leppers

Een Franse discussie

[Blog] “Een kerk die leeft, scheurt,” merkte een romanpersonage van Maarten ’t Hart ooit op. En gelijk had hij: meningsverschillen zijn allereerst een blijk van intellectuele vitaliteit. In Frankrijk, waar met concepten en ideeën gegoocheld wordt met het gemak waarmee Hans Klok blondines doormidden zaagt, laat verdwijnen en weer tevoorschijn tovert, maken twistgesprekken traditioneel deel uit van de prettige omgangsvormen. Als dat land van iets aan elkaar hangt, is wel eens gezegd, dan is het van de meningsverschillen.

Er zijn natuurlijk weinig zaken die vrijwel iedereen zo ter harte gaan als het onderwijs. Wie gunt zijn kinderen niet het beste? Gedegen onderwijs komt zowel de individuele burger als het land als geheel ten goede. Maar wat is goed onderwijs? Afgelopen maand heeft minister van Onderwijs Jean-Marie Blanquer velen een plezier gedaan met de aankondiging dat het dictee weer zal worden ingevoerd. Eerder al had hij besloten dat het middelbaar onderwijs de mogelijkheid moet blijven bieden om Latijn en Grieks te leren. Daarmee trancheerde hij een debat dat al heel lang aansleepte en de laatste tijd menige pen in beweging bracht..

Le Figaro littéraire, het boekensupplement van het grootste Franse landelijke dagblad, wijdde er afgelopen zomert een heel dossier aan. Le Figaro is wel conservatief, maar verwacht van zijn lezers toch een eruditieniveau dat Nederlandse journalisten zou doen watertanden – of verbleken om de neus. Ook in de huidige beeldcultuur hechten velen in Frankrijk nog aan het literair erfgoed en aan correct taalgebruik dat het denken vormt. De bezorgdheid van de Franse bourgeoiskrant over het dalend onderwijsniveau was bij ons jaren geleden al eens kernachtig verwoord door het communistische kamerlid Marcus Bakker: “Nou kunnen de arbeiderskinderen eindelijk naar het gymnasium, en dan schaffen ze het gymnasium af.”

Met veel instemming maakte Le Figaro in zijn dossier gewag van het werkje Un été avec Homère [deze winter vertaald als Een zomer met Homeros] van Sylvain Tesson. Het is het nieuwste deel in een erg mooie reeks:  in 2015 publiceerde literatuurwetenschapper Antoine Compagnon een bescheiden boekje getiteld Een zomer met Montaigne. Hij schetste daarin, kort en animerend, de betekenis van die belangrijke denker uit de zestiende eeuw voor de lezer van nu. Het toegankelijke werkje werd een enorm succes, en is ook in het Nederlands vertaald. Het als eenmalig bedoelde initiatief groeide uit tot een succesvolle reeks, met deeltjes over Proust, Baudelaire, Victor Hugo en Machiavelli. Elke zomer worden de Fransen uitgenodigd zich te verdiepen in de denkwereld van een grote schrijver uit het verleden.

Boekenkrant

In 2018 werd Sylvain Tesson om een bijdrage gevraagd. Tesson is Frankrijks meest vooraanstaande reisschrijver. Hij bezocht Afghanistan,  doorkruiste te paard de steppen van Centraal-Azië, en schreef een schitterend verslag van zijn verblijf in een hut aan het Baïkalmeer. Hij besloot een boek te wijden aan Homerus. Binnen drie weken na het verschijnen voerde het boekje de boekentoptien aan. “Een heerlijk boek, waanzinnig mooi,”  oordeelde men in het ontbijtprogramma Télématin. “Homerus: dé zomerhit,” schreef Christophe Ono-dit-Biot in het weekblad Le Point. In het televisienieuws kreeg Tesson afgelopen zomer vijf minuten de tijd om te vertellen waarom het lezen van Homerus het leven van de mens van nu verrijkt: “De Grieken geven ons inzicht in dat waartoe we nog niet zijn uitgegroeid,” meende hij. Het is inderdaad een heerlijk, met een gouden pen geschreven boekje, waaraan elk spoor van elitarisme vreemd is terwijl het nergens oppervlakkig wordt. “De boodschap van Homerus voor onze tijd: in een beschaafde wereld heb je alles te verliezen, in een barbaarse wereld heb je alles te winnen.”

Een ander heel bijzonder boek dat ook al juist ten tijde van het onderwijsdebat verscheen is Homère van Pierre Judet de la Combe. Het is, verklaart de auteur niet zonder aplomb in zijn voorwoord, de eerste biografie van Homerus. Dat we er zo lang op hebben moeten wachten is niet zo vreemd, geeft de schrijver ruimhartig toe: over Homerus is vrijwel niets met zekerheid bekend. Maar Judet de la Combe geeft – met warmte en een licht baldadig gepresenteerde eruditie – een overzicht van de verschillende visies op het ontstaan van de Ilias en de Odyssee, die hij aan recente inzichten toetst. Daarmee geeft hij tegelijkertijd een prachtig beeld van het ontstaan van de literaire vertelcultuur aan het begin van de westerse beschaving.

Maar niet alleen de oude Grieken staan deze zomer weer in de belangstelling. Ook de Romeinen – die in Frankrijk dankzij de avonturen van Asterix natuurlijk al een halve eeuw niet weg zijn geweest – staan weer in het licht van de schijnwerper. Dezer dagen publiceerde Jacques Trémolet, advocaat op Corisica, het alleraardigste boekje En terrasse avec Ciceron (Op het terras met Cicero). Zei Cicero niet dat de filosofie de rijkste, hoogste en meest genereuze gift is van de onsterfelijke goden aan de mensheid? Tijdens de gesprekken die Trémolet onder het genot van zijn dagelijkse aperitief op het terras van zijn dorpscafé voert, past hij daarom het gedachtegoed van Cicero toe in de conversatie. Het resultaat is amusant en overtuigend. Is leven in de maatschappij mogelijk zonder je te bekommeren om enige vorm van algemeen welzijn, zoals sommige liberalen staande houden? Moeten we de politiek de politiek laten, en ons enkel wijden aan ons privéleven, zoals de volgelingen van Epicurus meenden? Trémolets lichtvoetige boekje bewijst dat er bij de oude Romeinen nog veel te leren – en te genieten – valt.

Maar de belangrijkste boodschap – expliciet bij Tesson, impliciet bij Trémolet – is: de klassieke auteurs, die de basis vormen van onze denkwereld, zijn een bron van inzicht en genot, de kennis van hun werk schenkt diepte en perspectief aan je blik. En: de Grieken en Romeinen wisten alles al, hadden alles al een keer beleefd en doorgrond, in menig opzicht is vooruitgang vooral geboekt bij de technische aankleding van het leven.

Van het leren van Grieks en Latijn is nog nooit iemand doodgegaan. Dat sommige mensen niet de eerste willen zijn valt uiteraard te billijken. Maar ook anderen dit lot al op voorhand te willen besparen – zoals Franse onderwijsvernieuwers de afgelopen vijf decennia nastreefden – is een overdreven vorm van altruïsme.

Iedereen nu tevreden? Helaas, liet Le Figaro weten: als gevolg van alle versoberingen in het onderwijs en de verslechterde beroepsperspectieven bestaat er inmiddels een groot tekort aan classici.

O tempora, o sores!

Eerder verschenen in Trouw