"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een zweem van onvolmaaktheid

Vrijdag, 17 mei, 2019

Geschreven door: Russell Artus
Artikel door: Arnold Heumakers

Méér dan een zweem van talent

[Recensie] Familie, seks, God en India – ziedaar enkele van de ingrediënten, die in Russell Artus’ romans en verhalen zelden ontbreken. Dat was al zo in zijn debuut Zonder wijzers (1995), een intrigerende roman in verhalen over de Engelse, naar Nederland verhuisde familieleden van de overleden Indiase immigrant Stambh (‘Stammy’) Qureshi, en zo is het nog steeds in zijn derde roman Een zweem van onvolmaaktheid. Veranderd is wel de verteltrant; de nieuwe roman is veel minder een legpuzzel dan het debuut, en de aandacht wordt niet meer verstrooid over verschillende vertellers en personages: alles draait ditmaal om de 21-jarige Pascal Sjonger uit Tilburg, een student informatica met een op z’n zachtst gezegd nogal dramatisch familieverleden.

In de roman bezoekt hij een wild studentenfeest in Eindhoven, dat naar het zich laat aanzien zijn leven voorgoed een andere wending zal geven. Hij drinkt voor het eerst alcohol, hij wordt na afloop ontmaagd en hij besluit zich in het vervolg niet meer zoveel van het duistere verleden aan te trekken. Een hele beslissing, want er is nogal wat gebeurd: toen zijn moeder pas dertien was, werd zijn grootmoeder door een onbekende vermoord, zijn vader heeft nog vóór zijn geboorte het hazenpad gekozen, zijn inmiddels gestorven grootvader Juut koesterde een onverklaarbare afkeer van zijn kleinzoon, en zijn mooie moeder Pauline heeft zijn halve jeugd lang vergeefs jacht gemaakt op een nieuwe echtgenoot annex vader.

Geen wonder dat de jonge Pascal wat in de war raakt, hartstochtelijk naar stabiliteit (of zoals hij het zelf noemt: “bestendigheid”) verlangt en zich ondertussen in zijn hoofd, op grond van vaak minimale gegevens, overgeeft aan de wildste speculaties. Hij associeert zijn weggelopen vader met de moordenaar van zijn grootmoeder, meent dan weer dat grootvader de schuldige is omdat hij een incestueuze relatie zou hebben gehad met zijn dochter, misschien is hij, Pascal, wel grootvaders kind; en tenslotte gelooft hij dat zijn moeder nu iets dergelijks met hém wil. In elk geval wil ze, na de dood van grootvader, opeens een tweede kind, en Pascal vreest, zeker nadat zijn moeder een afschuwelijke facelift heeft ondergaan die haar “tien jaar jonger” maakt: dat kind wil ze van mij!

In hoeverre deze speculaties kloppen, blijft in het midden, al worden ze in de roman niet krachtig weersproken. Integendeel, want nadat Pascal op het studenten- feest zijn jeugdvriendinnetje Nicole (nota bene voor het eerst sinds veertien jaar) heeft teruggezien, wordt hij even later in de boeien geslagen door haar aan een “zusjescomplex” lijdende broertje. De familie Sjonger is dus niet de enige, waarin zulke incestueuze driften voorkomen.

Het Weer Magazine

De roman begint als Pascal – op het politiebureau – van zijn handboei moet worden bevrijd: een symbolische daad, die de weg opent naar Nicole, die in haar leven evenmin bestendigheid heeft gekend (vanwege het beroep van haar vader moest er steeds weer verhuisd worden), maar die daar kennelijk veel minder onder heeft geleden. Van zichzelf zegt zij, met “een monter lachje” nog wel: “ik weet van voren niet of ik van achteren nog leef.” En de suggestie is dat je met zo’n zorgeloze levenshouding heel wat beter uit de voeten kunt dan met Pascals kwellende gedachten over ‘martelaarschap’ en ‘kruisweg,’ die een artistieke ontlading krijgen tijdens zijn optredens als creatieve dj op bruiloften en partijen.
Aan de andere kant klinken de ideeën van Pascal over zijn ‘bron,’ zijn heimelijke verwantschap met zijn vrome en zingende grootmoeder, evenals de discussies met vriend Theo over India en religie, weer zo bloedserieus dat we ze kennelijk toch niet zomaar als ballast terzijde mogen schuiven. Misschien hoeft niet iedereen die naar het hogere haakt aan ‘levensangst’ te lijden, maar het is zonneklaar dat “moederskind” Pascal Sjonger het al een heel eind in die richting heeft geschopt met zijn verlangen naar het “Ultieme Programma” dat alle vragen omtrent het verleden moet beantwoorden, met zijn dwangmatig onaneren en met de afstandelijke muzikale mystiek van zijn drive-inshows.

Welbeschouwd gaat het in deze roman om de overgang van puberteit naar volwassenheid en alles wat daarbij komt kijken aan innerlijke onzekerheid, paniek en eenzelvigheid. Door de dramatische details van de familiegeschiedenis krijgt alles extra gewicht, iets te veel gewicht zelfs. Pascals inteelt-speculaties geven het verhaal onwillekeurig de trekken van een melodrama: klassiek, en tegelijkertijd ver gezocht en geforceerd. Vertel je het in een paar zinnen na, dan blijft er weinig of niets van over.

Het gekke is alleen: zo leest het niet. Dat komt vooral door Artus’ gedreven stijl en listige compositie, die maken dat het een tijd duurt voordat je als lezer greep krijgt op de gebeurtenissen, terwijl de sfeer van het verhaal je dan allang te pakken heeft. Want dat kan deze schrijver: iets van binnenuit tot leven wekken, met beweeglijke, suggestieve zinnen die je meeslepen en inspinnen. Bijzonder geslaagd is de evocatie van de intieme, maar altijd ook ietwat troebele relatie tussen Pascal en zijn moeder Pauline, of – heel ander voorbeeld – de weergave van het verwaten gekwek van de dronken studenten in wier midden Pascal zijn ‘rites de passage’ beleeft.

Op zulke momenten is de hommage aan A.F.Th. van der Heijden (die via Pascals literaire voorkeuren een plaatsje in de roman heeft gekregen) méér dan alleen dat, en opereert Artus op een bijna vergelijkbaar niveau – dat helaas weer verdwijnt, wanneer bijvoorbeeld de weinig opzienbarende en grotendeels met de haren erbij gesleepte denkbeelden over godsdienst, India en westerse beschaving aan de beurt komen.

Ook de aanvankelijk beslist verontrustende en spanning opwekkende speculaties over de familiegeheimen verliezen veel van hun kracht, zodra duidelijk wordt dat het altijd – in wezen vrijblijvende – speculaties zullen blijven; een alibi dat het melodrama op afstand houdt, terwijl er toch van geprofiteerd wordt. Iets soortgelijks geldt voor het ‘happy end’ in de armen van Nicole, die inderdaad nog altijd – ook na veertien jaar – Pascals vriendinnetje blijkt te willen zijn.

“In de literatuur ging het ook vaak over iemand die zijn verleden wou kennen en ernaar op zoek ging – met steevast een foute afloop tot gevolg,” lezen we op zeker moment. Russell Artus moet zich hebben voorgenomen het ditmaal eens heel anders aan te pakken, vergetend dat zo’n simpele omkering dáárdoor nog geen indruk maakt – in weerwil van het olijke ‘oeps’ waarmee Nicole haar gemeenschap met Pascal bezegelt.

Een zweem van onvolmaaktheid is al met al een onevenwichtige, maar (gezien thematiek en samenhang met het eerdere werk) ook merkwaardig geobsedeerde roman, zonder dat het mij lukt volledig de portee te vatten van de obsessies die eraan ten grondslag lijken te liggen. Hoewel het flauw is, kan ik de neiging niet onderdrukken de titel ook op de kwaliteit van het boek te laten slaan, zij het uitdrukkelijk met de kanttekening dat bij de auteur méér dan ‘een zweem’ van talent aanwezig moet zijn.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad en op Arnold Heumakers