"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

En dan komen de foto's

Woensdag, 27 augustus, 2014

Geschreven door: A.H.J. Dautzenberg
Artikel door: Lucas van der Deijl

Pesterig engagement van een briljant verteller

Het titelverhaal van En dan komen de foto’s, de laatste verhalenbundel van A.H.J. Dautzenberg, is meteen ook het kortste. ‘“Zo te zien een toffe vakantie.’ / ‘Elke dag 30 C!’ / ‘En het eten?’ ‘Héérlijk.’” Het is een flard van een gesprek dat iedereen wel eens gevoerd heeft bij het zien van een reeks inwisselbare vakantiefoto’s. Herkenbaar dus, maar dat geldt niet voor de rest van de bundel. Want in tegenstelling tot wat de ironische titel doet vermoeden toont En dan komen de foto’s veertig scènes en literaire beelden die je nooit eerder zag, en die je misschien liever niet had gezien.

De verhalen zijn wisselend. Vermoeiend zijn de enkele drammerige provocaties, te makkelijk de scènes die overschreeuwd worden door sadisme en genitaliënnijd. In deze specifieke verhalen schrijft Dautzenberg zoals GeenStijl journalistiek bedrijft: hard, onverbiddelijk en voorspelbaar. Literatuur is al lang niet meer het medium voor controverse, en waar Dautzenberg weer eens een poging doet, levert hij half werk. Hij besluit het verder zeer sterke ‘Porno als dialectisch proces’ met een vijftal scriptaanwijzingen voor pornofilms, waarin de pornoscène steeds ingeleid wordt door journaalbeelden. Interessant idee.

Maar dan, na het omslaan van de bladzijde voor het laatste script: ‘Verslaggever staat voor gerechtsgebouw. Rechtbanktekening van Robert M. Huilende ouders. (…)’, na een cut zien we: ‘Ukkepukken in een klaslokaal. Schoolmeester. Stagiair…’, maar de verteller breekt af: ‘Nee, laat ik dit maar niet doen…’ Hij censureert zichzelf. Blijkbaar stuiten we hier op de grenzen van wat betamelijk is in literatuur volgens Dautzenberg, die zich eerder inzette voor de vrijheid van vereniging en meningsuiting in de discussie over pedofielenvereniging Martijn. Maar in dit verhaal biedt hij slechts een pesterige vorm van engagement, en, zo denk ik steeds, wat levert dat op?

Mededogen en nuance

En toch zijn andere verhalen zo briljant dat ze de teleurstellende minderheid compenseren. Het zijn de verhalen waarin de provocatieve thema’s dankzij meer mededogen en nuance groeien tot kleine brokjes intens pijnlijk proza. Geestig is het tweede verhaal ‘Lotusbloemen’, over een man met een diepgewortelde haat tegen zijn vrouw. Het verhaal kon eigenlijk niet meer stuk na een beginzin als: ‘Ik kweek een melanoom op de rug van mijn vrouw.’

Hereditas Nexus

Een ander hoogtepunt is ‘Oogjes dicht en snaveltjes toe’, waarin de ik-verteller zijn vaders helft van het ouderlijk bed inneemt na diens overlijden. Na enkele nachten zoekt hij zijn moeder als vanzelf op. In de vertederende beschrijving van dat proces toont Dautzenberg zich een meesterlijk verteller. De liefde tussen moeder en zoon is een blind verbond: ‘’s Nachts ben ik mijn vader, overdag zijn zoon.’

Mooi geschreven is ook het indringende verhaal ‘Feestje’, over een verlegen pubermeisje dat uitgenodigd wordt voor een feestje van een klasgenoot, alleen om op de jassen te passen in een kamertje naast de dansende en drinkende pubers. In luttele pagina’s creëert Dautzenberg personages die met gemak een volledige roman hadden overleefd.

Vakantiefoto’s

De auteur gaat bovendien op verrassende manier de strijd aan met de (verhaal)werkelijkheid. Een van de motto’s rept al over de afschaffing van de realiteit, maar hoe? Dautzenberg opent zijn lezer de ogen voor de fictie die de realiteit soms is, door de werkelijkheid steeds opnieuw te laten infiltreren in de fictie die hij ons voorlegt. Zo is het verhaal ‘ZKV’ een citaat uit de grondwet: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld (…)’. Dit rechtsbeginsel wordt gereduceerd tot fictie, tot een ‘Zeer Kort Verhaal’ in En dan komen de foto’s, en misschien is het ook daarbuiten niet meer dan dat. Het principe van gelijkheid bestaat alleen op papier, in de verhalen van het wetboek.

Een laatste voorbeeld: in ‘Een vrouw alleen’ grijpt de ik-verteller in als zijn personage te gewelddadig wordt. Hij geeft haar een kopstoot. Dan overmeestert een verontwaardigde man in de verhaalwerkelijkheid op zijn beurt de verteller. Die laatste probeert zich nog te verdedigen: ‘Ze is een personage, en daar mag ik mee doen wat ik wil. Ik ben haar schepper’, maar de politie voert hem af. ‘Fictie wint het altijd van de werkelijkheid’, besluit de ‘ik’ in zijn cel, waarop hij begint aan een ontsnappingsverhaal.

Ondanks de enkele platte provocaties is deze bundel een sterke, geestige en verrassende verzameling ‘vakantiefoto’s’ geworden. De auteur lijkt daarin weinig oog te hebben voor de lezer. Dat is zijn goed recht en het levert vaak mooie, confronterende literatuur op. Het enige risico is dat de lezer soms reageert als de onverschillige foto-kijker uit het titelverhaal: ‘Zo te zien een goede bundel. En de provocaties? Voorspelbaar.’


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Geestman

Ik bestaat uit twee letters

En dan komen de foto's