"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een kleine geschiedenis van het wonder

Zondag, 20 december, 2020

Geschreven door: Stephan de Jong
Artikel door: Marijke Laurense

Waarom de wonderen de wereld maar niet uit willen

De auteur

[Recensie] Stephan de Jong (1957) is protestants predikant in Zuid-Friesland en schreef eerder overpeinzingen als U doet niets, want U bent God en Lof der eenzaamheid. Daarnaast is hij beeldend kunstenaar en vertelt hij graag verhalen, niet alleen vanaf de kansel, maar ook op scholen, kunstmarkten en festivals.

De theorie

En nu dan twee boeken tegelijk over wonderen. Bij uitgeverij Skandalon zette De Jong op een rijtje hoe sinds de oudheid filosofen en theologen zoal tegen wonderen hebben aangekeken. Wanneer is iets een wonder? En is het dan een kwestie van toeval, oplichterij of heeft het een ondoorgrondelijke, goddelijke oorzaak? Waar zijn wonderen goed voor? En waarom willen ze de wereld maar niet uit?

Boekenkrant

De Jong bemoeit zich niet met de historische waarheid van al die wonderbaarlijke verhalen over onverklaarbare genezingen, plotse bekeringen, opwekkingen uit de dood, wandelingen over water, sprekende dieren, Mariaverschijningen en vuurvaste martelaren.

Wel vertelt hij smakelijk over hoe bijvoorbeeld Augustinus en Thomas van Aquino verklaarden waarom God zich niet altijd aan de ons bekende natuurwetten houdt, over wat Verlichters als Spinoza, David Hume en David Friedrich Strauss ervan dachten en wat dat vervolgens betekende voor de verhouding tussen wetenschap en geloof.

Ook eigentijdsere verschijnselen als Jomanda en de pinksterbeweging komen langs, evenals de visie van Taede Smedes, Angela Roothaan en Ifeanyi Menkiti op een en ander. De Jongs eigen slotsom: wonderen vormen niet de kern van het geloof, maar ze houden ons wakker voor het onverwachte.

De verhalen

Tot zover de theorie; in ‘De lezende analfabeet’ vertelt De Jong in hedendaags Nederlands zeventig oude en minder oude christelijke wonderverhalen na, van oudsher bedoeld ter lering én vermaak. Bijvoorbeeld over hoe alle woestijndieren meehielpen om Jozef, Maria en het kindje Jezus op hun vlucht naar Egypte te beschermen tegen de soldaten van Herodes. Of over waarom (mijn favoriet) het roodborstje toch een rood borstje heeft.

Maar het is niet allemaal suikerzoet sprookjesgoed, geschikt voor ook de allerkleinsten op de zondagsschool. Neem bijvoorbeeld de verhalen over hoe sommige martelaren aan hun eind kwamen en niet net op tijd door een engel werden gered, althans niet voor hun aardse bestaan.

De Jong vertelt over wandluizen, woestijnvaders en -moeders en bezeten kamelen. Over de reis van Brandaan, over hoe Nederland de duinen aan Willibrord te danken heeft en hoe rond 1700 twee engelen de protestantse dominee van Middelburg het leven hebben gered. Over wat bidden kan doen voor al opgegeven kankerpatiënten. Of, de uitsmijter, over het wonder dat er nog steeds mensen naar het Woord proberen te leven.

Wonderlijkste zin

Voor wie hem snapt: “Het wonder is een voortdurend ons ontsnappende onmogelijkheid” (slotzin van Een kleine geschiedenis).

Redenen om deze boeken niet te lezen

Tot en met Carel ter Linden is Een kleine geschiedenis puur genieten voor wie – ik beken – overwegend rationeel in het leven en het geloof staat. Ja, dus ook van Augustinus’ idee dat wonderen al sinds de schepping als ‘zaden’ liggen te sluimeren tot we ze bijvoorbeeld door gebed tot leven wekken: geweldige vondst! Vanaf Richard Swinburne (1934) kon ik de redeneringen helaas niet meer volgen.

Redenen om deze boeken wel te lezen

De Jong maakt duidelijk waarom de mensheid ongeneeslijk dol is op ongelooflijke voorvallen. Ook weet hij hoe je verhalen vertelt: u moet welhaast Batavus Droogstoppel heten om niet te vallen voor de charme daarvan. En of ze allemaal waargebeurd zijn? Hallo! Sinds wanneer is dat belangrijk bij een echt sterk verhaal? 

Eerder gepubliceerd in dagblad Trouw en op Marijke Laurense

Boeken van deze Auteur: