"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

En we noemen hem

Vrijdag, 11 mei, 2018

Geschreven door: Marjolijn van Heemstra
Artikel door: Tea van Lierop

Zoektocht met een filosofisch tintje

[Recensie] Een jonge zwangere vrouw heeft de belofte gedaan haar kind te vernoemen naar een overleden ‘held’ uit de familie. Het ‘heldenverhaal’ spreekt tot de verbeelding, maar voordat er vernoemd wordt moet eerst het onderste uit de kan gehaald worden om te kijken of het verhaal wel klopt. Dit is waar het boek over gaat. De zoektocht naar de waarheid loopt parallel aan de zwangerschap en deze twee verhaallijnen kunnen elkaar versterken of afstoten.

Bommenneef

Er zit een verhaal achter het vernoemen. De proloog bestaat uit één lange zin, die verklaart waarom de zoektocht gemaakt moet worden. Zoals zo vaak speelt toeval een rol. De verre oom, Frans Julius Johan, bijgenaamd de ‘Bommenneef’ is zo’n beetje een levende legende geworden omdat hij na de oorlog een dodelijke aanslag pleegde op een niet-veroordeelde NSB’er. Voor hij stierf had hij nog een laatste wens, zijn ring moest doorgegeven worden aan een naamgenoot. Zelf was hij kinderloos, via haar oma kwam de ring bij de ik-figuur terecht toen ze achttien jaar werd.

Het verhaal klakkeloos aannemen zou te ver gaan, tenslotte wil je je kind vernoemen naar iemand die de geuzentitel ook echt verdient. In een originele vorm, na de proloog begint het hoofdstuk met de titel Nog 27 weken, wordt er afgeteld tot ‘de dag’, leven we mee met de zoektocht naar het ware verhaal, de relatie tussen de ik-figuur en D en de zwangerschap. 

De beelden van die tijdens de echo van het kind gemaakt werden roepen bommenneef op: “Ik kijk weer naar de foto’s en even lijkt bommenneef daar in het donker te drijven. Half opgeslokt door de geschiedenis, verlangend naar licht en leven. Ik heb geen zin om D over Antarctica te vertellen. Ik wil deze dag niet verpesten met mijn angst voor het onbekende. D start de auto en rijdt ons weg van de parkeerplaats.”

Wanneer je goed naar de schitterende cover kijkt, valt op dat er behalve de sterrenhemel ook drie verschijningsvormen van een zwevend, drijvend figuurtje afgebeeld staan. De sterrenhemel heeft nog een prachtige betekenis in meerdere opzichten. Daarover straks meer. 

Botsende belangen

Wat nu wanneer de geuzennaam helemaal niet klopt? Het zou kunnen dat het verhaal, dat zolang in de familie rondgegaan is en een eigen leven is gaan leiden, een verdraaide versie van de werkelijkheid is? Dit onder ogen te moeten zien is een van de risico’s waar de ik-figuur tegenaan loopt. Aan de ene kant een heldenverhaal en naam doorgeven aan je kind en aan de andere kant het gevaar dat de held helemaal niet heldhaftig was!  Het zoeken gaat allesbehalve vlot. De lezer leeft mee met dit dilemma en het wordt van tijd tot tijd redelijk spannend, vooral wanneer de gemoederen door frustratie hoog oplopen.

Tenslotte is de zwangere ik af en toe behoorlijk van slag door hormonale schommelingen en later ook nog door een complicatie. Ze weet niet altijd juist te laveren tussen wat wenselijk is en wat neigt naar onverantwoord gedrag.

Planetarium

In het hoofdstuk van haar 26ste week wordt de rol die het Planetarium in Franeker gaat spelen mooi ingeleid. Het is de week waarin ze het moeilijk heeft, veel droomt, korte nachten heeft, benauwd is en sterretjes ziet. Daarin wordt ook hun relatie beschreven, ze draaien met ruime banen om elkaar heen. Dit stemt tot nadenken, ook de quote van Immanuel Kant: “Hoe meer en vaker ik erover nadenk, met des te meer bewondering en eerbied vervullen twee dingen mijn gemoed: de sterrenhemel boven mij en de zedelijke wet binnen in mij. Ze zijn voor mij het bewijs dat er een God boven mij is en een God binnen in mij.” Dit citaat staat op Kants grafsteen.

Mooi dat hier de link gelegd wordt tussen Kant en Eisinga, beiden hebben het besef en het vermogen orde te scheppen in de chaos. De ik-figuur wordt hierdoor geïnspireerd, heel voorstelbaar. In het kamertje van Eisinga word je heel rustig, het tikken van de klok geeft een ritme aan en je voelt je nietig worden bij zo’n genie die zoveel jaar, 7 (Bijbels getal dat volledigheid aanduidt), werkt aan de voltooiing van zijn Planetarium. 

En we noemen hem, een queeste en een boek over schuld, relatie en eerlijk zijn, las ik met plezier. Het snufje filosofie sloot mooi aan bij de astronomie van Eise Eisinga en bleek een sleutel tot de oplossing van het vraagstuk. Verder waren er meerdere motieven te vinden in het boek zoals de muggenplaag die bijna tot wanhoop dreef.  De manier waarop de ik-figuur risico’s nam om die zoektocht maar te voltooien is niet zo geloofwaardig, tenslotte zet ze haar eigen gezondheid en die van de baby op het spel, en ook de relatie met haar partner kwam niet op de eerste plaats. Een beetje geobsedeerd door die vernoeming. Maar het is fictie, daarin is alles mogelijk.  

Over de auteur
Marjolijn barones van Heemstra (Amsterdam, 10 februari 1981) is een Nederlands schrijfster en theatermaakster (regisseur en actrice). Van Heemstra is een lid van de familie Van Heemstra en een dochter van kinderarts Diederik Jan Maurits baron van Heemstra en orthopedagoge drs. Geziena Elizabeth Hegener. Zij studeerde godsdienstwetenschappen. In 2009 kwam de eerste gedichtenbundel van Van Heemstra uit, Als Mozes had doorgevraagd, waarmee zij in 2012 de Jo Peters Poëzieprijs won. In 2011 schreef ze voor het NRC een reeks columns, Welkom/Niet welkom, waarvoor zij onuitgenodigd en onaangekondigd op feesten en feestjes kwam. Voor Trouw schrijft zij ’s zaterdags een column in de weekendbijlage Tijd. Op 15 mei 2011 was zij de gast in het televisieprogramma Het Vermoeden van de IKON. In september 2012 kwam haar eerste roman uit, De laatste Aedema. Zij is sinds 2005 verbonden aan het Theater Frascati te Amsterdam en sinds 2013 ook aan het gezelschap Ro Theater in Rotterdam. [Wikipedia]

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken