"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Energy Fables

Maandag, 3 augustus, 2020

Geschreven door: Jenny Rinkinen, Jacopo Torriti, Elizabeth Shove
Artikel door: Rijkert Knoppers

Fabeltjes rond het energievraagstuk

[Recensie] Hoeveel elektriciteitscentrales heeft een land nodig? Hoe drastisch moet het energieverbruik omlaag om aan de klimaatdoelstellingen te voldoen? Hoe verhogen we tegelijkertijd de energie-efficiency? Dit zijn belangrijke vragen die een overheid zich stelt ten aanzien van het energiebeleid, schrijven de samenstellers van Energy Fables.

Maar, zeggen ze vervolgens, wat in dit verband erg belangrijk is, is hoe de energievraag correct te definiëren is. Heeft de mens eigenlijk wel behoefte aan energie? Gaat het in wezen niet om bepaalde diensten, die dankzij de energietoevoer mogelijk zijn? En die diensten bepalen vervolgens natuurlijk het energieverbruik. Zo maakt het ongetwijfeld verschil, of iemand een bepaalde afstand aflegt per fiets, auto of openbaar vervoer. Ook al gaat het om hetzelfde ritje, de zogenaamde ‘vraag’ naar energie in verband met het transport is dus geen vaststaand gegeven. Dat klinkt als een open deur, maar de schrijvers geven ook andere interessante voorbeelden. Zo lukte het de Japanse regering om het energieverbruik van de airconditioning in overheidsgebouwen te verlagen door de kledingvoorschriften van ambtenaren te versoepelen. Opeens mocht het personeel vanwege het Cool Biz beleid overhemden met korte mouwen dragen en ze kregen toestemming om hun stropdas thuis te laten. Een energiebesparende maatregel!

Elektrische verlichting geeft welvaart, schrijft Gordon Walker, hoogleraar van de Lancaster Environment Centre. Zo kan de bevolking van rurale gebieden in Afrika daardoor in de avonduren studeren of werken, waardoor de levensstandaard verbetert. Straatverlichting en verkeerslichten zorgen overal in de wereld voor een grotere veiligheid. Wat is dus eigenlijk het probleem, vraagt Walker zich retorisch af. Het gaat het hem vooral om overmatig gebruik van verlichting, zoals de praktijk dat gebouwen overdag kunstmatig verlicht zijn, terwijl met enkele ingrepen het toegetreden daglicht meer dan voldoende zou zijn. Op dit punt blijft zijn betoog wat hangen, wat meer praktijkvoorbeelden zouden beter illustreren wat de te behalen energiewinst op dit terrein zou kunnen zijn.

Verrassender is de analyse rond smart homes, die dankzij intelligente elektronica pretenderen het huishoudelijke energieverbruik omlaag te kunnen schroeven. Een fabeltje, zo blijkt uit dit hoofdstuk, in de praktijk gebruiken dit soort elektronisch gestuurde woningen vaak juist meer energie dan gangbare woningen. Bijvoorbeeld doordat sensoren soms verkeerd inschatten dat iemand slechts heel even thuis is geweest, terwijl de in werking gestelde verwarming vervolgens urenlang blijft loeien. Dit ondanks dat de bewoner het huis allang weer heeft verlaten. Een ander punt, dat vaak buiten schot blijft, is dat ook de toegepaste smart-homesensoren en thermostaten elektriciteit verbruiken. Hoewel er voordelen van de slimme aanpak denkbaar zijn, is het zaak om ook in dit geval een goede analyse van de energievraag te maken. En dat is iets dat volgens dit bescheiden, maar goed gedocumenteerde boekje veel te weinig gebeurt.

Boekenkrant

Eerder verschenen op TW.nl