"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Eva

Vrijdag, 27 oktober, 2017

Geschreven door: Jessica Daniëls
Artikel door: Onbekend

Wanneer de wereld zich niet aan de regels houdt

[Voorpublicatie] Meestal worden romans over autisme vanuit een mannelijke perspectief geschreven. In Eva, wanneer de wereld zich niet aan de regels houdt koos de Vlaamse auteur Jessica Daniëls voor het vrouwelijke perspectief. “Eva is niet zoals een ander. Op haar eenentwintigste heeft ze eindelijk een manier gevonden om te leven met haar ‘label’. Of tenminste, dat dacht ze.Wanneer haar steunpilaren Ben en Sara dreigen weg te vallen, verliest ze haar grip op de werkelijkheid en komt ze terecht in een wonderlijk universum. Geholpen door bizarre en tegelijk vertrouwde figuren onderneemt ze een zoektocht die haar doet inzien dat onderdrukte gevoelens niet zomaar verdwijnen. Kan Eva uiteindelijk terugkeren naar de realiteit – en zit die nog wel op haar te wachten?” [Van de flaptekst] Eva is het debuut van Daniëls.

De Leesclub van Alles publiceert het eerste hoofdstuk uit Eva.

Waarom houdt niemand zich aan de regels

Ik ben 37 minuten wakker en ik weet al dat het een rotdag is. Dat weet ik zeker omdat ik maar 5 uur en 12 minuten heb geslapen en ik heb 6 uur en 30 minuten nodig om me normaal te voelen, wat nog geen garantie is dat de buitenwereld mij ook normaal vindt.
Dat ik te weinig geslapen heb, is de schuld van Ben, net als het feit dat ik geen koffie drink. Als het maandag, dinsdag, woensdag of vrijdag was, zou ik nu op het Werk zijn en al 2 koppen koffie gedronken hebben. Maar vandaag is het zaterdag.
En bij zaterdag hoort Ben.
Ik telefoneer Ben altijd precies om 10:26 en dan drinken we koffie. Dat Ben ook koffie drinkt terwijl we telefoneren, is belangrijk voor mij. Dan maken we onze planning voor het weekend, want het weekend is van ons. Maar nu kan ik Ben niet telefoneren.
Geen Ben. Geen koffie. Geen plan.
En dus kan ik ook geen witte broodjes van het merk Alva in de oven steken om samen met Sara te ontbijten.

Heaven

Sara.
Ik kan Sara niet eens wakker maken. Haar deur zal voor altijd dicht blijven. De witgelakte deur met de roze geschilderde 8 schelpjes die samen Sara’s Love Nest spellen, maar die mijn brein leest als Sara is Lui Nest sinds 7 van de schelpjes op de salontafel liggen te wachten op nieuwe lijm, wat in feite bevestigt dat lui nest van toepassing is op Sara – bovendien heeft wat zij in haar bed uitspookt weinig met liefde te maken, maar dat doet nu niet ter zake. Waar het om gaat is dat ik Sara niet wakker kan maken. Nee. Want dat doe ik pas als de broodjes warm zijn en hun korst bronskleurig. Ik zal tot het einde der tijden geen koffie drinken en Sara zal nooit meer wakker worden. En dat is allemaal zijn schuld. De schuld van Ben. Hij had beter moeten weten. Maar Ben weet niets meer. Want Ben is weg.
Ben is weg.

Ik kan meteen 6 dingen bedenken die vreselijk zijn maar minder vreselijk dan dit.

1. Een geamputeerd been.
Dan zou het onder andere zeer lastig zijn om De dame die zich doelbewust een weg baant door de straten van de stad te spelen. En ook om langdurig te douchen.

2.Een geamputeerde boom.
In het bijzonder de eik voor het raam. Dat zou zeer vervelend zijn omdat ik graag naar de eik kijk als ik in de coconstoel zit.

3. Oorlog
Ik hoor vaak dat oorlog vreselijk is, maar zeker weet ik dat pas als ik het zelf meemaak. Zolang Sara en Ben bij me zijn, is oorlog zeker minder vreselijk dan dit. Verder is niemand relevant sinds oma dood is.

4. De broodjes van het merk Alva zijn op.
Dan kan ik Sara ook niet wekken. Maar in de voorraadkamer staan nog 3 kartons broodjes. Als je de vervaldatum per 2 cijfers bij elkaar optelt, is de som 36, mijn lievelingsgetal.
Ik eet alleen verpakte voedingswaren met het getal 36 erop.
Die zijn zeldzaam dus sla ik bij iedere gelegenheid een grote voorraad in. Van Sara mag ik dat niet meer doen sinds ik de voorraadkamer heb uitgebreid tot de schoenenkast en de schoenen hun plek hebben boven op de schouw, wat misschien een vreemde plek lijkt voor schoenen maar het eigenlijk niet is aangezien ik schoenen zeer decoratief vind, mits ze schoon zijn natuurlijk – en wat zet je anders op een schouw. Zonder broodjes zitten is dus geen relevant voorbeeld van vreselijkheid, vanwege de onwaarschijnlijkheid.
Anderzijds.
Wat is onwaarschijnlijker: zonder broodjes zitten of zonder Ben? Tot gisteren dacht ik dat het tweede zelfs onmogelijk was. Maar ik mag niet afdwalen. Dus:

4bis. De kaas is op.
Veel waarschijnlijker aangezien ik alleen kaas per 2 pakjes van 180 gram koop in de buurtwinkel en Sara soms graag een broodje met kaas eet als ze van De Walvis komt. Ik zou ongetwijfeld erg boos zijn en ik zou Sara wijzen op Huisregel nummer 8. En daarna zou ik aardbeienjam eten.

5. Suikerspinnen.
Sowieso vreselijk want niet wat ik ervan verwacht.

6. Ben is dood.
Als iemand mij zou vragen of ik Ben liever dood dan weg wens, dan is het antwoord ja. Die persoon zou dan kunnen zeggen dat het op hetzelfde neerkomt, maar voor mij is er een wezenlijk verschil. Dood is de natuur en de natuurwetten zitten in mijn Innerlijk Basisarchief. Met de dood kan ik nog leven; het is aanvaardbaar, al is het natuurlijk heel erg vreselijk.

Ik loop van de keukentafel naar het aanrecht. Ik neem de koffiepot.
Ik kijk erin. Ik zet hem terug.
Geen koffie.
Ik open de keukenkast en tel 6 kopjes en 6 schoteltjes. Ik tel 6 messen en 6 vorken en 6 lepels en 6 vorkjes en 6 lepeltjes en 6 aardappelmesjes in de la. Ik ga naar de woonkamer en trek de gordijnen dicht en tel de schoenen en de tijdschriften van Sara en de bladeren van de ficus en de patronen op de gordijnen, maar ik word er niet rustig van. De getallen blijven niet op hun plaats zitten. Telkens wanneer ik er 1 zijn plek geef, doen de anderen haasje-over. Als zelfs de getallen overstuur zijn, wat moet ik dan? Ik wil geen angstaanval krijgen.

Angstaanval.
Ik moet het stil houden, misschien blijf ik dan heel.
Ik loop op mijn tenen naar de coconstoel. Centimeter per centimeter, zodat het riet niet kraakt, kruip ik erin. Ik trek mijn knieën op en het fleecedekentje strak eromheen.
Veilig. Bijna.
Ik tel en tel en tel alle dingen die veel leuker zijn dan dit, zoals gelatinepudding en kaarsvet, precies wat ik ervan verwacht.
Katoenen T-shirts met glanzende prints, ronde blinkende knopen, Milky Ways, geschenkpapier dat niet scheurt, groene paperclips, woorden die eindigen op de letters k en r, verkeersborden en melodica’s.
In mijn hoofd trek ik 6 verticale lijnen en 1 horizontale.
Boven de kolommen schrijf ik:

Eetbaar Tastbaar Zichtbaar Hoorbaar Ruikbaar

Ik kleef elk woord in de passende kolom, met extra sterke secondelijm, en tel verder. Bij elk vijfde woord bijt ik op een knokkel van mijn rechterhand. Ik moet net zo hard bijten dat het een beetje pijn doet.
Dikke regendruppels die van het raam glijden.
Digitale horloges, vooral als de som van de cijfers 36 is, C- en
D-akkoorden op gitaar, hoeden…
Ik twijfel of hoeden onder tastbaar of zichtbaar vallen.
Twijfels.
Twijfels zijn riskant. Van twijfelen bouwt de druk van binnen op. Ik zet ze in beide kolommen en tel verder.
Gepelde en ontpitte druiven. Knokkel middelvinger.
Bloemen. Zeer goed. Heel veel bloemen. Lelies, asters, narcissen, rozen, gerbera’s (knokkel ringvinger) en gladiolen.
Onder zichtbaar en ruikbaar.
De druk neemt af, maar ik durf nog niet op te houden.
Gelukkig zijn er heel wat dingen beter dan dit, zowat alles, dus misschien houd ik het vol tot de tijden eindigen.
Anagrammen, rekenkundige rijen, Pritt en perforators met een liniaaltje.
Knokkel pink.
Iets verstoort de stilte. Een gerinkel en dan… 1… 2 klikklaks.
Het komt niet van mij of van de stoel, want wij zijn doodstil. Ik knijp mijn ogen en oren stijf dicht, tevergeefs; er klinkt nu ook een piep van 1… 2… 3 seconden lang. Mijn linkeroog springt open en ziet de voordeur opengaan. Mijn rechteroog springt bij en samen zien ze vuile voeten in vuile teenslippers, knokige knieën onder een minirok met lovertjes. Ik ken dit beeld maar het klopt niet. Sara hoort daar te zijn, achter de witgelakte deur die nog altijd even dicht is. Toch komt ze nu via de voordeur naar binnen.

Op de digitale wandklok boven de schoenenschouw is het 11:05. Een mooie tijd.
De gedaante van Sara komt dichterbij en haar mond beweegt, maar ik hoor niets. Ik word opnieuw erg bang. Dat ik de dagen door elkaar heb gehaald, dat het geen zaterdag maar 12 maandag is, dat ik me 48 uur heb verslapen, dat ik op het Werk had moeten zijn.
Haar mond beweegt nog altijd. Ik schud hard met mijn hoofd. Ik wil zeggen dat alles overhoop is, om hulp roepen, maar het gaat niet. Dan besef ik dat ik de klank heb uitgezet.
Nu komt er een heleboel tekst uit Sara terwijl ze met haar armen bewegingen maakt die niet synchroon zijn met het geluid.
Ze vraagt of ik me wel goed voel, waarop het antwoord uiteraard nee is, maar ik krijg de tijd niet om dat te zeggen, want ze heeft het inmiddels over iets anders, over een Gita van de mindfullness die ze me wilde voorstellen. Ze zegt nog meer, veel meer, maar ik heb de klank alweer uitgezet, zoals altijd wanneer er te veel woorden tegelijk uit Sara vallen. Wat ik nu zeker weet, is dat dit de echte Sara is. Maar er is nog zoveel dat niet klopt. Ik vraag wat een Gita is en mijn stem klinkt robotachtig.

Hier zo, klinkt het van links en plots wappert er een hand te dicht bij mijn gezicht. Ik ken die hand niet. Ik deins achteruit en de coconstoel kreunt. De hand klapt dicht. Ik zie een ring met een paarse steen. Achter de hand is het wazig. Ik kan. Niet.
Scherpstellen. Sara komt tussen mij en de hand staan. Haar gezicht is zo dichtbij dat haar ogen en neus reusachtig lijken. Ik druk met mijn knokkels tegen mijn oogleden om het beeld uit te wissen en maak het diepe keelgeluid dat Ben kamelen noemt.
Ik voel Sara’s handen op mijn sleutelbeenderen. Dat doet ze alleen in Geval van Nood.
Een nieuw gevoel overspoelt mij. Het is boosheid. Waarom houdt niemand zich aan de regels?
Ik gil. Hard.