"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Exces

Dinsdag, 1 juni, 2021

Geschreven door: Persis Bekkering
Artikel door: Marnix Verplancke

Een utopische droom

De eerste zin

“Omhuld door een traag opstijgende wolk sigarettenrook speurt Schöne naar wijlen zijn vrouw.”

Recensie

Bankier Alfred Schöne is op bezoek in het atelier van kunstschilder De Zwart die niet kan zwijgen over het meisje dat hij aan het portretteren is, Nim, een onschuldig ding van achttien dat samenwoont met een veel oudere arts die hij ‘de Gnoom’ noemt en die haar klaarstoomt voor het ballet. Wanneer even later die Gnoom en zijn Nim arriveren herkent Schöne in haar het meisje dat hij een paar jaar eerder uit ‘het asiel’ haalde om te delen met zijn zoon Alfa, een beruchte choreograaf die – we zijn in het Amsterdam van 1988 – bekend staat voor de expliciete seksscènes die hij van zijn dansers eist. Maar Nim is minder onschuldig dan gedacht. Even later treft de Gnoom haar aan met De Zwarts erectie tussen de lippen, wat hem stante pede een hartstilstand oplevert.

Pf

Vervang Nim door Lulu en er gaat u misschien een licht op. Persis Bekkering baseerde haar tweede roman, Exces, op Frank Wedekinds toneelstuk Erdgeist, het eerste deel van zijn Lulu-cyclus, over een wonderlijke, ongrijpbare vrouw die de fantasie van de mannen om haar heen op hol brengt en hen finaal de dood injaagt. En zo ook Bekkerings Nim die je wellicht nog het best zou kunnen omschrijven als het centrum van een zwart gat, de totale leegte die alles opzuigt en vernietigt. Want dat is wat deze vrouw, die Bekkering ons toont op cruciale momenten in de recente wereldgeschiedenis, doet. Of ze nu in het New York van 2001 is of in het Londen van 2008, over de instortende torens of de bankencrisis kom je niets te weten. Nim trekt van de ene raveparty naar de andere illegale club en danst, danst, danst. Niets heeft nog betekenis of waarde in de wereld van Nim. Haar fin de siècle kent geen einde.

Af en toe legt Bekkering het er wat te dik op, zeker in het laatste hoofdstuk dat in corona-2020 speelt en waarin #MeToo en de cancelculture ter sprake komen, maar meestal is ze gewoon grandioos goed, zoals in het Londen-hoofdstuk, dat een lange monoloog is van een wc-madam – of is het een wc-meneer? – die een lijk gevonden heeft in een van de hokjes. Daar vloeit haar taal, zit het ritme perfect en besef je opeens wat De Zwart voor Nim gevoeld moet hebben.

Drie vragen aan Persis Bekkering

Exces begon als een hedendaagse hervertelling van Frank Wedekinds Lulu, schrijf je in je nawoord. Wat fascineert je zo aan dat toneelstuk?

Bekkering: “Sinds Wedekind dat stuk schreef, in 1894, zijn talloze mensen op zoek gegaan naar wie die enigmatische Lulu die zovelen de ondergang in drijft precies is? Wat maakt Lulu tot Lulu, vroeg ook ik me af. Wat me daarnaast aansprak is de episodische vorm van het stuk. Het bestaat uit vijf akten en in iedere akte gaat haar geliefde dood. Het lijkt alsof het steeds weer opnieuw begint. Het verhaal kent geen opbouw en er wordt niet naar een climax toegewerkt. Het leven is alleen maar een eindeloze herhaling van hetzelfde. Ik vond dat toepasselijk voor mijn verhaal over de wijze waarop wij vastzitten in een heden zonder toekomstverhaal. Het einde van de wereld ligt achter ons, zoals de Britse filosoof Timothy Morton zegt.”

Hoezo?

Bekkering: “We hebben geen utopische dromen meer. Het kapitalisme projecteert geen verwachtingen. Waar willen we naartoe, is een vraag die het volkomen vreemd is. De val van de Muur betekende het einde van ieder alternatief verhaal. Het gevoel dat we vooruit aan het gaan zijn, is verdwenen. We zien geen oplossingen meer, alleen maar problemen, zoals het klimaatprobleem bijvoorbeeld. De rave-beweging was de laatste opstoot van het utopische denken. Het was een beweging die openstond voor een nieuwe toekomstbeleving, maar op zich was ze ook inhoudsloos. Ze herhaalde alleen de vorm, de collectiviteit en het vieren van het zijn, maar er ging geen politieke agenda mee gepaard.”

Gelukkig dat we geen utopieën meer hebben, zouden sommigen opmerken. Hebben die ons in het verleden immers niet voldoende miserie opgeleverd?

Bekkering: “Natuurlijk, en ik pleit ook helemaal niet voor de invoering van een of andere totalitaire staatsvorm. Maar het is niet omdat de gerealiseerde utopieën uit het verleden mislukkingen waren dat het idee van een utopie op zich fout zou zijn. We hebben alleen de juiste utopie nog niet gevonden. Wanneer je het utopische denken loslaat, leg je je bij het verre van volmaakte bestaande neer. Je eindigt dan met wat filosoof Mark Fisher het kapitalistisch realisme noemt, het idee dat er geen alternatief is en dat we ons dit zelfs niet meer kunnen verbeelden. Het is de dood van de verbeelding, en daar pas ik voor.”

Eerder verschenen op Knack