"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Extinctie

Zondag, 19 mei, 2019

Geschreven door: René ten Bos
Artikel door: Arnold Heumakers

De aarde kan best zonder de mensheid

In Extinctie mengt voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos zich in de klimaatdiscussie. Hier staat hij sceptisch tegenover, niet omdat hij de urgentie ontkent, maar omdat onze kennis volgens hem hopeloos tekortschiet.

[Recensie] Hoe zou het leven op aarde eruit zien als de menselijke soort – door wat voor oorzaak dan ook – was verdwenen? Volgens voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos (1959) kunnen we ons van het uitsterven van de mens en de gevolgen daarvan geen voorstelling maken. Maar in 2007 verscheen The world without us (Boeken, 9.11.2007), waarin de Amerikaanse journalist Alan Weisman een aantal plekken op aarde beschrijft waar de mens al enkele decennia geen voet meer had gezet. Wat bleek? De natuur had alle menselijke producten overwoekerd en voor een deel ook vernietigd. Andere dieren en planten namen de vrijgekomen plaats in. Na ons verdwijnen gaat het leven op aarde dus gewoon door. Wat niet wil zeggen dat de menselijke presentie geen sporen na laat. Een van de sporen die Weisman noemt is de extinctie van dier- en plantsoorten. Het door toedoen van de mens uitgestorven leven keert niet automatisch terug nadat de mens op zijn beurt is uitgestorven.

Over het uitsterven van dieren en het mogelijke uitsterven van de mens gaat Ten Bos’ nieuwe boek Extinctie. Daarmee mengt hij zich, met een specifieke invalshoek, in de huidige klimaatdiscussie. Want zowel de verandering van het klimaat (de opwarming van de aarde) als het uitsterven van allerlei diersoorten (de vermindering van de biodiversiteit) zou te wijten zijn aan de mens. Alleen klimaatontkenners en -sceptici weigeren dat te geloven, zij gaan ervan uit dat het klimaat altijd verandert en dat de extinctie van soorten normaal is. Dat is allebei waar, maar (zo luidt het tegenargument) het gaat nu zo snel en zo massaal dat er sprake moet zijn van een abnormale situatie en een abnormale oorzaak, te weten de mens. Als er niet onmiddellijk maatregelen worden getroffen, zal het te laat zijn – als het dat nu al niet is, in elk geval voor de reeds uitgestorven soorten.

Opmerkelijke houding

Tegenover deze vaak dramatisch gepresenteerde urgentie neemt Ten Bos een opmerkelijke houding in. Hij pleit namelijk ook voor scepsis, niet omdat hij de urgentie ontkent, maar omdat onze kennis en begrip volgens hem hopeloos tekortschieten. Dat was ook al zijn stelling in Dwalen in het antropoceen (2017). “Ik wantrouw ieder denken dat de gapende leegte in zichzelf niet durft te zien”, aldus Ten Bos. Een andere, nieuwe manier van denken is vereist. In Extinctie vindt hij het een goede zaak als we ons verstand zouden kwijtraken. Denken is bij hem per definitie dwalen en zelfs verdwalen. Verwacht daarom geen helder, consistent betoog. Omweg en uitweiding bepalen de route, meestal aan de hand van andermans ideeën, zoals die van de Franse filosoof Michel Serres, eveneens een liefhebber van het dwalende denken.

Een belangrijke gedachte in Extinctie lijkt te zijn dat wij mensen ons amper om het uitsterven van al die diersoorten bekommeren. We merken het vaak niet eens en daardoor raakt het ons niet. De belangrijkste argumenten om ons er wél door te laten raken (het nut van deze dieren, de inherente waarde van hun bestaan) zijn volgens Ten Bos ontoereikend, terwijl de ‘bureaucratische’ lijstjes die we ervan aanleggen voornamelijk de illusie voeden dat we althans nog enige grip op de zaak hebben. In werkelijkheid is daarvan geen sprake, meent Ten Bos. Vandaar ook zijn scepsis ten aanzien van een technische oplossing (‘klimaatengineering’) van alle problemen.

De technische aanpak zet eenvoudig het denken voort, waaraan we die problemen te danken hebben. Maar om anders te gaan denken moeten we wel eerst tot in onze ziel geraakt worden. In het tweede deel van zijn boek doet Ten Bos een dappere poging daartoe door het mogelijke uitsterven van onszelf als soort ter sprake te brengen, mede aan de hand van enkele doorgewinterde pessimisten, onder wie de Amerikaanse filosoof Eugene Thacker. Nu we zelf het slachtoffer zijn, kan de extinctie ons toch niet onverschillig laten. Maar kunnen we wel geraakt worden door iets waarvan we ons geen voorstelling kunnen maken? Ten Bos gaat al dwalend aan de slag, zij het niet altijd met even sterke argumenten.

Zo bespreekt hij de ‘allesbeslissende’ vraag of er wel een rechtvaardiging bestaat voor het leven van de mens op aarde. De mens zou, dixit Serres, een ‘parasiet’ zijn die zich toeëigent wat niet van hem is. En dat mag niet, vindt Ten Bos. Maar, denk ik dan, is eten niet ook een vorm van toeëigening? Hoe is leven mogelijk zonder toeëigening? En heeft leven überhaupt een rechtvaardiging nodig? Via de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben komt Ten Bos op de notie van ‘intimiteit’, een relatie die we hebben met dingen die we ons niet kunnen toeëigenen, zoals het lichaam, de taal of het landschap. Maar als ik vervolgens lees dat je je niet zou kunnen thuis voelen in een ‘verkaveld’ landschap, rijst onmiddellijk de vraag hoe het dan zit met al die steden waarin de helft van de mensheid zich thuis voelt. Al even willekeurig lijkt me de conclusie dat extinctie het gevolg is van een ‘noodlottig intimiteitsverlies’ en dat zij ons daarom – vanwege de connectie met ‘onze intiemste zones’ – moet kunnen raken. Zou het echt?

Dan zijn de pessimisten die Ten Bos opvoert overtuigender. Zij walgen hartstochtelijk van de mens en zouden als ‘anti-natalisten’ liefst zo snel mogelijk een eind maken aan zijn bestaan. Dat pessimisme is veel ouder dan de huidige eco-crisis, maar het heeft er onmiskenbaar een nieuwe impuls door ontvangen. Terecht, want hoe je het ook wendt of keert: als de mens verdwijnt, is ook de crisis voorbij, aangezien het de aarde niet uitmaakt door wie of wat haar oppervlak wordt bevolkt. Hoewel Ten Bos zegt de optimisten ‘moe’ te zijn, gaat zo’n drastische oplossing hem veel te ver. Het lukt hem zelfs niet de pessimisten helemaal serieus te nemen, hij moet naar eigen zeggen ook een beetje om hen lachen. Waarom? Omdat, in tegenspraak met hun sombere visie, de mens altijd wil leven. Ondanks alles.

Dat klopt, maar terwijl de optimist erop zal wijzen hoe glansrijk de mensheid daarin is geslaagd dankzij wetenschap, techniek en cultuur, zal de pessimist in dit inderdaad spectaculaire succes de overbevolking herkennen die alle eco-ellende veroorzaakt. Kom daar maar eens uit. Misschien moet Ten Bos, om te beginnen, het pessimisme toch nog iets serieuzer nemen.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad en op Arnold Heumakers