"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Fantoomgroei

Dinsdag, 14 juli, 2020

Geschreven door: Sander Heijne, Hendrik Noten
Artikel door: Cyril Lansink

Hoe de rijken rijker en de armen armer worden

[Recensie] In onzekere tijden staat één waarheid altijd ferm overeind: de economie moet groeien. Hoe meer hoe beter. Meer producten, meer diensten, meer werk, meer geld, meer investeringen, meer armslag voor de overheid enz. Alleen zo komen we verder met zijn allen. Als de economie groeit, gaat het goed met het land. Zie hier de visie van onze verder visieloze premier Rutte en vele politici met hem. Hoe dan ook geldt: wie mee wil doen om de macht moet minstens aantonen dat zijn plannen voor groei zorgen of er minstens mee samengaan. (O wee, als uit de doorrekeningen van het CPB blijkt dat het niet zo is.)

Maar waarom hangen we het succes van de economie op zo’n vanzelfsprekende manier op aan haar groei? Hoe komen we erbij groei op zich zo belangrijk te vinden? Hoe waardevol is die groei eigenlijk en voor wie? Kortom, wat houdt  die economische waarheid in, wat behelst het verhaal erachter, dat ons steeds opnieuw wordt verteld, en dat we eindeloos aan onszelf blijven vertellen, het verhaal waarin groei de maatstaf is van het (economisch) goede? 

In Fantoomgroei zoeken journalist Sander Heijne en bestuurskundige Hendrik Noten naar een antwoord op deze vragen en gaan ze in op de historische achtergronden en de implicaties zien van dat verhaal. Hun heldere conclusie: dit verhaal is eerst en vooral een ideologie, een politieke keuze; een verhaal dat met andere woorden niets noodzakelijks heeft, maar welbepaalde belangen dient en andere miskent. ‘There is no alternative’, was de boodschap van Margaret Thatcher, toen ze haar versie van het economische verhaal vertelde. We moeten hervormen en bezuinigen, zo klonk het decennia lang als een echo van haar woorden. Het is de bekende truc van de macht: stel iets voor als onontkoombaar, als een non-keus en men zal het eerder accepteren.

Gedreven laten Heijne en Noten zien dat we onszelf zo al decennia lang voor de gek hebben laten houden. Het economische verhaal, zoals het sinds de jaren tachtig rondgaat, is niet het enig mogelijke. Sterker: we moeten er vanaf, liever vandaag dan morgen. En wel omdat de groei die het ons belooft op minstens twee manieren volstrekt niet reëel is. Die groei is niet meer dan een fantoom.

Boekenkrant

Allereerst: vanaf de tijd dat het neoliberale denken onder aanvoering van economen als Hayek – Rutte’s favoriete filosoof – en Friedman steeds meer terrein won in de politiek, blijken de revenuen van die groei niet meer terecht te komen bij al die hardwerkende Nederlanders die die groei veroorzaken. Het beschikbare inkomen van Nederlandse huishoudens is de laatste vier decennia nauwelijks gestegen; de loonontwikkeling is sterk achtergebleven bij de winsten. De bedrijfsbelastingen zijn stap voor stap omlaag gegaan, terwijl de lasten op arbeid zijn gestegen. Niet gehinderd door economisch-technisch jargon weten de schrijvers de lezer mee te nemen in hun verbazing en verontwaardiging over de ongelijke verdeling van wat we met zijn allen verdienen.

De lusten en de lasten: waar grote bedrijven structureel in de watten werden gelegd, moesten burgers steeds weer de tering naar de nering zetten en zagen ze ondertussen de publieke sector verschralen. (Er is geen geld!) In de crisis van 2008 werd op pijnlijke wijze duidelijk hoe pervers de verhouding tussen het grote geld en de gewone kleine man en vrouw was geworden. De banken bleken in het geheel geen nutsinstellingen meer te zijn, maar louter door hebzucht gedreven bedrijven, wier ‘core business’ het was om geld te maken met geld. Toen dat faliekant misliep, moest de overheid en dus de belastingbetaler met tientallen miljarden bijspringen. ‘Too big to fail’ tenslotte.

In het neoliberale kapitalisme, zo maken Heijne en Noten duidelijk, gaat het steeds minder om het collectief van werkgevers, werknemers, overheid en burgers en steeds meer om een van het gemeenschappelijk belang losgeweekt winststreven. De baas van vroeger is een CEO geworden die zichzelf en de aandeelhouders zo veel en zo snel mogelijk beloond wil zien. En dat is aardig gelukt. Een topman verdient tegenwoordig in drie dagen net zoveel als een gemiddelde werknemer in een heel jaar, zo merken de auteurs fijntjes op.

Het kapitalisme heeft voor ongebreidelde rijkdom gezorgd maar die rijkdom is maar bij een hele kleine groep terechtgekomen. En het punt is dat deze situatie in de kamers van de politieke macht grotendeels willens en wetens in stand is gehouden. Ondertussen worden we gesommeerd om steeds langer en harder te werken, en ons te onderwerpen aan de nukken en grillen van een steeds flexibeler arbeidsmarkt. Die prachtige economische groei heeft geen boodschap aan verdelende rechtvaardigheid, aldus het verdict van de auteurs.

Hun tweede reden om het concept van de groei als een fantoom te ontmaskeren, is echter minstens zo belangrijk. Gaat het hen in het eerste deel van hun boek erom te laten zien dat de baten van het werk niet terechtkomen bij de mensen die het werk verrichten, in het tweede deel zetten ze vraagtekens bij die baten zelf. Hoe reëel zijn die baten eigenlijk, hoe betrouwbaar die groeicijfers die ons worden voorgespiegeld? De neoliberale ideologie heeft er immers een handje van om veel kosten niet mee te tellen, op de eerste plaats die van de milieuvernietiging; kosten die vaak pas later – als het dividend al lang is uitgekeerd – in volle omvang duidelijk worden. Korte termijn gaat in die ideologie altijd voor de lange termijn; de aandeelhouders van nu zijn altijd veel belangrijker dan de generaties na hen die de gevolgen van die vernietiging en die kosten moeten dragen. Neem je die ‘verborgen’ kosten mee dan doet de economie het helemaal niet zo ‘goed’ en is er voor de hoeders van de status quo weinig meer te pochen.

“In wat voor wereld wil jij je kinderen laten opgroeien?” zo beginnen Heijne en Noten dan ook het hoofdstuk waarin ze op zoek gaan naar een adequater verhaal over de economie, een verhaal waarin groei niet zomaar gelijkgesteld wordt aan vooruitgang en verbetering.

Of dit nieuwe verhaal dat een eerlijker verdeling van de lusten en lasten van onze economische activiteiten beoogt én dat een leefbare wereld voor plant, dier en mens garandeert zal aanslaan, blijft de vraag. De auteurs zijn optimistisch en geven alvast een aantal voorbeelden van (nu nog kleinschalige) experimenten waarin ondernemers, bestuurders, activisten en gemeenschappen samen tegen fantoomgroei ten strijde trekken, en die in plaats van private winst collectieve waarden centraal stellen. “Als we voldoende mensen kunnen overtuigen […] ligt een betere wereld binnen handbereik. We hoeven het alleen maar te willen,” aldus de slotwoorden van hun pakkende betoog.

We hoeven het alleen maar te willen… Ik zou hun optimisme graag overnemen. Maar vooralsnog zie ik dat ‘we’ nog niet meteen voor me. In plaats daarvan constateer ik wel veel verdeeldheid, polarisatie en linkse versplintering. Er zijn veel mensen die het anders willen. Anderzijds blijken ook de politieke partijen die zoveel mogelijk vast willen houden aan het oude verhaal van de economie nog steeds op veel electorale steun te kunnen rekenen. Om me te beperken tot ons Nederland: de kans is reëel dat we ook volgend jaar een premier hebben die nog niet zo lang geleden de suggestie gaf dat de afschaffing van de dividendbelasting voor multinationals zo belangrijk was dat hij er zijn politieke lot mee had willen verbinden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles